SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2015-2016 Zitting 2015-2016
________________
1 septembre 2016 1 september 2016
________________
Question écrite n° 6-1022 Schriftelijke vraag nr. 6-1022

de Petra De Sutter (Ecolo-Groen)

van Petra De Sutter (Ecolo-Groen)

à la secrétaire d'État à la Lutte contre la pauvreté, à l'Égalité des chances, aux Personnes handicapées, et à la Politique scientifique, chargée des Grandes Villes, adjointe au Ministre des Finances

aan de staatssecretaris voor Armoedebestrijding, Gelijke Kansen, Personen met een beperking, en Wetenschapsbeleid, belast met Grote Steden, toegevoegd aan de Minister van Financiën
________________
Objectifs de développement durable - Égalité des genres - Indicateurs - Détermination d'objectifs chiffrés Duurzaamheidsontwikkelingsdoelstellingen - Gendergelijkheid - Indicatoren - Bepalen van cijferdoelen door België 
________________
intégration des questions d'égalité entre les hommes et les femmes
développement durable
égalité homme-femme
égalité de rémunération
statistique officielle
condition féminine
gendermainstreaming
duurzame ontwikkeling
gelijke behandeling van man en vrouw
gelijkheid van beloning
officiële statistiek
positie van de vrouw
________ ________
1/9/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 6/10/2016)
6/10/2016Antwoord
1/9/2016Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 6/10/2016)
6/10/2016Antwoord
________ ________
Question n° 6-1022 du 1 septembre 2016 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-1022 d.d. 1 september 2016 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En juin 2016, le Bureau fédéral du plan a publié un Working Paper (7-16) consacré aux «Progrès vers les objectifs de développement durable de l’ONU»,

Comme vous le savez, le bilan de l'Objectif n° 5 «Parvenir à l’égalité des sexes et autonomiser toutes les femmes et les filles» revêt une importance capitale à mes yeux, ainsi que pour l'ensemble du groupe Ecolo-Groen!

Il en ressort que la Belgique n'a déterminé aucun objectif chiffré pour différents indicateurs.

Indicateur 8: la Belgique n'a pas fixé d'objectif chiffré pour ce qui concerne le temps consacré au travail domestique. Elle considère simplement que la différence entre hommes et femmes en matière de temps moyen consacré au travail domestique au cours d’une semaine doit diminuer.

Indicateur 15: il en va de même pour ce qui concerne un travail décent et un salaire égal.

Indicateur 18: la Belgique n'a pas défini d'objectif chiffré pour le risque de pauvreté mais se réfère aux objectifs généraux, à savoir réduire de moitié au moins, d’ici à 2030, la proportion de personnes qui vivent dans la pauvreté.

Pour l'indicateur 9, la Belgique dispose bien d'un objectif chiffré implicite de 50 % de femmes parlementaires, dans les parlements belges comme au Parlement européen. En revanche, aucun objectif chiffré n'est défini pour la proportion de femmes dans les administrations locales ou les «conseils».

D'où les questions.

a) La Belgique s'assignera-t-elle encore des objectifs chiffrés afin d'améliorer l'égalité de genre en Belgique?

b) Si oui, quels objectifs chiffrés envisagez-vous pour:

a. L'indicateur 8: le temps consacré par les femmes et les hommes au travail domestique?

b. L'indicateur 15: un travail décent et un salaire égal?

c. L'indicateur 18: le risque de pauvreté chez les hommes et les femmes?

c) Quant à l'indicateur 9, définirez-vous également un objectif chiffré pour les administrations locales ou les «conseils»?

 

In juni 2016 publiceerde het Federaal Planbureau een working paper (7-16) over de vooruitgang naar de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN of SDG's.

Zoals u weet is het bilan van SDG 5 "Bereik gendergelijkheid en empowerment voor alle vrouwen en meisjes" van immens belang voor mijzelf en de hele Ecolo-Groen-fractie.

Hieruit blijkt dat België geen cijferdoel heeft vooropgesteld voor verschillende indicatoren:

" Indicator 8: België heeft geen cijferdoel voor de tijd besteed aan huishoudelijk werk. Er wordt gewoon aangenomen dat het verschil tussen mannen en vrouwen inzake de tijd die gemiddeld aan huishoudelijk werk besteed wordt in de loop van een week moet dalen…

" Indicator 15: België heeft ook geen cijferdoel voor waardig werk en gelijk loon…

" Indicator 18: België heeft ook geen cijferdoel voor het armoederisico, maar verwijst naar de algemene doelstellingen om iedereen die in armoede leeft minstens tot de helft terug te brengen tegen 2030…

Voor indicator 9 heeft België wel een impliciet cijferdoel van 50% vrouwelijke parlementsleden voor de Belgische parlementen en het Europese. Maar er bestaat geen cijferdoel voor het aandeel vrouwen in de lokale besturen of "raden".

Vandaar mijn vragen:

a) Zal België alsnog cijferdoelen bepalen om de gendergelijkheid in België te verbeteren?

b) Zo ja, welke cijferdoelen heeft u voor ogen voor

a. Indicator 8: de tijd die vrouwen en mannen besteden aan huishoudelijk werk?

b. Indicator 15: waardig werk en gelijk loon?

c. Indicator 18: het armoederisico bij mannen en vrouwen?

c) Zal u voor indicator 9 ook een cijferdoel bepalen voor de lokale besturen of "raden"?

 
Réponse reçue le 6 octobre 2016 : Antwoord ontvangen op 6 oktober 2016 :

L’aspect de genre du Programme pour le développement durable à l’horizon 2030 (Programme 2030) et des Objectifs de développement durable (ODD) constitue un point d’attention particulier pour la politique d’égalité des chances. La coordination de la mise en œuvre au niveau fédéral ne fait pas partie de mes compétences, ce qui ne m’empêche pas de plaider activement auprès des acteurs concernés afin qu’ils y intègrent le genre de façon satisfaisante. La coordination du volet belge est à charge de madame Marghem, ministre du Développement durable ; celle du volet international est à charge de M. Reynders, ministre des Affaires étrangères et M. De Croo, ministre de la Coopération au développement.

Outre un cadre suffisamment solide pour l’ODD 5 (Parvenir à l’égalité des sexes et autonomiser toutes les femmes et les filles), j’accorde une attention particulière à la ventilation par sexe des indicateurs des autres ODD. Veiller à ce que les indicateurs collectés au niveau individuel mesurent tant la situation des femmes que celle des hommes est la seule façon d’évaluer si le Programme 2030 est réalisé pour les deux sexes. En effet, des progrès généraux peuvent notamment être le résultat d’importants progrès pour un seul sexe, et d’un statu quo ou même d’un recul pour l’autre sexe. J’ai déjà fait valoir ce point de vue à plusieurs reprises au niveau fédéral et international.

Selon les informations dont je dispose, aucun indicateur, et donc aucun objectif chiffré, n’a encore été fixé en vue du suivi du Programme 2030 et des ODD au niveau fédéral. Le rapport « Progrès vers les objectifs de développement durable de l’ONU » est un premier bilan basé sur les indicateurs que la taskforce Développement durable du Bureau fédéral du Plan suit dans le cadre de ses activités récurrentes. Il a par ailleurs été décidé de choisir au maximum deux indicateurs par ODD.

Lorsque nous déterminerons d’éventuels indicateurs au niveau fédéral, je veillerai avant tout à ce que les indicateurs proposés par le Inter-Agency and Expert Group on Sustainable Development Goal Indicators soient repris autant que possible. Si, pour l’ODD 5, certains autres indicateurs sont plus adaptés à la situation belge, je les soutiendrai. Comme mentionné ci-dessus, je ne me limiterai pas à cela, vu que l’ODD 5 en lui-même ne suffit pas à atteindre l’égalité de genre. Les indicateurs des autres ODD ainsi que l’analyse et la communication officielle à leur propos doivent refléter la situation tant des femmes que des hommes, lorsqu’il s’agit d’informations recueillies au niveau de l’individu.

Quand tout cela aura été réalisé, une prochaine étape pourrait consister à discuter avec les acteurs concernés si des objectifs chiffrés concrets constituent une plus-value pour la réalisation sensible au genre du Programme 2030.

Het genderaspect binnen de 2030 Agenda voor duurzame ontwikkeling (2030 Agenda) en de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (DOD) is een bijzonder aandachtspunt voor het gelijkekansenbeleid. De coördinatie van de uitvoering op federaal niveau valt niet onder mijn bevoegdheden, wat niet wegneemt dat ik actief pleit bij de bevoegde actoren om gender hierin op voldoende wijze te integreren. De coördinatie ligt voor het Belgische luik bij mevrouw Marghem, minister van Duurzame Ontwikkeling en voor het internationale luik bij de heer Reynders, minister van Buitenlandse Zaken en de heer De Croo, minister van Ontwikkelingssamenwerking.

Naast een voldoende sterk kader voor DOD 5 (Bereik gendergelijkheid en empowerment voor alle vrouwen en meisjes), gaat mijn aandacht voornamelijk uit naar de uitsplitsing naar geslacht van de indicatoren voor de andere DOD’s. Erop toezien dat de indicatoren die verzameld worden op het niveau van het individu, zowel de situatie van vrouwen als die van mannen meten, is de enige manier om te evalueren of de 2030 Agenda voor beide geslachten gerealiseerd wordt. Algemene vooruitgang kan namelijk het resultaat zijn van grote vooruitgang voor één geslacht en een status quo of zelfs achteruitgang voor het andere geslacht. Dit standpunt heb ik op federaal en internationaal niveau reeds meermaals bepleit.

Op basis van de gegevens waarover ik beschik, zijn er nog geen indicatoren, en bijgevolg ook nog geen cijferdoelen, vastgelegd voor de opvolging van de 2030 Agenda en de DOD’s op federaal niveau. Het « Vooruitgang naar de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de VN » geeft een eerste balans op basis van de indicatoren die de taskforce Duurzame Ontwikkeling van het Federaal Planbureau opvolgt in het kader van zijn terugkerende werkzaamheden en waarbij bovendien beslist werd om maximum twee indicatoren per DOD te kiezen.

Bij de vastlegging van eventuele indicatoren op federaal niveau zal ik er in eerste instantie naar streven dat de voorgestelde indicatoren van de Inter-Agency and Expert Group on Sustainable Development Goal Indicators zo goed als mogelijk overgenomen worden. Indien er voor DOD 5 bepaalde andere indicatoren zijn die beter geschikt zijn voor de Belgische situatie, zal ik ook deze ondersteunen. Zoals hierboven aangegeven zal ik me hier echter niet tot beperken, aangezien DOD 5 op zich niet zal volstaan om gendergelijkheid te bekomen. De indicatoren voor de andere DOD’s en de analyse en officiële communicatie hierrond moeten zowel de situatie van vrouwen als mannen weergeven, daar waar het gaat over informatie die op het niveau van het individu verzameld wordt.

Eens dit alles gerealiseerd is, zou in een verdere etappe besproken kunnen worden met de bevoegde actoren of concrete cijferdoelen een meerwaarde vormen voor de verwezenlijking van de 2030 Agenda op een gendergevoelige wijze.