SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
27 janvier 2011 27 januari 2011
________________
Question écrite n° 5-966 Schriftelijke vraag nr. 5-966

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au ministre pour l'Entreprise et la Simplification

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
________________
Espionnage économique et industriel - Mesures - Concertation européenne Economische en industriële spionage - Maatregelen - Europees overleg 
________________
espionnage industriel
protection des communications
propriété intellectuelle
Chine
France
industriële spionage
telefoon- en briefgeheim
intellectuele eigendom
China
Frankrijk
________ ________
27/1/2011Verzending vraag
16/3/2011Antwoord
27/1/2011Verzending vraag
16/3/2011Antwoord
________ ________
Aussi posée à : question écrite 5-965 Aussi posée à : question écrite 5-965
________ ________
Question n° 5-966 du 27 janvier 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-966 d.d. 27 januari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Une grande société automobile française a récemment entamé une enquête car elle soupçonnait un grave espionnage industriel par des concurrents chinois. Tous les cas d'espionnage (sous les capots des voitures ou dans les fichiers secrets d'une entreprise économique ou industrielle) n'apparaissent pas dans les médias. Cette forme d'espionnage ou de vol semble pourtant fréquente, y compris en Europe. Selon un document, ayant fait l'objet d'une fuite, de l'ambassade américaine à Berlin, la France se rendrait coupable d'espionnage industriel à grande échelle auprès de sociétés d'autres pays européens.

J'aimerais obtenir une réponse aux questions suivantes.

1) Le ministre est-il conscient de cette forme croissante de criminalité ? Quelles initiatives et mesures spécifiques ont-elles été prises à cet égard ? Quand et par qui ?

2) Combien de faits d'espionnage économique nous sont-ils connus depuis 2005 ? Le ministre peut-il donner des chiffres à ce sujet, en mentionnant une évolution annuelle depuis 2005 ? À quelles initiatives cette évolution a-t-elle mené ? Quelles sont les sociétés concernées ? Qui étaient les auteurs de l'espionnage (pays et entreprises) ?

3) A-t-on déjà discuté de ce phénomène avec la Chine? Le ministre estime-t-il que les autorités chinoises sont disposées à lutter contre cet espionnage ou constate-t-il plutôt un silence ou un encouragement de ce vol des secrets industriels ?

4) A-t-on déjà discuté de ce phénomène avec la France ? Dans la négative, le ministre envisage-t-il de le faire ? Dans l'affirmative, quand, comment, où et afin de délivrer quels messages explicites ? Le ministre estime-t-il que les autorités françaises sont disposées à lutter contre cet espionnage ou constate-t-il plutôt un silence ou un encouragement de ce vol des secrets industriels ?

5) Existe-t-il une concertation et un plan d'action européens pour éviter ce vol économique et intellectuel interne et externe par le biais de l'espionnage ? Une concertation a-t-elle eu lieu à ce sujet avec nos alliés européens ou cette question a-t-elle été abordée à l'occasion de la présidence belge de l'Union européenne ? Si oui, comment ? Si non, pourquoi pas?

 

Een groot Frans automobielbedrijf begon onlangs een onderzoek naar mogelijke spionage, omwille het vermoeden van ernstige bedrijfsspionage, vermoedelijk door Chinese concurrenten. Niet elk geval van spionage onder de motorkap of de geheime bestanden van een economisch of industrieel bedrijf bereikt in de media. Nochtans blijkt deze vorm van spionage en diefstal veelvuldig voor te komen. Ook in Europa blijkbaar. Volgens een uitgelekt document van de Amerikaanse ambassade in Berlijn zou Frankrijk zich op grote schaal schuldig maken aan industriële sabotage bij bedrijven in andere Europese landen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Is de geachte minister zich bewust van deze stijgende vorm van criminaliteit? Welke specifieke initiatieven en maatregelen werden hieromtrent genomen, wanneer en door wie?

2) Hoeveel feiten van economische spionage zijn ons bekend sinds 2005? Kan hij hierover cijfers geven, met een jaarlijkse evolutie sinds 2005? Tot welke initiatieven leidden deze evolutie? Over welke bedrijven gaat het hier en wie waren de daders (landen en bedrijven)?

3) Werd dit fenomeen al besproken met China? Vindt hij bij de Chinese overheid bereidheid om deze spionage tegen te werken of stelt hij eerder een stilzwijgend gedogen of stimuleren van deze diefstal van bedrijfsgeheimen vast?

4) Werd dit fenomeen al besproken met Frankrijk? Indien dit niet het geval zou zijn, plant hij initiatieven om dit alsnog te doen? Zo ja, wanneer, hoe en waar en met welke uitdrukkelijke boodschappen? Vindt hij bij de Franse overheid bereidheid om deze spionage tegen te werken of stelt hij eerder een stilzwijgend gedogen of stimuleren van deze diefstal van bedrijfsgeheimen vast?

5) Bestaat er een Europees overleg en actieplan ter voorkomen van deze interne en externe economische en intellectuele diefstal via spionage? Werd hierover overlegd met onze Europese bondgenoten of kwam dit item ter bespreking naar aanleiding van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie? Zo ja, hoe? Zo neen, waarom niet?

 
Réponse reçue le 16 mars 2011 : Antwoord ontvangen op 16 maart 2011 :

La loi organique des services de renseignements et de sécurité (du 30 novembre 1998) définit les missions de la Sûreté de l’État. Les menaces (potentielles) contre le potentiel scientifique et économique en font notamment partie.

L’article 8 fait explicitement référence à l’espionnage qu’il définit comme étant « le recueil ou la livraison d'informations non accessibles au public, et le fait d'entretenir des intelligences de nature à les préparer ou à les faciliter. »

Je me réfère donc aux éléments de réponse fournis par mon collègue, le ministre de la Justice, compétent pour la Sûreté de l’État.

De wet houdende de regeling van de Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (30 november 1998) bepaalt de opdrachten van de Veiligheid van de Staat. Hieronder vallen onder meer (mogelijke) bedreigingen van het wetenschappelijk en economisch potentieel.

In artikel 8 wordt expliciet verwezen naar spionage. Dit wordt gedefinieerd als “het opzoeken of het verstrekken van inlichtingen die voor het publiek niet toegankelijk zijn en het onderhouden van geheime verstandhoudingen die deze handelingen kunnen voorbereiden of vergemakkelijken.”

Ik verwijs daarom naar de elementen van antwoord door mijn Collega van Justitie, bevoegd voor de Veiligheid van de Staat.