SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
25 juin 2013 25 juni 2013
________________
Question écrite n° 5-9398 Schriftelijke vraag nr. 5-9398

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au vice-premier ministre et ministre des Pensions

aan de vice-eersteminister en minister van Pensioenen
________________
Indemnité de funérailles en faveur des ayants droit des pensionnés de l'État - Suppression - Projet de loi Begrafenisvergoeding voor rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren - Afschaffing - Wetsontwerp 
________________
mort
fonctionnaire
droits du fonctionnaire
statut du fonctionnaire
régime de retraite
dood
ambtenaar
rechten van de ambtenaar
statuut van de ambtenaar
pensioenregeling
________ ________
25/6/2013Verzending vraag
10/10/2013Antwoord
25/6/2013Verzending vraag
10/10/2013Antwoord
________ ________
Question n° 5-9398 du 25 juin 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-9398 d.d. 25 juni 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le projet de loi modifiant la loi du 30 avril 1958 modifiant les arrêtés royaux n° 254 et 255 du 12 mars 1936 unifiant les régimes de pensions des veuves et des orphelins du personnel civil de l'État et des membres de l'armée et de la gendarmerie, et instituant une indemnité de funérailles en faveur des ayants droit des pensionnés de l'État vise à supprimer cette indemnité de funérailles en faveur des ayants droit des titulaires d'une pension de retraite à charge du Trésor public ou à charge du régime de pension institué par la loi du 28 avril 1958 relative à la pension des membres du personnel de certains organismes d'intérêt public et de leurs ayants droit.

Cette mesure répond à la logique d'économies du gouvernement fédéral.

Il convient cependant de faire remarquer que l'indemnité de funérailles fait partie de l'ensemble de droits que le fonctionnaire a acquis à sa nomination. Les intéressés m'informent qu'il s'agirait ici d'une modification unilatérale illicite d'un accord, partie intégrante du statut d'un fonctionnaire.

Je souhaiterais poser les questions suivantes.

1) L'indemnité de funérailles fait-elle partie intégrante des acquis d'un fonctionnaire statutaire ?

2) Le gouvernement peut-il supprimer unilatéralement une partie de ce statut, à savoir une intervention spéciale, ou peut-on parler ici de rupture unilatérale d'un accord ?

 

Het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 30 april 1958 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 254 en 255 van 12 maart 1936, waarbij eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van het burgerlijk rijkspersoneel en van de leden van het leger en van de Rijkswacht, en tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van de rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren, beoogt de afschaffing van die begrafenisvergoeding voor rechthebbenden van de titularis van een rustpensioen ten laste van de Staatskas of ten laste van het pensioenstelsel ingesteld door de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden.

Deze maatregel vindt zijn oorsprong in de besparingslogica van de federale regering.

Hierbij moet echter worden opgemerkt dat de begrafenisvergoeding deel uitmaakt van het pakket van rechten dat de ambtenaar verwierf bij zijn aanstelling. Betrokkenen berichten me dat het hier zou gaan over een ongeoorloofde eenzijdige wijziging van een overeenkomst, een integraal onderdeel van het statuut van een ambtenaar.

Hierover de volgende vragen.

1) Maakt de begrafenisvergoeding integraal deel uit van de verworvenheden die een statutair ambtenaar bij zijn aanstelling verwierf?

2) Kan de regering eenzijdig een onderdeel van dit statuut, zijnde een bijzondere tegemoetkoming, schrappen of is hier inderdaad sprake van een vorm van eenzijdige verbreking van een overeenkomst?

 
Réponse reçue le 10 octobre 2013 : Antwoord ontvangen op 10 oktober 2013 :

En réponse à ses questions, j’ai l’honneur de répondre ce qui suit à l’honorable membre.

L’indemnité de funérailles pour les ayants droit des pensionnés de l’État est prévue par la loi du 30 avril 1958 modifiant les arrêtés royaux n°254 et 255 du 12 mars 1936 unifiant les régimes de pensions des veuves et des orphelins du personnel civil de l’État et des membres de l’armée et de la gendarmerie et instituant une indemnité de funérailles en faveur des ayants droit des pensionnés de l’État.

La loi précitée fait partie de la réglementation en matière de pension et non du statut des fonctionnaires. Comme il s’agit d’une loi, il revient au parlement d’approuver l’avant-projet de modification de la loi du 30 avril 1958. Et même si l’indemnité de funérailles faisait partie du statut, cela ne poserait aucun problème juridique puisque le statut peut bel et bien être modifié de façon unilatérale par l’État.

Il ne s’agit donc pas ici d’une rupture unilatérale de contrat ni d’une modification du statut mais de la modification d’une loi, qui doit être approuvée par le parlement.

In antwoord op zijn vragen kan ik het geachte lid het volgende antwoorden.

De begrafenisvergoeding voor rechthebbenden van de gepensioneerde rijksambtenaren wordt geregeld in de wet van 30 april 1958 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 254 en 255 van 12 maart 1936 waarbij eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van het burgerlijk rijkspersoneel en van de leden van het leger en van de rijkswacht, en tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van de rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren.

Voormelde wet maakt deel uit van de pensioenreglementering en niet van het statuut van de ambtenaren. Daar het een wet betreft, komt het aan het parlement toe om het voorliggende voorontwerp tot wijziging van de wet van 30 april 1958 goed te keuren. Zelfs indien de begrafenisvergoeding deel zou hebben uitgemaakt van het statuut, zou er zich juridisch geen probleem stellen vermits de mogelijkheid tot een eenzijdige wijziging van het statuut door de overheid wel degelijk bestaat.

Maar het gaat hier dus niet om een eenzijdige verbreking van een overeenkomst en evenmin om een wijziging van het statuut van de ambtenaren. Het gaat hier om een door het parlement te beslissen wijziging van een wet.