SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
1 juillet 2013 1 juli 2013
________________
Question écrite n° 5-9449 Schriftelijke vraag nr. 5-9449

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au secrétaire d'État aux Réformes institutionnelles, adjoint au premier ministre, et secrétaire d'État à la Régie des bâtiments et au Développement durable, adjoint au ministre des Finances, chargé de la Fonction publique

aan de staatssecretaris voor Staatshervorming, toegevoegd aan de eerste minister, en staatssecretaris voor de Regie der gebouwen en Duurzame Ontwikkeling, toegevoegd aan de minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken
________________
Etterbeek - Casernes de la police - Destination future - Intérêt public Etterbeek - Politiekazernes - Toekomstige bestemming - Publieke belangen 
________________
bâtiment public
police
force paramilitaire
université
Régie des Bâtiments
openbaar gebouw
politie
paramilitaire troepen
universiteit
Regie der Gebouwen
________ ________
1/7/2013Verzending vraag
2/1/2014Antwoord
1/7/2013Verzending vraag
2/1/2014Antwoord
________ ________
Question n° 5-9449 du 1 juillet 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-9449 d.d. 1 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En réponse à ma question sur la possibilité d'utiliser les casernes de la police à Etterbeek en vue d'étendre les campus de l'ULB et de la VUB, le secrétaire d'État répondit que les universités ne peuvent bénéficier d'aucun traitement de faveur.

La loi prévoit une vente publique. C’est seulement en cas d’expropriation ou dans un cas exceptionnel faisant l’objet d’un arrêté délibéré en Conseil des ministres que la Régie des bâtiments peut déroger au principe de la vente publique.

Le secrétaire d'État ajoutait qu'il demanderait à la Régie des bâtiments de préparer le dossier de la revalorisation du site en respectant au maximum les intérêts publics.

Voici mes questions :

1) Que veut dire le secrétaire d'État par « respect maximum des intérêts publics » ? Que met-il concrètement dans cette formule ? Dois-je considérer qu'il s'agit d'un plaidoyer pour la recherche d'une procédure exceptionnelle en faveur des universités concernées ? Quelles sont les ébauches de solutions possibles et tenables déjà mises à l'examen ?

2) Ou bien le secrétaire d'État choisira-t-il malgré tout la vente publique ? Est-il conscient qu'une université, donc une institution publique sans but lucratif, a peu de chances dans ce genre de procédure face à de puissants promoteurs immobiliers ? Admet-il qu'une université ne peut et n'est pas en mesure d'être considérée comme un « acteur du marché » comme les autres ? Le choix d'une procédure de vente publique dans ce cas n'est-il pas un traitement de faveur pour les « acteurs de marchés » disposant de moyens financiers importants ? Peut-on lors d'une vente publique imposer des conditions autres que l'attribution à l'enchère la plus haute ?

3) Le secrétaire d'État pense-t-il qu'une exception en recourant à un arrêté délibéré en conseil des ministres soit une possibilité réelle ? Sur quels fondements peut-on baser l'exception afin qu'elle soit valide ?

4) Un transfert (par le biais d'une expropriation) aux communautés peut-il offrir une possibilité viable ? Les Communautés peuvent en tant que pouvoir organisateur de l'enseignement conclure une convention avec la VUB et l'ULB.

5) Selon plusieurs articles de presse, lors de la vente du patrimoine de la Défense, les autorités locales reçoivent un droit de priorité. Est-ce exact ? Si oui, de quelle manière cette priorité est-elle mise en œuvre ?

 

In een antwoord op mijn vraag over de mogelijkheden van de politiekazernes te Etterbeek met betrekking tot de uitbreiding van de campussen van de VUB en ULB, stelt de staatssecretaris dat de universiteiten geen voorkeursbehandeling mogen genieten.

De wet voorziet in een openbare verkoop. Enkel in geval van een onteigening of in een uitzonderlijk geval via een in de ministerraad overlegd koninklijk besluit kan de Regie der Gebouwen afwijken van het principe van de openbare verkoop.

De staatssecretaris stelde tot slot dat hij de Regie der Gebouwen zou vragen dit dossier voor te bereiden met maximaal respect voor de publieke belangen.

Hierover de volgende vragen.

1) Wat bedoelt de staatssecretaris met "maximaal respect voor de publieke belangen"? Hoe vult hij dit concreet in? Moet ik dit beschouwen als een pleidooi om te zoeken naar een uitzonderingsprocedure voor de betrokken universiteiten? Welke mogelijke en haalbare pistes liggen daarbij op tafel?

2) Of zal hij hoe dan ook kiezen voor een openbare verkoop? Begrijpt hij dat een universiteit, dus een openbare instelling zonder winstoogmerk, in deze procedure maar weinig kans maakt ten opzichte van vermogende vastgoedontwikkelaars? Gaat hij akkoord dat een universiteit niet kan en mag worden beschouwd als een "marktspeler" zoals een andere? Is een keuze voor de procedure van een openbare verkoop in deze dan geen voorkeursbehandeling voor kapitaalkrachtige "marktspelers"? Kunnen er bij een openbare verkoop ook voorwaarden worden opgelegd anders dan enkel het hoogste bedrag?

3) Acht de staatssecretaris een uitzondering via voor een in ministerraad overlegd koninklijk besluit een reële mogelijkheid? Welke uitzonderingsgronden kan men daarbij aanhalen opdat dit rechtsgeldig zou zijn?

4) Is een overdracht (via een onteigening) naar de gemeenschappen eventueel een haalbare kaart? Zij kunnen als inrichtende macht voor onderwijs op hun beurt een overeenkomst sluiten met de VUB en de ULB.

5) Verschillende kranten stellen in een artikel dat bij de verkoop van het vastgoed van Defensie de lokale overheden voorrang krijgen. Klopt dit? Zo ja, op welke wijze wordt deze voorrang bewerkstelligd?

 
Réponse reçue le 2 janvier 2014 : Antwoord ontvangen op 2 januari 2014 :

1. Normalement, l'État intervient toujours en respectant au maximum les intérêts publics. Il s'abstiendra ici de tout favoritisme, n'empêchant toutefois pas que l'élaboration d'une solution spécifique puisse être plus profitable à l'intérêt public.

2. Le principe est la vente publique. Cependant, des dérogations sont possibles par le biais d'une procédure d'expropriation ou, "lorsque des circonstances particulières le justifient", par le biais d'un accord du ministre des Finances et du ministre compétent pour la Régie des Bâtiments (article 335 §3 loi-programme 22 décembre 1989). Lors d'une vente publique également, des conditions peuvent être posées à l'acquéreur in concreto et en fonction du dossier spécifique.

3. Comme déjà énoncé au point précédent, une dérogation est toujours possible lorsque des circonstances particulières le justifient. En principe, le ministre ou le secrétaire d'État à la Régie des Bâtiments et le ministre des Finances évaluent la nature des circonstances particulières qui justifient la dérogation au principe de la vente publique. Le secrétaire d'État à la Régie des Bâtiments étant adjoint au ministre des Finances, leur proposition à ce sujet est soumise pour accord du Conseil des ministres. En ce moment, tous les éléments pouvant être utiles à un éventuel futur dossier de vente sont rassemblés et examinés.

4. L'État fédéral ne peut pas se substituer aux initiatives éventuelles à prendre par les autorités communautaires.

5. La Régie des Bâtiments ignore la manière dont le ministère de la Défense donnerait priorité lors de ventes aux autorités locales.

1. Het overheidsoptreden gebeurt normaliter altijd met de maximale zorg voor de publieke belangen. De overheid zal zich daarbij onthouden van enig favoritisme. Dat neemt niet weg dat het publiek belang er het meest mee gediend kan zijn een specifieke oplossing uit te werken.

2. Het principe is de openbare verkoop, afwijkingen zijn mogelijk via een onteigeningsprocedure of “als bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen” via een akkoord van de minister van Financiën en de minister bevoegd voor de Regie der Gebouwen (artikel 335 § 3 programmawet 22 december 1989). Ook bij een openbare verkoop kunnen er in concreto en in functie van het specifiek dossier voorwaarden worden opgelegd aan de koper.

3. Zoals reeds gesteld in het vorige punt, is een afwijking altijd mogelijk als bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. In principe oordelen de minister of Staatssecretaris bevoegd voor de Regie der Gebouwen en de minister van Financiën over de aard van de bijzondere omstandigheden die de afwijking op het principe van de openbare verkoop wettigen. Omdat de Staatssecretaris bevoegd voor de Regie der Gebouwen is toegevoegd aan de minister van Financiën, wordt hun voorstel hieromtrent voorgelegd voor akkoord door de Ministerraad. Op dit ogenblik worden alle elementen die dienstig kunnen zijn voor een eventueel toekomstig verkoopdossier bijeen gebracht en onderzocht.

4.De federale overheid kan zich niet in de plaats stellen van eventueel door de gemeenschapsoverheden te nemen initiatieven.

5.Het is de Regie der Gebouwen niet bekend op welke wijze het ministerie van Defensie bij verkopen voorrang zou geven aan lokale overheden.