SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
17 juillet 2013 17 juli 2013
________________
Question écrite n° 5-9585 Schriftelijke vraag nr. 5-9585

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des Chances

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen
________________
l'efficacité des caméras de surveillance de efficiëntie van camerabewaking 
________________
lutte contre le crime
vidéosurveillance
misdaadbestrijding
videobewaking
________ ________
17/7/2013Verzending vraag
10/10/2013Antwoord
17/7/2013Verzending vraag
10/10/2013Antwoord
________ ________
Requalification de : demande d'explications 5-3813 Requalification de : demande d'explications 5-3813
________ ________
Question n° 5-9585 du 17 juillet 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-9585 d.d. 17 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Selon une récente étude réalisée par l'Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid de la Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen, le placement de caméras de surveillance n'a quasi pas d'effet positif sur le nombre de délits, et la faible diminution est largement compensée par un effet de déplacement. L'étude menée dans plusieurs villes et communes révèle en effet une baisse de 2 % des faits enregistrés. En même temps, le nombre de délits a augmenté de 9 % dans les alentours non surveillés par caméra. En outre, l'étude montre l'effet non significatif des caméras sur les bagarres, surtout parce que cette violence est fréquemment liée à l'ivresse. Mais les caméras ont un effet positif dans la lutte contre le vandalisme et les dépôts clandestins.

Comment la ministre évalue-t-elle les constatations de cette étude ? Reconnaît-elle que le placement de caméras de surveillance n'a pas ou quasi pas d'effet sur le nombre de délits et qu'il est même question d'un effet de déplacement vers les alentours non surveillés ? Ces constats sont-ils confirmés par les résultats d'autres études ? La ministre juge-t-elle nécessaire d'adapter la politique en matière de caméras de surveillance, qui semble prévoir d'en placer un plus grand nombre ? Où en est l'analyse en matière de coûts-bénéfices, y compris l'aspect financier, d'engagement de personnel, de travaux d'entretien etc. liés au placement de caméras de surveillance ?

 

Een recent onderzoek van het Expertisecentrum Maatschappelijke Veiligheid van de Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen stelde vast dat het plaatsen van bewakingscamera's nauwelijks enig positief effect heeft op het aantal misdrijven en dat een lichte daling van misdaden ruimschoots wordt gecompenseerd door een verplaatsingseffect. Het onderzoek ontplooide zich in verschillende steden en gemeenten en stelde inderdaad een daling van geregistreerde feiten vast met 2%. Tegelijkertijd steeg het aantal misdrijven in de omgeving – zonder cameratoezicht – met 9%. Daarnaast wijst het onderzoek uit dat het effect van camera's op vechtpartijen niet merkbaar is, vooral omdat dit geweld vaak gelinkt is aan dronkenschap. Vandalisme en sluikstorten worden echter wel positief bestreden met camera's.

Hoe evalueert de minister de vaststellingen van dit onderzoek? Kan zij beamen dat de plaatsing van bewakingscamera's geen of nauwelijks effect heeft op het aantal misdrijven en dat er zelfs sprake is van een verplaatsingseffect naar de niet bewaakte omgeving? Worden deze vaststellingen bevestigd door andere onderzoeksresultaten? Vindt de minister het noodzakelijk om het beleid inzake bewakingscamera's, dat momenteel gericht lijkt op het alsmaar meer plaatsen, bij te sturen. Hoe ligt de kosten-baten analyse, ook financieel, inzet van personeel, onderhoudswerken enz. verbonden aan het plaatsen van bewakingscamera's?

 
Réponse reçue le 10 octobre 2013 : Antwoord ontvangen op 10 oktober 2013 :

La recherche scientifique « La vidéosurveillance dans l’espace public est-elle vraiment efficace ? » tente d’apporter une réponse à l’impact de la vidéosurveillance dans l’espace public sur la sécurité et la politique de sécurité dans une ville ou commune, ainsi qu’aux effets de la vidéosurveillance sur des formes spécifiques de criminalité. Cette analyse quantitative est une première étape qui ne prétend pas à l’exhaustivité.

Elle entend encourager la poursuite de la recherche. Les chercheurs ont constaté un « léger » effet préventif de la vidéosurveillance mise en place, à l’exception des faits d’agressions et de violence.

L’impact des caméras dépend toutefois fortement du contexte local, de la catégorie de criminalité, de la complexité du problème et de l’éventuelle application d’autres mesures. Je tiens par conséquent à souligner que la vidéosurveillance doit toujours s’inscrire dans le cadre de la politique de sécurité intégrale. Il ne s’agit que d’un des moyens pouvant être utilisés.

Étant donné que cette recherche est la première analyse quantitative sur la vidéosurveillance dans l’espace public menée au niveau national en Belgique, il n’est pas possible d’effectuer de comparaison.

Comme je l’ai déjà souligné, le « contexte » est crucial dans le domaine de la vidéosurveillance. Il convient donc, au niveau local, de mener une analyse approfondie et de fixer des objectifs clairs avant d’envisager la mise en œuvre d’un système de vidéosurveillance.

Met het wetenschappelijk onderzoek “Ook wie weg is, is gezien ?” wordt getracht een antwoord te bieden op de impact van cameratoezicht in openbare ruimtes op de veiligheid en het veiligheidsbeleid in een stad of gemeente en op de effecten van cameratoezicht voor specifieke criminaliteitsvormen. Deze kwantitatieve analyse is een eerste aanzet maar is niet alles omvattend. Het kan een aanzet zijn voor verder onderzoek.

Er wordt door de onderzoekers een “klein” preventief effect door de voorziene camerabewaking vastgesteld, met uitzondering van feiten gerelateerd aan agressie en geweld.

Het effect van camera’s is echter sterk afhankelijk van de lokale context, de criminaliteitscategorie, de complexiteit van het probleem en de eventuele inzet van andere maatregelen. Ik wens dan ook te benadrukken dat camerabewaking steeds moet geïntegreerd worden binnen het integraal veiligheidsbeleid. Het is slechts één van de mogelijke middelen die kunnen aangewend worden.

Daar dit onderzoek de eerste kwantitatieve analyse rond cameratoezicht in openbare ruimtes is die werd uitgevoerd op nationaal niveau in België, kunnen er geen vergelijkingen worden getrokken.

Zoals ik reeds aangegeven heb is voor camerabewaking de “context” cruciaal. Er moet dus op lokaal niveau een gedegen analyse uitgevoerd worden en duidelijke doelstellingen vastgelegd worden alvorens men camerabewaking overweegt te implementeren.