SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2015-2016 Zitting 2015-2016
________________
29 septembre 2016 29 september 2016
________________
Question écrite n° 6-1034 Schriftelijke vraag nr. 6-1034

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Médecins - Experts judiciaires - Confusion d'intérêts - Collusion avec des compagnies d'assurances - Règles déontologiques - Formation - Implication des Régions et Communautés Artsen - Gerechtsdeskundigen - Belangenvermenging - Collusie met verzekeringsmaatschappijen - Deontologisch regels - Opleiding - Betrokkenheid van de Gewesten en Gemeenschappen 
________________
compagnie d'assurances
expertise judiciaire
expertise médicale
conflit d'intérêt
déontologie professionnelle
médecin
verzekeringsmaatschappij
gerechtelijke expertise
medische expertise
belangenconflict
beroepsdeontologie
dokter
________ ________
29/9/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 3/11/2016)
7/3/2017Antwoord
29/9/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 3/11/2016)
7/3/2017Antwoord
________ ________
Question n° 6-1034 du 29 septembre 2016 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1034 d.d. 29 september 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De plus en plus de compétences liées au bien-être et à la santé sont devenues des compétences communautaires. Les maisons de justice sont également une compétence des entités fédérées. La formation des médecins est un compétence des Communautés. Les pouvoirs locaux, de compétence régionale, sont souvent, dans la pratique, des promoteurs et exploitants d'hôpitaux. Les hôpitaux universitaires relèvent partiellement des Communautés.

Les matières liées à la santé et à la justice, font clairement l'objet d'une répartition tranversale des compétences du niveau fédéral et des entités fédérées. Il va de soi que le fonctionnement même de la justice et le contrôle de son fonctionnement correct sont de la compétence de l'autorité fédérale. Mais en même temps, de nombreux experts judiciaires sont de facto des personnes qui, du fait de leur profession, relèvent de la compétence des Communautés. En outre, de plus en plus de départements de la justice sont de compétence communautaire/régionale, y compris quand il s'agit, par exemple, du maintien de la protection de la jeunesse, du droit sanctionnel de la jeunesse ou des patients psychiatriques.

Un grave problème se pose quant à l'impartialité des experts judiciaires.Un certain nombre de médecins qui interviennent également comme experts judiciaires travaillent à temps partiel pour des compagnies d'assurances. De ce fait, des intérêts opposés peuvent se manifester et on peut douter de la sincérité et de l'équité de l'avis des experts judiciaires médicaux. Des conséquences d'accidents ne sont pas toujours mentionnées parce que cela peut être préjudiciable aux compagnies d'assurances, etc. Parfois, le traitement des partients est adapté aux souhaits des assureurs, parfois des dossiers médicaux disparaissent aussi, etc.

1) Comment pouvons-nous éviter qu'une confusion d'intérêts n'apparaisse dans le chef des experts judiciaires?

2) Comment les Régions et Communautés peuvent-elles elles aussi veiller à ce qu'une telle collusion soit exclue?

3) Comment peut-on mettre davantage l'accent dans la formation des médecins sur les règles déontologiques et juridiques qui doivent combattre cette confusion d'intérêts?

4) Quel plan d'action le ministre prévoit-il pour s'attaquer à cette problématique en collaboration ou non avec les entités fédérées?

 

Steeds meer bevoegdheden rond welzijn en gezondheid zijn een bevoegdheid geworden van de Gemeenschappen. Ook de Justitiehuizen zijn een bevoegdheid van de deelstaten. De opleiding van artsen is een bevoegdheid van de Gemeenschappen. De lokale besturen, een bevoegdheid van de Gewesten, zijn vaak in de praktijk initiatiefnemers en uitbaters van ziekenhuizen. De universitaire ziekenhuizen vallen gedeeltelijk onder de Gemeenschappen.

Alles wat met gezondheid en justitie te maken heeft, zit duidelijk binnen een transversale bevoegdheidsverdeling van het federale niveau en de deelstaten. Uiteraard is de werking zelf van justitie en de controle op de correcte werking ervan een bevoegdheid van de federale overheid. Maar tegelijk zijn vele gerechtsdeskundigen de facto personen die via hun beroep onder de bevoegdheid van de Gemeenschappen vallen. Bovendien zijn meer en meer onderdelen van justitie een gewest / gemeenschapsaangelegenheid, ook wanneer het bijvoorbeeld gaat over de handhaving van de jeugdbescherming, jeugdsanctierecht of psychiatrische patiënten.

Een ernstig probleem is de ongebondenheid van de gerechtsdeskundigen. Nogal wat artsen, die ook optreden als gerechtsdeskundigen, werken deeltijds voor verzekeringsmaatschappijen. Hierdoor kunnen er tegengestelde belangen optreden en kan men twijfelen aan de oprechtheid en rechtvaardigheid van het oordeel van de medische gerechtsdeskundigen. Gevolgen van ongevallen worden niet altijd weergegeven, omdat dit nadelig kan zijn voor verzekeringsmaatschappijen, enz. Soms worden behandelingen van patiënten aangepast aan de wensen van verzekeraars, soms verdwijnen ook medische dossiers, enz.

1) Hoe kunnen we voorkomen dat er belangenvermenging ontstaat in hoofde van de gerechtsdeskundigen ?

2) Hoe kunnen de Gewesten en Gemeenschappen er mee op toezien dat deze collusie uitgesloten wordt ?

3) Hoe kan in de opleiding van artsen meer de nadruk gelegd worden op de deontologische regels en juridische regels die deze belangenvermenging moet tegengaan ?

4) In welk actieplan voorziet de minister om deze problematiek, al dan niet in samenwerking met de deelgebieden, aan te pakken ?

 
Réponse reçue le 7 mars 2017 : Antwoord ontvangen op 7 maart 2017 :

1) à 4) Pour éviter tout conflit d’intérêts dans le chef des experts judiciaires, la loi Pot-pourri IV a inséré un nouvel alinéa dans l'article 972, § 1er, du Code judiciaire :
« Nonobstant l’application de l’article 967 et l’alinéa précédent, l’expert communique en tous cas dans le même délai de huit jours les faits et les circonstances qui pourraient être de nature à mettre en cause son indépendance et impartialité.
L’alinéa précédent, à l’exception de la première phrase, s’applique par analogie. Si le juge le trouve indiqué, il désigne un autre expert. ».
En outre, la disposition suivante est reprise dans le code de déontologie qui est établi en exécution de la loi du 10 avril 2014 en vue de lutter contre les conflits d’intérêts : 
« Il est interdit à l'expert d'intervenir en tant que conseiller technique d'une des parties dans une expertise judiciaire. Il n'acceptera de missions extrajudiciaires que s'il s'agit d’une désignation unilatérale préalable à une expertise judiciaire, une médiation, un arbitrage ou une expertise contradictoire à l'amiable. Si l’expert a été consulté par une partie pour la désignation d’un expert judiciaire, il peut poursuivre cette mission en tant que conseiller. En matière pénale, un expert judiciaire peut par contre intervenir comme expert pour le ministère public.
»

  1. tot 4) Teneinde belangenvermenging in hoofde van gerechtsdeskundigen te vermijden, werd er in Potpourri IV een nieuw lid in artikel 972, §1 van het Gerechtelijk Wetboek ingevoegd:
    “Onverminderd de toepassing van artikel 967 en van het vorige lid, deelt de deskundige binnen dezelfde termijn van acht dagen in elk geval de feiten en omstandigheden mee op grond waarvan zou kunnen worden getwijfeld aan zijn onafhankelijkheid of onpartijdigheid.
    Het vorige lid, met uitzondering van de eerste zin, is van overeenkomstige toepassing. Indien de rechter het aangewezen acht, wijst hij een nieuwe deskundige aan.”
    Daarnaast is er in de deontologische code die wordt opgesteld in uitvoering van de Wet van 10 april 2014 volgende bepaling opgenomen met het oogmerk belangenvermenging tegen te gaan: 
    “Het is de deskundige verboden op te treden als technisch adviseur van een van de partijen in een gerechtelijk deskundigenonderzoek. Hij zal enkel buitengerechtelijke opdrachten aanvaarden indien het gaat om een eenzijdige aanstelling voorafgaand aan een gerechtelijk deskundigenonderzoek, bemiddeling, arbitrage of een tegensprekelijk deskundigenonderzoek in der minne. Indien de deskundige door een partij werd geconsulteerd voor de aanstelling van een gerechtsdeskundige mag hij deze opdracht als raadgever voortzetten. In strafzaken kan een gerechtsdeskundige wel optreden als deskundige voor het openbaar ministerie.”