SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
19 décembre 2012 19 december 2012
________________
Question écrite n° 5-7632 Schriftelijke vraag nr. 5-7632

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
La publication de noms de collaborateurs de la Sûreté de l'État Het publiceren van namen van medewerkers van de Staatsveiligheid 
________________
sûreté de l'Etat
service secret
données personnelles
communauté virtuelle
médias sociaux
staatsveiligheid
geheime dienst
persoonlijke gegevens
virtuele gemeenschap
sociale media
________ ________
19/12/2012Verzending vraag
21/1/2013Antwoord
19/12/2012Verzending vraag
21/1/2013Antwoord
________ ________
Requalification de : demande d'explications 5-2763 Requalification de : demande d'explications 5-2763
________ ________
Question n° 5-7632 du 19 décembre 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-7632 d.d. 19 december 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La Sûreté de l'État se drape toujours d'un voile de mystère. C'est justifié dans une certaine mesure. Si ce service veut être performant, il est contreproductif d'agir en pleine lumière. La Sûreté de l'État fait la chasse aux espions et à tous ceux qui tentent de subtiliser des secrets d'État et d'entreprises par la ruse et de façon illégale.

J'admets donc que certaines règles et loi relatives à la publicité de l'administration soient appliquées de façon adaptée et certainement plus discrète pour les dossiers relatifs à la Sûreté de l'État. Il existe en outre un contrôle très explicite du pouvoir législatif sur ce type de services.

Dans ce contexte, l'annonce selon laquelle certains collaborateurs de la Sûreté de l'État dévoilent leurs profils sur les réseaux sociaux LinkedIn et Facebook apparaît comme étonnante. C'est le monde à l'envers car en exposant - de façon figurée - ces collaborateurs et leurs données personnelles, on fragilise non seulement ces gens mais aussi tout leur service. Il n'est pas nécessaire de faire un dessin...

La sûreté de l'État réagit en indiquant son grand embarras, mais elle ne peut apparemment interdire ces comportements entre autres parce que les syndicats s'y opposeraient.

Comment la ministre réagit-elle à la publication par des collaborateurs de la Sûreté de l'État de leurs profils personnels sur les réseaux sociaux bien connus et largement consultés que sont LinkedIn et Facebook. Reconnaît-elle que la publication des noms et profils de ces collaborateurs peut être contreproductive pour les performances de la Sûreté de l'État ? Est-il exact que la Sûreté de l'État ne peut empêcher ses collaborateurs de s'exprimer sur les forums sociaux en tant que membre du personnel ? Dans l'affirmative, comment la ministre concilie-t-elle cette situation avec le devoir de réserve auquel ces fonctionnaires sont tenus ? Ou bien la ministre confirme-t-elle que la Sûreté de l'État ne peut en tant qu'employeur imposer aucune restriction ou interdiction par exemple en matière de publication par ses collaborateurs de leur employeur ou de leur fonction ?.

Comment la ministre va-t-elle traiter cette question ? Des mesures complémentaires s'imposent-elles ou le cadre existant suffit-il pour imposer une plus grande réserve à ses collaborateurs ?

 

De Staatsveiligheid is steeds gehuld in een waas van geheimzinnigheid. Dit is - binnen bepaalde grenzen - verantwoord. Wil deze dienst performant opereren, dan lijkt het contraproductief om dit allemaal in een totale openheid te doen. De staatsveiligheid jaagt immers ook op spionnen, mensen en systemen die pogen om op slinkse en illegale wijze geheimen van de staat en van bedrijven te ontfutselen.

Ik vind het daarom heel aanvaardbaar dat bepaalde regels en wetten voor de openbaarheid van bestuur voor wat betreft zaken van de Staatsveiligheid op een aangepaste en zeker meer discrete wijze worden toegepast. Er bestaat daarenboven een heel expliciete controle van de wetgevende macht op dit soort diensten.

Binnen deze context verrast het bericht dat een aantal medewerkers van de Staatsveiligheid opduiken, met hun profielen, op de sociale netwerksite LinkedIn en Facebook. Dit lijkt wel de omgekeerde wereld, want door deze medewerkers, met hun persoonlijke gegevens, helemaal - hier figuurlijk - bloot te geven, maakt men niet alleen deze mensen maar ook de ganse dienst erg kwetsbaar. Daar hoeft niet meteen een tekening worden bij gemaakt.

De Staatsveiligheid reageert met de vermelding "dat ze er erg verveeld mee zitten", maar blijkbaar kan een verbod niet, o.a. omdat de vakbonden dit zouden counteren.

Hoe verklaart de minister dat een aantal medewerkers van de Staatsveiligheid opduiken, met hun persoonlijk profiel, in de zeer bekende en ruim geconsulteerde sociale netwerksites LinkedIn en Facebook? Beaamt de minister dat het vrijgeven van de namen en profielen van deze medewerkers contraproductief kan werken voor de performantie van de Staatsveiligheid? Is het waar dat de Staatsveiligheid haar medewerkers niet kan verbieden om zich als personeelslid te uiten op publieke fora? In dit waar zou zijn, hoe rijmt de minister dit met de geheimhoudingsplicht waaraan dit soort ambtenaren toch verbonden zijn? Of bevestigt de minister dat de Staatsveiligheid - als werkgever - hieromtrent geen verbod of restricties, bijv. in het bekend maken van hun werkgever of job, kan opleggen?

Hoe zal de minister hieromtrent optreden? Zijn er aanvullende maatregelen noodzakelijk of volstaat het geldende kader om hier tot meer terughoudendheid te verplichten?

 
Réponse reçue le 21 janvier 2013 : Antwoord ontvangen op 21 januari 2013 :

Une simple recherche dans un moteur de recherche permet de trouver sur certains réseaux sociaux des personnes qui indiquent qu'elles travaillent ou qu'elles ont travaillé pour la Sûreté de l’État. La Sûreté de l'État ne peut confirmer ni infirmer qu'il s'agit de membres du personnel qu'elle a en service. Dans ce contexte, il est à noter qu'il existe une page « Sûreté de l'État » sur Facebook et que celle-ci n'est pas l'œuvre de la Sûreté de l’État.

En outre, je peux assurer que la sécurité du personnel de la Sûreté de l’État n'a pas été compromise sur les réseaux sociaux auxquels vous faites référence dans votre question parlementaire.

Les membres du personnel de la Sûreté de l’État sont soumis à des règles de discrétion et de secret dès qu'ils entrent en service et même après qu'ils ont quitté le service. Si le service constate qu'un membre du personnel ne respecte pas ces règles, les mesures nécessaires sont prises à l'égard du membre du personnel en question, par exemple des mesures disciplinaires, administratives et/ou pénales.

Een eenvoudige zoekopdracht met een zoekmachine biedt de mogelijkheid om op bepaalde sociale netwerksites personen te vinden die aangeven dat zij voor de Veiligheid van de Staat werken of gewerkt hebben. De Veiligheid van de Staat kan ontkennen noch bevestigen of het om personeelsleden gaat die zij in dienst heeft. In deze context moet opgemerkt worden dat er een webpagina “Veiligheid van de Staat” bestaat op Facebook en dat deze niet het werk is van de Veiligheid van de Staat.

Ik kan bovendien bevestigen dat de veiligheid van het personeel van de Veiligheid van de Staat niet in het gedrang is gekomen op de sociale netwerksites waarnaar u verwijst in uw parlementaire vraag.

De personeelsleden van de Veiligheid van de Staat zijn onderworpen aan regels van discretie en geheimhouding zodra zij in dienst treden en zelfs nadat zij de dienst hebben verlaten. Als de dienst vaststelt dat een personeelslid deze regels niet naleeft, worden de nodige maatregelen ten aanzien van het betrokken personeelslid genomen, bijvoorbeeld disciplinaire, administratieve en / of strafrechtelijke maatregelen.