SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
27 janvier 2011 27 januari 2011
________________
Question écrite n° 5-956 Schriftelijke vraag nr. 5-956

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au premier ministre, chargé de la Coordination de la Politique de migration et d'asile

aan de eerste minister, belast met de Coördinatie van het Migratie- en asielbeleid
________________
Donation royale - Statut juridique - Définition - Revenus - Politique du personnel Koninklijke schenking - Juridisch statuut - Omschrijving - Inkomsten - Personeelsbeleid 
________________
Roi et famille royale
transparence administrative
classe supérieure
propriété publique
Koning en Koninklijke familie
openbaarheid van het bestuur
hogere klasse
publiek eigendom
________ ________
27/1/2011Verzending vraag
6/7/2011Antwoord
27/1/2011Verzending vraag
6/7/2011Antwoord
________ ________
Question n° 5-956 du 27 janvier 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-956 d.d. 27 januari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En 1900, le roi Léopold II a offert nombre de propriétés à l'´État belge. Cette donation n'était absolument pas sans engagement car la générosité était assortie de plusieurs conditions. Ainsi, les autorités belges ne pouvaient pas vendre les terrains et bâtiments, certains devaient conserver leur aspect et leur fonction et ces terrains et bâtiments devaient rester à la disposition des successeurs au trône. Le château de Laeken et nombre d'autres propriétés étaient contenus dans cette donation. Bref, une très étrange générosité, indubitablement marquée par une époque où le népotisme n'était pas étrange.

Depuis lors, la Donation royale a de plus en plus acquis son indépendance. Elle possède le statut d'institution publique autonome disposant de la personnalité juridique. Elle mène une vie financière autonome, avec ses propres recettes et ses propres dépenses. Il est dès lors pour le moins curieux que ces propriétés de l'État belge soient gérées sans aucune forme de contrôle ou de décision démocratique. Pour combler ce déficit démocratique, il semble impératif de disposer de davantage de clarté au sujet de cette institution. D'où les questions suivantes.

1) Qui est, d'un point de vue juridique, le propriétaire de la Donation royale ? Qui fait partie de la direction et/ou des organes de gestion de cette personne morale ?

2) Quelles propriétés appartiennent-elles à la Donation royale ?

3) Quel est le lien avec les autorités ? Où et quand le budget et les comptes de cette institution sont-ils soumis au gouvernement ou au parlement ? Quelle relation existe-t-il avec les régions et les communautés ? La Donation respecte-t-elle les décisions des régions sur les monuments et sites, l'aménagement du territoire, l'urbanisme et d'autres compétences ? Les propriétés de cette Donation sont-elles publiques ? Comment expliquer que la propriété des autorités n'est pas gérée par celle-ci ?

4) Quels étaient les revenus et dépenses annuels de la Donation en 2007, 2008, 2009 et 2010 ? À quel montant les biens de la Donation sont-ils estimés ? Qui a effectué cette estimation ? De quand date-t-elle ? Quand ont eu lieu le dernier contrôle réel et indépendant des propriétés et une estimation des biens de la Donation ? Où les recettes sont-elles placées ?

5) Comment le personnel est-il géré ? Existe-t-il un lien particulier avec la noblesse de ce pays ? Quelle est la proportion de personnes possédant un titre de noblesse dans les organes de gestion et de direction et dans le personnel ? Les comptes sont-ils contrôlés par la Cour des comptes et sont-ils publiés ? Quelles sont les gratifications et les rémunérations pour les gestionnaires et le personnel ? Des membres de la famille royale sont-ils impliqués dans le fonctionnement et la gestion ? Reçoivent-ils une indemnité à cet effet ? Des fonctionnaires publics sont-ils impliqués dans le fonctionnement ou la gestion de cette Donation ?

6) Quelles règles de droit s'appliquent-elles à cette Donation ? Pourquoi ces propriétés et biens ne sont-ils pas directement gérés par les autorités ? Quelles autres conditions étaient-elles stipulées dans la donation de Léopold II ?

7) Le premier ministre estime-t-il que le positionnement, le fonctionnement et la gestion, notamment, de cette Donation sont encore conformes aux règles et aux usages d'un pays démocratique du XXIe siècle ?

 

In 1900 schonk toenmalig Koning Leopold II tal van eigendommen aan de Belgische Staat. Deze schenking bleek niet geheel vrijblijvend, de vrijgevigheid bevatte verschillende voorwaarden. Zo mocht de Belgische overheid de gronden en gebouwen niet verkopen, sommige moesten hun uitzicht en functie bewaren en deze gronden en gebouwen moesten ter beschikking blijven van de troonopvolgers. Ondermeer het kasteel van Laken en tal van andere eigendommen zaten vervat in deze schenking. Kortom, een wat vreemde gulheid, ongetwijfeld getekend door de tijd waarin nepotisme niet vreemd was.

Inmiddels ging de Koninklijke Schenking steeds meer een eigen leven leiden. Ze draagt het statuut van openbare en autonome instelling met rechtspersoonlijkheid en leidt een zelfstandig financieel leven, met eigen inkomsten en uitgaven. Het is daarbij minstens opvallend dat deze eigendommen van de Belgische overheid worden beheerd zonder enige vorm van democratische controle, noch democratische besluitvorming. Om dit democratisch deficit te verhelpen, lijkt het voorwaardelijk om over meer duidelijkheid aangaande deze instelling te beschikken. Vandaar de volgende vragen:

1) Wie is de juridische eigenaar van de Koninklijke Schenking? Wie maakt deel uit van het bestuur en / of beheer van deze rechtspersoon?

2) Welke eigendommen behoren tot de Koninklijke Schenking?

3) Wat is de link met de overheid? Waar en wanneer worden de begroting en de rekeningen van deze instelling voorgelegd aan de regering of het Parlement? Welke relatie bestaat er met de gewesten en gemeenschappen? Legt de Schenking zich neer bij de besluitvorming van de gewesten op het vlak van monumenten en landschappen, ruimtelijke ordening, stedenbouw en andere bevoegdheden? Zijn de eigendommen van deze Schenking publiek? Hoe is te verklaren dat eigendom van de overheid niet door de overheid wordt beheerd?

4) Wat waren de jaarlijkse inkomsten en uitgaven van de Schenking voor de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010? Op hoeveel euro worden de bezittingen van de Schenking geschat, wie maakte deze schatting en van welke datum dateert ze? Wanneer gebeurde een laatste reële en onafhankelijke controle van de eigendommen en een schatting van de bezittingen van deze Schenking? Waarin worden de winsten belegd?

5) Hoe verloopt het personeelsbeleid? Bestaat er een bijzonder verband met de adel in dit land? Hoe ligt de proportionele aanwezigheid van mensen met een adellijke titel bij de beheers / bestuursorganen en het personeel? Worden de rekeningen gecontroleerd door het Rekenhof en worden deze rekeningen gepubliceerd? Welke zijn de vergoedingen en verloningen voor beheerders en personeel? Zijn er leden van de Koninklijke familie betrokken bij de werking en het beheer? Ontvangen ze daarvoor een vergoeding? Zijn er overheidsambtenaren betrokken bij de werking en het beheer van deze Schenking?

6) Welke rechtsregels zijn van toepassing op deze Schenking? Waarom worden deze eigendommen en bezittingen niet rechtstreeks beheerd door de overheid? Welke voorwaarden waren er nog gestipuleerd in de schenking van Leopold II?

7) Vindt de geachte eerste minister dat de positionering, de werking, het beheer, enz., van deze Schenking nog tegemoet komt aan de regels en gebruiken in een democratisch land in de 21ste eeuw?

 
Réponse reçue le 6 juillet 2011 : Antwoord ontvangen op 6 juli 2011 :

La question de l’honorable membre est transmise au ministre des Finances comme rentrant dans ses attributions.

De vraag van het geachte lid wordt toegezonden aan de minister van Financiën daar ze tot zijn bevoegdheden behoort.