SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
12 juillet 2013 12 juli 2013
________________
Question écrite n° 5-9538 Schriftelijke vraag nr. 5-9538

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la ministre de l'Emploi

aan de minister van Werk
________________
l'effet du statut unique sur le coût salarial het effect van het eenheidsstatuut op de loonkosten 
________________
employé
ouvrier
statut du personnel
contrat de travail
droit du travail
harmonisation des sécurités sociales
coût salarial
werknemer
arbeider
personeelsstatuut
arbeidscontract
arbeidsrecht
harmonisatie van de sociale zekerheid
loonkosten
________ ________
12/7/2013Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode
12/7/2013Verzending vraag
28/4/2014Einde zittingsperiode
________ ________
Requalification de : demande d'explications 5-3527 Requalification de : demande d'explications 5-3527
________ ________
Question n° 5-9538 du 12 juillet 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-9538 d.d. 12 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Je n'ai nul besoin d'attirer l'attention de la ministre sur la pertinence du processus qui conduira finalement - nolens volens - au statut unique. Je présume qu'elle en a été amplement informée ces dernières semaines et ces derniers mois, jusque dans les moindres détails, et qu'elle a déjà accompli un parcours vraisemblablement épuisant (dans les deux sens du terme) en la matière.

Pourtant, cette question continue à susciter l'émoi. Ainsi, la CSC a récemment produit des estimations sur l'effet d'un statut unique, qui présenterait certaines caractéristiques, sur les salaires. Un statut unique, où la distinction entre ouvrier et employé disparaît, avec un préavis d'un mois par année de service entamée et la suppression du jour de carence, représenterait une augmentation du coût salarial d'à peine 0,12 %.

Pouvez-vous considérer comme correctes et réalistes les estimations de la CSC, sur la base des paramètres tels que définis ci-avant, estimations selon lesquelles un tel statut unique entraînerait une augmentation de 0,12 % du coût salarial ? Dans l'affirmative, une augmentation de 0,12 % peut-elle être jugée acceptable ou aura-t-elle une influence extrêmement négative sur la position concurrentielle de notre pays au niveau international ? Dans la négative, quelle erreur la CSC a-t-elle commise dans ses estimations ?

Ces estimations peuvent-elles vous aider dans votre effort pour instaurer ce statut unique de manière acceptable sur le plan social et financier ?

 

Ik hoef de minister niet te wijzen op de hoge relevantie van het proces dat uiteindelijk - nolens volens - naar een eenheidsstatuut zal leiden. Ik durf te vermoeden dat zij hieromtrent de voorbije weken en maanden al overvloedig, uitvoerig en tot in de kleinste details werd geïnformeerd en daarover al een waarschijnlijk uitputtend (in de twee betekenissen) parcours aflegde.

Toch blijft deze zaak de gemoederen beroeren. Zo bracht het ACV recent een berekening over het effect van een eenheidsstatuut met bepaalde kenmerken op de loonkosten. Een eenheidsstatuut, waarbij het onderscheid tussen arbeider en bediende verdwijnt, met een opzeg van één maand per begonnen dienstjaar en het afschaffen van de carensdag, zou amper een stijging van de loonkost met 0,12% betekenen.

Kan u de berekening van het ACV, met de parameters zoals juist geschetst, die aan dergelijk eenheidsstatuut de stijging van de loonkost met 0,12% verbindt, als correct en realistisch inschatten? Zo ja, mag men een stijging met 0,12% als aanvaardbaar interpreteren of zal zulke stijging de internationale concurrentiepositie van ons land ingrijpend negatief beïnvloeden? Zo niet, waar ligt de fout in de berekening van het ACV?

Betekent die berekening een hulp in uw streven om dit eenheidsstatuut op een sociale en financieel aanvaardbare wijze doorgang te doen vinden?