SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
19 juillet 2013 19 juli 2013
________________
Question écrite n° 5-9618 Schriftelijke vraag nr. 5-9618

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
la liste Epirisk des détenus de Epirisk-lijst van gedetineerden 
________________
détenu
gedetineerde
________ ________
19/7/2013Verzending vraag
20/8/2013Antwoord
19/7/2013Verzending vraag
20/8/2013Antwoord
________ ________
Requalification de : demande d'explications 5-3634 Requalification de : demande d'explications 5-3634
________ ________
Question n° 5-9618 du 19 juillet 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-9618 d.d. 19 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La ministre a confié à chaque directeur de prison la mission particulièrement importante d'étudier le profil de risque de tous les détenus dans les prisons belges, soit près de 12 000 personnes. Il s'avère que, parmi celles-ci, 2 %, soit 230, appartiennent à la catégorie de « détenu à risque ». Le terme « risque » porterait entre autres sur le danger d'évasion et d'agressivité.

Cette enquête, très intéressante pour plusieurs raisons, soulève aussi d'emblée de nombreuses questions. La question principale porte sur ce qu'il faut entendre par « à risque ». Par ailleurs, la conclusion de cette enquête est surprenante, à savoir que 2 % de l'ensemble du groupe des détenus sont concernés. On pourrait argumenter que le type d'enfermement et de surveillance des 98 % de détenus est disproportionné par rapport à l'étiquette « sans risque » … car on peut se demander si notre système répressif, rigide et qui date du 19e siècle est bien adapté à une majorité écrasante de prisonniers condamnés qui ne présentent aucun risque.

Une question similaire porte sur la distinction à faire entre l'étiquette « à risque » et « sans risque » pour les centaines de d'internés qui séjournent dans les prisons belges.

La ministre confirme-t-elle que l'enquête portant sur l'ensemble des détenus séjournant dans les prisons belges a conclu que quelque 230 prisonniers doivent être catalogués de personne à risque ? Quels critères ou caractéristiques permettent-ils de déterminer qu'un détenu présente des risques ? Si quelque 2 % de l'ensemble des détenus sont étiquetés « à risque », les autres détenus, soit plus de 11 000, peuvent-ils être considérés comme étant sans risque ? La ministre estime-t-elle que notre régime pénitentiaire, qui peut sans aucun doute être qualifié de répressif, de rigide et, selon toutes les normes scientifiques, études et rapports, d'inadéquat et même de contreproductif, est tout à fait disproportionné par rapport au faible pourcentage de profils à risque parmi ces milliers de détenus ? La ministre partage-t-elle mon analyse selon laquelle l'enquête sur les détenus prouve une fois encore et de manière écrasante que notre régime pénitentiaire demande un changement radical … de toute urgence ? La ministre estime-t-elle que ses mesures politiques en la matière répondent de manière suffisamment radicale à cette nécessité ?

L'enquête sur les profils de risque a-t-elle également été menée parmi les centaines d'internés qui, bien que ce soit totalement à tort et injustifiable, séjournent encore dans les prisons ? Dans l'affirmative, quels sont les résultats ? Dans la négative, pourquoi, et la ministre envisage-t-elle d'imposer aux directeurs de prison de mener à court terme une telle enquête dans ce groupe ?

 

De minister gaf aan alle gevangenisdirecteuren de bijzonder relevante opdracht om een screening naar het risicoprofiel toe te passen op alle gedetineerden in Belgische gevangenissen. Van deze bijna 12 000 gevangenen blijken er momenteel 2%, dus zo'n 230 mensen, te behoren tot de categorie "risicogedetineerde". De term risico zou hier slaan op o.a. de mate van vluchtgevaarlijk en agressief.

Deze screening is omwille van verschillende argumenten erg interessant en wekt meteen ook heel wat vragen. Centraal staat de definitie van wat als risicovol wordt beschouwd. Los daarvan klinkt het antwoord na deze screening, namelijk dat het gaat over zo'n 2% van de totale groep gedetineerden, verrassend. Men zou hierbij de redenering kunnen maken dat de wijze waarop de 98% van de gedetineerden worden opgesloten en bewaakt niet in proportie staat tot het etiket "niet risicovol"… want past onze repressieve, strakke, 19de eeuwse aanpak dan wel voor een overweldigende meerderheid van niet risicovolle veroordeelde gevangenen.

Daarnaast stelt zich ook de gelijkaardige vraag, namelijk een onderscheid maken tussen risicovol en niet risicovol, voor de vele honderden geïnterneerden in de Belgische gevangenissen.

Bevestigt de minister dat de screening van alle gedetineerden in de Belgische gevangenissen resulteerde in de vaststelling dat er zo'n 230 gevangenen als risicovol moeten worden gecatalogeerd? Welke zijn de doorslaggevende eigenschappen of criteria om een gedetineerde als risicovol te klasseren? Als zo'n 2% van alle gedetineerden een risicovol etiket krijgen, mogen de ruim 11 000 andere gedetineerden dan als niet risicovol worden bestempeld? Vindt de minister dat ons gevangenissysteem, dat zonder twijfel mag worden bestempeld als repressief, strak en naar alle wetenschappelijke normen, studies en rapporten ook als inadequaat en zelf contraproductief, helemaal niet in verhouding staat tot het lage risicoprofiel van deze vele duizenden gedetineerden? Beaamt de minister mijn analyse dat de screening van de gedetineerden nogmaals en in overweldigende bewijst dat ons penitentiair systeem een radicale verandering vereist… en dit met hoge urgentie? Vindt de minister dat haar beleidsmaatregelen hieromtrent met voldoende radicaliteit op deze behoefte inspelen?

Werd de screening naar risicovol of niet ook uitgevoerd bij de honderden geïnterneerden die, hoewel totaal onterecht en onverantwoord, nog steeds in de gevangenissen vertoeven? Zo ja, met welke resultaten? Zo niet, waarom niet en zal de minister de gevangenisdirecties ook voor deze populatie toe dergelijke screening verplichten, dit op korte termijn?

 
Réponse reçue le 20 aôut 2013 : Antwoord ontvangen op 20 augustus 2013 :

Comme annoncé précédemment, j'ai chargé l'administration pénitentiaire de procéder à un screening des détenus dans les prisons belges, y compris des internés qui ne faisaient pas l'objet d'un traitement spécifique. L'objectif n'était pas de répartir les détenus en catégories "à risque" et "non à risque", mais de déterminer qui présente un danger particulier pour l'établissement et à l'encontre de qui des mesures et des observations complémentaires doivent dès lors être envisagées. Le degré de sécurité d'un détenu ne s'apprécie absolument pas en termes de noir ou blanc, mais doit être abordé avec les nuances nécessaires : entre les détenus extrêmement dangereux et les détenus qui ne présentent pratiquement aucun danger pour la sécurité de l'établissement, il existe toute une gradation de situations possibles. 

Pour des raisons de sécurité, je ne peux révéler les critères utilisés. Je peux par contre dire qu'il s'agissait de critères objectifs, centralisés et éprouvés, qui ont dès lors également permis d'appliquer la même procédure d'évaluation à tous les détenus. Le screening a révélé qu'environ 2 % de détenus ont dû être qualifiés d'après les critères comme des détenus "à risque". Ils vont donc faire l'objet d'un suivi particulier de la part des prisons et de l'administration centrale de la DG EPI. 

La liste est entièrement informatisée. 

Comme déjà signalé, le degré de dangerosité est très variable. C'est pourquoi je veux œuvrer avec mon administration à l'élaboration d'une politique différenciée. Le degré de sécurité et le régime d'une prison doivent être ajustés au mieux à la population carcérale même. C'est pourquoi je veux miser non seulement sur une prison hautement sécurisée et des sections sécurisées, mais également sur une capacité ouverte.

Zoals eerder aangekondigd heb ik opdracht gegeven aan de penitentiaire administratie om een screening te maken van de gedetineerden in de Belgische gevangenissen, inclusief de geïnterneerden, die niet specifiek werden behandeld. De bedoeling was niet om de gedetineerden te verdelen in “risicovol” en “niet-risicovol”, maar na te gaan wie een bijzonder gevaar betekent voor de inrichting, en waartegen dus bijkomende maatregelen en observaties genomen moeten worden. De veiligheidsgraad van gedetineerde is absoluut geen zwart-wit verhaal en dient met de nodige nuanceringen behandeld te worden: tussen de uiterst gevaarlijke gedetineerden en de gedetineerden die bijna geen enkel gevaar voor de veiligheid van de inrichting vormen, ligt er een grote ruimte met alle mogelijke situaties. 

Uit veiligheidsoverwegingen kan ik niet zeggen welke criteria gehanteerd werden. Ik kan wel zeggen dat het om objectieve, gecentraliseerde en getoetste criteria waren, die dan ook dezelfde evaluatieprocedure mogelijk heeft gemaakt voor alle gedetineerden. Uit die screening is gebleken dat zo’n 2 % van de gedetineerden volgens de criteria als “risicovol” bestempeld moesten worden. Zij zullen dan ook een bijzonder opvolging vanuit de gevangenissen en het centraal bestuur van het DG EPI krijgen. 

De lijst is volledig geïnformatiseerd. 

Zoals ik gezegd heb, is de graad van gevaarlijkheid zeer variabel. Ik wil daarom, samen met mijn administratie, werken aan een gedifferentieerd beleid. De veiligheidsgraad en het regime van een gevangenis moeten zo goed mogelijk aansluiten aan de gevangenispopulatie zelf. Daarom dat ik wil inzetten én in een hoog beveiligde gevangenis en in beveiligde secties, maar eveneens in open capaciteit.