SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
27 aôut 2013 27 augustus 2013
________________
Question écrite n° 5-9796 Schriftelijke vraag nr. 5-9796

de Cécile Thibaut (Ecolo)

van Cécile Thibaut (Ecolo)

au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique

aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken
________________
Code des successions - Associations sans but lucratif - Fondations privées - Taxe compensatoire des droits de succession - Exonération Wetboek der successierechten - Verenigingen zonder winstoogmerken - Private stichtingen - Taks tot vergoeding der succesierechten - Vrijstelling 
________________
société sans but lucratif
fondation
impôt sur la transmission
exonération fiscale
organisation bénévole
organisatie zonder winstoogmerk
stichting
overdrachtsbelasting
belastingontheffing
vrijwilligersorganisatie
________ ________
27/8/2013Verzending vraag
1/10/2013Antwoord
27/8/2013Verzending vraag
1/10/2013Antwoord
________ ________
Question n° 5-9796 du 27 aôut 2013 : (Question posée en français) Vraag nr. 5-9796 d.d. 27 augustus 2013 : (Vraag gesteld in het Frans)

L'article 147 du code des successions prévoit que les associations sans but lucratif et les fondations privées sont assujetties, à partir du 1er janvier qui suit la date de leur constitution, à une taxe annuelle compensatoire des droits de succession.

Cependant, l'Article 149 du même code prévoit une exonération de cette taxe pour les caisses d'allocations familiales, les institutions et associations sans but lucratif qui ont obtenu la personnalité civile avant le 11 juillet 1921, les caisses agréées de pension pour travailleurs indépendants, les pouvoirs organisateurs de l'enseignement pour les biens immobiliers exclusivement affectés à l'enseignement, les associations de défense de la nature gérant des terrains et dont l'unique objectif est d'acquérir et de gérer un patrimoine naturel à des fins de conservation et les institutions de retraite professionnelle qui sont assujetties à l'impôt des sociétés.

Sans remettre en question l'exonération consentie pour ces organisations, on peut s'interroger sur les critères déterminant un tel choix. En effet, il est surprenant que d'autres organisations ayant un objet social éducatif, environnemental ou encore de solidarité ne peuvent bénéficier d'une telle exonération.

1) Pouvez-vous me préciser sur base de quels critères les exonérations prévues à l'article 149 du code des successions sont déterminées ?

2) Une évolution des organisations ayant accès à cette dérogation est-elle envisagée ?

 

Artikel 147 van het Wetboek der successierechten bepaalt dat de verenigingen zonder winstoogmerk en de private stichtingen vanaf 1 januari volgend op de datum van hun oprichting onderworpen zijn aan een jaarlijkse taks tot vergoeding van de successierechten.

Krachtens artikel 149 van hetzelfde Wetboek zijn de volgende categorieën evenwel van de taks vrijgesteld: de compensatiekassen voor kindertoeslagen; de inrichtingen en verenigingen zonder winstoogmerk die rechtspersoonlijkheid vóór 11 juli 1921 hebben verkregen; de erkende pensioenkassen voor zelfstandigen; de inrichtende machten van het onderwijs, voor wat betreft de onroerende goederen die uitsluitend bestemd zijn voor onderwijs; de natuurverenigingen die tot uitsluitend doel hebben natuurpatrimonium aan te kopen en te beheren; de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening die onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting.

Er is geen bezwaar tegen de vrijstelling die de genoemde organisaties genieten, maar men kan zich toch wel afvragen op basis van welke criteria ze werden gekozen. Het is toch wel vreemd dat andere organisaties die een sociaal-educatief doel, milieubescherming of solidariteit nastreven, niet van een dergelijke vrijstelling genieten.

1) Op basis van welke criteria werden de vrijstellingen bepaald die zijn opgesomd in artikel 149 van het Wetboek der succesierechten?

2) Wordt er een aanpassing overwogen van de lijst van organisaties die recht hebben op de vrijstelling?

 
Réponse reçue le 1 octobre 2013 : Antwoord ontvangen op 1 oktober 2013 :

1. L’article 149 du Code des droits de succession (en abrégé : C. succ.) est une exception fiscale, et donc soumis à une stricte interprétation. Les exceptions concernées ont diverses origines. Pour les trois dernières mentionnées par l’honorable membre, les considérations suivantes sont à la base de l’exonération.

En ce qui concerne l’exonération prévue à l’article 149, 4°, C. succ., relative aux biens immobiliers affectés à l’enseignement, la proposition initiale tendait à ramener de 21 à 6 % le taux de la TVA sur les travaux de transformation et de rénovation des bâtiments scolaires. En fin de compte, le législateur a choisi de prévoir, pour les pouvoirs organisateurs de l'enseignement communautaire ou subventionné, une exemption spécifique de la taxe annuelle telle que prévue à l'article 147 du Code des successions.

L’exonération prévue à l’article 149, 5°, C. succ., qui vise des « associations de défense de la nature gérant des terrains », trouve son origine dans la volonté de protection de la biodiversité dans notre pays. Les réserves naturelles sont un instrument important dans la lutte pour la conservation, la restauration et le renforcement de la diversité biologique. En Belgique, des associations privées (ASBL, fondations privées) achètent et gèrent des réserves naturelles et des terres à l’état naturel dans l’intérêt public. Le Gouvernement fédéral a dès lors estimé qu’il était souhaitable d’exonérer ces associations de défense de la nature de la taxe compensatoire des droits de succession, de sorte qu’elles puissent affecter le montant ainsi économisé à l’entretien et/ou à l’extension de ce patrimoine.

La dernière de ces trois exonérations a trait aux institutions de financement de pensions visées dans la loi du 27 octobre 2006 relative au contrôle des institutions de retraite professionnelle. Une telle institution possède la personnalité juridique. Le législateur de 2006 est parti du principe que, si une telle institution était constituée sous la forme d’une ASBL et, en fonction de circonstances, n’était pas soumise à l’impôt des personnes morales mais à l’impôt des sociétés, il y avait lieu de l’exonérer de la taxe annuelle compensatoire des droits de succession.

2. Actuellement, aucune nouvelle exonération n’est envisagée.

1. Artikel 149 van het Wetboek der successierechten (afgekort: W.Succ.) is een fiscale uitzonderingsbepaling, en dus strikt te interpreteren. De oorsprong van de opgenomen uitzonderingen is divers. Wat de drie laatste door het geachte lid vernoemde uitzonderingen betreft, hebben de volgende beweegredenen tot de vrijstelling geleid.

Betreffende de vrijstelling voorzien in artikel 149,4° W.Succ. in verband met schoolgebouwen, strekte het oorspronkelijk voorstel ertoe het BTW-tarief voor verbouwings- en renovatiewerken aan schoolgebouwen te verlagen van 21 naar 6 procent. Uiteindelijk heeft de wetgever gekozen om voor de inrichtende machten van het gemeenschaps- of gesubsidieerd onderwijs te voorzien in een specifieke vrijstelling van de jaarlijkse taks zoals voorzien in artikel 147 van het Wetboek der successierechten.

De vrijstelling beoogd in artikel 149, 5° W.Succ. ten aanzien van “terreinbeherende natuurverenigingen”, vindt haar oorsprong in de bescherming van de biodiversiteit in ons land. De natuurreservaten zijn een belangrijk instrument om de biologische diversiteit te behouden, te herstellen en te versterken.. In België kopen en beheren private verenigingen (VZW, private stichtingen) natuurgebieden en natuurgronden in het algemeen belang. De federale regering heeft het daarom wenselijk geoordeeld deze natuurverenigingen vrij te stellen van de taks tot vergoeding der successierechten, zodat zij het aldus uitgespaarde bedrag zouden kunnen besteden aan het onderhoud en/of de uitbreiding van het betreffende patrimonium.

De laatste door het geachte lid bedoelde vrijstelling heeft betrekking op de instellingen voor financiering van pensioenen die bedoeld worden in de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen. Een dergelijke instelling heeft rechtspersoonlijkheid. De wetgever ging er in 2006 van uit, dat als een dergelijke instelling opgericht zou zijn in de vorm van een VZW, en zij wegens omstandigheden niet aan de rechtspersonenbelasting, maar wel aan de vennootschapsbelasting onderworpen zou zijn, zij vrijgesteld diende te worden van de jaarlijkse taks tot vergoeding der successierechten.

2. Er wordt op dit ogenblik geen enkele nieuwe vrijstelling gepland.