SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
25 mars 2013 25 maart 2013
________________
Question écrite n° 5-8588 Schriftelijke vraag nr. 5-8588

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Bruxelles - Chambres francophones du tribunal de première instance - Demandeurs néerlandophones - Interprète Brussel - Franstalige kamers van de Rechtbank van Eerste Aanleg - Nederlandstalige rechtzoekenden - Tolk 
________________
juridiction judiciaire
Région de Bruxelles-Capitale
emploi des langues
profession de l'information
interprétation
judiciële rechtspraak
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
taalgebruik
beroep in het informatiewezen
tolken
________ ________
25/3/2013Verzending vraag
24/7/2013Rappel
13/12/2013Herkwalificatie
23/1/2014Antwoord
25/3/2013Verzending vraag
24/7/2013Rappel
13/12/2013Herkwalificatie
23/1/2014Antwoord
________ ________
Requalifiée en : demande d'explications 5-4541 Requalifiée en : demande d'explications 5-4541
________ ________
Question n° 5-8588 du 25 mars 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-8588 d.d. 25 maart 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Il arrive de plus en plus souvent que des demandeurs néerlandophones attaquant en justice des habitants francophones se voient contraints de se tourner vers une chambre francophone et de se faire assister lors d'une comparution en personne par un interprète assermenté néerlandais-français.

Les frais liés à cet interprète sont à la charge du demandeur, alors même que le tribunal a ordonné la comparution en personne.

Lorsque la situation inverse se présente et que des demandeurs francophones doivent comparaître devant une chambre néerlandophone, les juges acceptent toujours qu'ils s'adressent au tribunal en français et ne soient ainsi jamais contraints de recourir aux services d'un interprète français-néerlandais.

Les habitants néerlandophones de Bruxelles sont par conséquent obligés de supporter des frais pour pouvoir s'adresser en néerlandais, dans leur propre ville, au tribunal qui défend leur cause. Cette situation paraît totalement inacceptable et est indigne d'un État de droit.

1) La ministre a-t-elle conscience de ces pratiques au sein de la juridiction bruxelloise ? Les trouve-t-elle correctes ?

2) Reconnaît-elle qu'il s'agit d'une violation du principe d'égalité entre habitants néerlandophones et francophones de notre capitale ?

3) Que fera-t-elle pour mettre fin à cette discrimination à l'égard des Bruxellois néerlandophones ?

 

Het komt meer en meer voor dat Nederlandstalige rechtzoekenden met een vordering tegenover Franstalige bewoners zich noodgedwongen tot een Franstalige kamer moeten richten en bij verschijning in persoon verplicht worden zich te laten bijstaan door een beëdigde tolk die het Nederlands naar het Frans moet vertalen.

De kost van deze tolk valt ten laste van de rechtzoekende, ook al werd de verschijning in persoon bevolen door de rechtbank.

Andersom, bij Franstalige rechtzoekenden die dienen te verschijnen voor een Nederlandstalige kamer, zullen deze rechters steeds aanvaarden dat de Franstaligen zich in het Frans tot de rechtbank richten en bijgevolg nooit verplicht worden om een tolk Frans-Nederlands te vragen.

Nederlandstalige inwoners van Brussel worden bijgevolg verplicht kosten te maken om zich in het Nederlands in hun eigen stad te kunnen wenden tot de rechtbank die hun zaak behartigt. Dit lijkt op een totaal onaanvaardbare situatie en is een rechtsstaat onwaardig.

1) Is de geachte minister zich bewust van deze praktijken binnen de Brusselse rechtbank? Vindt zij dit correct?

2) Beaamt zij dat het hier gaat over een schending van het gelijkheidsbeginsel tussen Nederlandstalige en Franstalige inwoners van onze hoofdstad?

3) Wat zal zij doen om deze discriminatie ten opzichte van Nederlandstalige Brusselaars te stoppen?

 
Réponse reçue le 23 janvier 2014 : Antwoord ontvangen op 23 januari 2014 :

La question semble indiquer que les pratiques en vigueur concernant l'emploi des langues devant le tribunal de première instance ne sont pas uniformes dans toutes les chambres.  

La législation est très détaillée à ce sujet et il me paraît utile de renvoyer à ce que prévoit la loi du 15 juin 1935 concernant l'emploi des langues en matière judiciaire. 

L'article 4 de ladite loi du 15 juin 1935 fixe les règles sur l'emploi des langues pour la rédaction de l'acte introductif d'instance et pour la poursuite de la procédure, et plus particulièrement sur les possibilités de demande que la procédure soit poursuivie dans une autre langue.  

L'article 6 de la même loi détermine les règles qui doivent être appliquées lorsqu'il y a plusieurs défendeurs.  

L'article 16 fixe les règles en ce qui concerne la procédure devant le tribunal correctionnel de Bruxelles. (L'article 21 dans le cas où il y a plusieurs inculpés). 

L'article 23 porte sur les possibilités d'obtenir un renvoi à la juridiction la plus rapprochée où la procédure sera poursuivie dans la langue du prévenu. 

Les articles 30 et 31 prévoient que les parties qui comparaissent en personne et qui ne comprennent pas la langue de la procédure sont assistées par un interprète juré, et que les frais de traduction sont à charge du Trésor.  

La question parlementaire se fonde sur des allégations qui ne sont nullement confirmées par les informations obtenues à ce sujet auprès du parquet de Bruxelles.

De vraag lijkt erop te wijzen dat de vigerende praktijken in verband met het gebruik der talen voor de rechtbank van eerste aanleg niet eenvormig zijn in alle kamers.  

De wet is in dit verband zeer gedetailleerd en ik acht nuttig te verwijzen naar wat in de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt voorzien.  

Artikel 4 van voornoemde wet van 15 juni 1935 stelt de regels vast inzake het gebruik der talen in de akte tot inleiding van het geding en voor de voortzetting van de rechtspleging, met name wat de mogelijkheden betreft een vraag tot voortzetting in een andere taal te bekomen.  

Artikel 6 van dezelfde wet bepaalt de regels die moeten worden toegepast in geval van verscheidene verweerders.  

Artikel 16 stelt de regels vast wat betreft de rechtspleging voor de correctionele rechtbank van Brussel. (Artikel 21 in geval van verscheidene verdachten). 

Artikel 23 betreft de mogelijkheden een verwijzing te bekomen naar het dichtstbij gelegen gerecht waar de rechtspleging in de taal van de verdachte zal worden voortgezet. 

Artikelen 30 en 31 voorzien dat de partijen, die in persoon verschijnen en die de taal van de rechtspleging niet begrijpen, worden bijgestaan door een beëdigde tolk, en dat de kosten van vertaling ten laste van de Schatkist zijn.  

De parlementaire vraag berust op beweringen die geenszins bevestigd worden door de in dit opzicht bij het parket van Brussel bekomen inlichtingen.