SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
7 juin 2013 7 juni 2013
________________
Question écrite n° 5-9270 Schriftelijke vraag nr. 5-9270

de Willy Demeyer (PS)

van Willy Demeyer (PS)

au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee
________________
Recouvrement amiable de dettes - Agences de recouvrement - Rétribution ou indemnité aux frais du consommateur - Clauses abusives - Pratiques illégales Minnelijke invordering van schulden - Invorderingsbureaus - Betaling of vergoeding op kosten van de consumenten - Onrechtmatige bedingen - Onwettige praktijken 
________________
endettement
créance
protection du consommateur
clause abusive
schuldenlast
schuldvordering
bescherming van de consument
misbruikclausule
________ ________
7/6/2013Verzending vraag
3/7/2013Antwoord
7/6/2013Verzending vraag
3/7/2013Antwoord
________ ________
Question n° 5-9270 du 7 juin 2013 : (Question posée en français) Vraag nr. 5-9270 d.d. 7 juni 2013 : (Vraag gesteld in het Frans)

Le législateur a voulu affirmer le principe selon lequel celui qui exerce l'activité de recouvrement amiable, ne peut demander aucune rétribution ou indemnité pour le recouvrement de dettes.

L'article 5 de la loi du 20 décembre 2002 sur le recouvrement amiable des dettes du consommateur prévoit ainsi qu'il est interdit de demander au consommateur une quelconque indemnité, autre que les montants convenus dans le contrat sous-jacent en cas de non-respect des obligations contractuelles.

Récemment, le magazine télévisé Koppen a réalisé un reportage sur certaines pratiques qui violent manifestement l'esprit de la loi.

Ainsi, il apparaît qu'en pratique, cette disposition est contournée. De plus en plus d'agences de recouvrement demandent aux entreprises qui recourent à leurs services de modifier leurs contrats, pour y introduire des conditions leur permettant de mettre la pression sur le débiteur en cas de non-paiement. Ces conditions prévoient des sanctions financières en cas de non-paiement, parfois présentées à titre de frais de recouvrement. Ce sont donc les agences de recouvrement qui rédigent certaines clauses des contrats sous-jacents de manière à imputer aux consommateurs le paiement de sommes parfois considérables.

Mes questions sont les suivantes :

1) Êtes-vous au courant de ces pratiques contraires à l'esprit de la loi ?

2) Peut-on considérer comme abusives de telles clauses, introduites par les agences de recouvrement ou à leur demande ? Y a-t-il eu des plaintes et quelles en ont été les issues ?

3) Quelles sont les mesures prévues par l'honorable ministre pour contrer ces pratiques et rétablir l'objectif initial de la loi ?

 

De wetgever heeft het principe willen doen gelden waarbij degene de activiteit van minnelijke invordering van schulden beoefent, daarvoor geen enkele betaling of vergoeding mag vragen.

Volgens artikel 5 van de Wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument is het verboden aan de consument enige vergoeding te vragen, anders dan de overeengekomen bedragen in de onderliggende overeenkomst in geval van niet-naleving van de contractuele verbintenissen.

Onlangs bracht het televisieprogramma Koppen een reportage over bepaalde praktijken waarbij de geest van de wet duidelijk werd geschonden.

Deze bepaling wordt in de praktijk blijkbaar omzeild. Steeds meer incassobureau's vragen de bedrijven die een beroep doen op hun diensten, om hun overeenkomsten te wijzigen en er voorwaarden in op te nemen om bij niet-betaling druk te kunnen uitoefenen op de schuldenaar. Deze voorwaarden omvatten financiële sancties bij niet-betaling, soms voorgesteld als inningskosten. Het zijn dus de incassobureaus die bepaalde clausules in de onderliggende overeenkomsten opnemen om de consumenten tot de betaling van soms aanzienlijke sommen te dwingen.

Ik heb volgende vragen:

1) Bent u op de hoogte van dergelijke praktijken?

2) Kunnen dergelijke bedingen van of op vraag van de incassobureau's als onrechtmatig worden beschouwd? Zijn er klachten geweest en wat was de uitkomst ervan?

3) Welke maatregelen zal de minister nemen om deze praktijken tegen te gaan en het oorspronkelijke doel van de wet te herstellen?

 
Réponse reçue le 3 juillet 2013 : Antwoord ontvangen op 3 juli 2013 :

1) et 2) Je suis effectivement au courant de certains problèmes dans le secteur.

Je tiens cependant à préciser que ce qui est interdit par l’article 5 de la loi du 20 décembre 2002 relative au recouvrement amiable des dettes du consommateur (ci-après, « la loi recouvrement amiable ») n’est pas de demander une indemnité, mais de demander une indemnité autre que les montants convenus dans le contrat sous-jacent. L’agence de recouvrement ne peut donc pas demander plus que ce qui a été stipulé dans le contrat de base en cas de paiement tardif.

L’agence de recouvrement peut donc demander l’indemnité pour paiement tardif, telle qu’elle a été stipulée dans le contrat sous-jacent. L’indemnité doit cependant répondre aux exigences de la loi recouvrement amiable et doit également être conforme aux exigences sur les clauses pénales contenues notamment dans la loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur (LPMC).

En ce qui concerne la loi recouvrement amiable, je le renvoie à son article 3, § 2, quatrième tiret. Est interdit l'encaissement de montants non prévus ou non légalement autorisés. Il en découle que les clauses qui stipulent que des ‘frais de recouvrement sont à charge du débiteur’ sont interdites, parce qu’il ne s’agit pas de montants convenus.

Ensuite s’appliquent les principes généraux relatifs aux clauses pénales de la loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur (LPMC). Sont abusives et donc interdites et nulles, les clauses pénales qui clairement ne constituent pas une indemnité raisonnable du préjudice susceptible d'être subi par l'entreprise en cas d'inexécution des obligations du consommateur (art. 74, 24°, LPMC). Les clauses qui prévoient, en plus d’un montant forfaitaire d’indemnités, également les frais de recouvrement extrajudiciaires en sont un exemple. Le montant forfaitaire convenu est en effet censé couvrir tous les frais de recouvrement extrajudiciaires. La clause pénale doit répondre non seulement à l’exigence de proportionnalité, mais également à l’exigence de réciprocité (art. 74, 17°, LPMC). Enfin, l’article 27bis de la loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation prévoit expressément des montants forfaitaires maximums.

En ce qui concerne la question relative aux plaintes, je peux préciser que, de manière générale, la Direction générale Contrôle et Médiation du Service public fédéral (SPF) Économie a traité 287 plaintes en 2012 concernant les agences de recouvrement. Six procès-verbaux ont été dressés.

La plupart des plaintes concernent:

  • le harcèlement du consommateur lorsqu’il a contesté sa dette expressément et de manière motivée;

  • la légalité de l’intervention de l’agence de recouvrement et comment le consommateur doit réagir;

  • l’origine des frais facturés.

3) Je charge la Direction générale Contrôle et Médiation d’être particulièrement attentive à ces pratiques lors de leurs contrôles des entreprises qui font du recouvrement amiable.

1) en 2) Ik ben inderdaad op de hoogte van sommige problemen in de sector.

Ik wil wel verduidelijken dat wat verboden is krachtens artikel 5 van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument (hierna “de wet minnelijke invordering”) niet het vragen van enige vergoeding is, maar het vragen van een vergoeding boven of buiten wat in de onderliggende overeenkomst is overeengekomen. Het incassobureau mag dus niet meer vragen dan wat in de basisovereenkomst bepaald werd bij niet-tijdige betaling.

Het incassobureau kan dus wel de vergoeding voor niet-tijdige betaling vragen, zoals deze bepaald werd in de onderliggende overeenkomst. Deze moet dan wel aan de vereisten zoals deze voortvloeien uit de wet minnelijke invordering voldoen, en daarnaast voldoen aan de vereisten inzake schadebedingen zoals vervat in onder meer de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (WMPC).

Wat de wet minnelijke invordering betreft, wijs ik nog op haar artikel 3, § 2, vierde streepje. Verboden is de inning van niet voorziene of niet wettelijk toegestane bedragen. Hieruit volgt dat bedingen die in het algemeen stellen dat de ‘incassokosten ten laste zijn van de schuldenaar’ niet kunnen, omdat het niet gaat om overeengekomen bedragen.

Vervolgens gelden de algemene principes inzake schadebedingen zoals die voortvloeien uit de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (WMPC). Schadebedingen die duidelijk geen redelijke vergoeding vormen van de schade die door de onderneming kan worden geleden bij wanprestatie, zijn onrechtmatig en dus verboden en nietig (art. 74, 24°, WMPC). Een voorbeeld hiervan vormen bedingen waarbij naast een forfaitair bedrag aan schadevergoeding eveneens de buitengerechtelijke incassokosten gevraagd worden. Het forfaitair overeengekomen bedrag wordt immers geacht alle buitengerechtelijke invorderingskosten te dekken. Naast de proportionaliteit van het schadebeding, geldt de vereiste van wederkerigheid (art. 74, 17°, WMPC). Artikel 27bis van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet ten slotte voorziet uitdrukkelijk maximale forfaitaire bedragen.

Wat de vraag omtrent klachten betreft, kan ik in het algemeen verduidelijken dat de Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie, in 2012 287 klachten behandeld heeft aangaande incassobureaus. Er werden zes proces verbalen opgesteld.

De meeste klachten gaan over:

  • het belagen van de consument wanneer deze uitdrukkelijk en gemotiveerd zijn schuld heeft betwist;

  • de wettelijkheid van de tussenkomst van een incassobureau en hoe de consument hierop moet reageren;

  • de oorsprong van de aangerekende kosten.

3) Ik geef opdracht aan de Algemene Directie Controle en Bemiddeling in het bijzonder hierop toe te zien bij hun controles van de ondernemingen die aan minnelijke invordering doen.