SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
27 novembre 2012 27 november 2012
________________
Question écrite n° 5-7411 Schriftelijke vraag nr. 5-7411

de Elke Sleurs (N-VA)

van Elke Sleurs (N-VA)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen
________________
Fonds des accidents médicaux - Frais de fonctionnement Fonds voor de medische ongevallen - Werkingskosten 
________________
Fonds des accidents médicaux
Institut national d'assurance maladie-invalidité
Fonds voor medische ongevallen
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
________ ________
27/11/2012Verzending vraag
5/3/2013Antwoord
27/11/2012Verzending vraag
5/3/2013Antwoord
________ ________
Question n° 5-7411 du 27 novembre 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-7411 d.d. 27 november 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Je vous remercie pour votre réponse à ma question écrite 5-7023. Hélas, le texte que vous m'avez transmis ne comportait aucune réponse à ma question.

Conformément à la loi du 31 mars 2010, le Fonds pour les accidents médicaux aurait dû être une institution publique distincte. Compte tenu de considérations pratiques, mais surtout financières, on a décidé d'intégrer le Fonds à l'Institut national d'assurance maladie-invalidité (INAMI) et non par exemple au Service public fédéral (SPF) Santé.

J'imagine que cette décision a été prise sur la base de prévisions et de simulations.

Pour juger de ce choix politique, j'aimerais des réponses aux questions suivantes :

1) A combien a-t-on estimé les frais de fonctionnement annuels du Fonds pour les accidents médicaux en cas d'intégration au sein de l'INAMI ?

2) A combien a-t-on estimé les frais de fonctionnement annuels du Fonds pour les accidents médicaux en tant qu'institution publique distincte ?

3) A combien a-t-estimé les frais de fonctionnement annuels du Fonds pour les accidents médicaux en cas d'intégration au sein du SPF Santé publique ?

 

Ik dank u voor uw antwoord op schriftelijke vraag 5-7023. Helaas bevat de tekst die u me toestuurde geen antwoord op de vraag. Sta me toe mijn vraag te verduidelijken.

Krachtens de wet van 31 maart 2010 zou het Fonds voor de medische ongevallen een aparte openbare instelling worden. Gelet op een aantal praktische maar vooral financiële overwegingen werd besloten om het Fonds te integreren bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) en niet bijvoorbeeld bij de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid.

Ik neem aan dat die beslissing genomen werd op grond van prognoses en simulaties.

Om de beleidsafweging te kunnen beoordelen, kreeg ik graag een antwoord op de volgende vragen:

1) Wat waren de verwachte jaarlijkse werkingskosten van het Fonds voor medische ongevallen in geval van integratie bij het RIZIV ?

2) Wat waren de verwachte jaarlijkse werkingskosten van het Fonds als aparte openbare instelling?

3) Wat waren de verwachte jaarlijkse werkingskosten van het Fonds in geval van integratie bij de FOD Volksgezondheid ?

 
Réponse reçue le 5 mars 2013 : Antwoord ontvangen op 5 maart 2013 :

En vertu de l’article 11 de la loi du 31 mars 2010 relative à l’indemnisation des dommages résultant de soins de santé, l’Institut national d’Assurance Maladie Invalidité (INAMI) met à la disposition du Fonds des accidents médicaux (FAM), contre rétribution, les services, le personnel, l’équipement et les installations nécessaires à son fonctionnement, et ce depuis sa création. Dès lors qu’il est apparu que la gestion des ressources humaines mais aussi comptable et financière du FAM en tant qu’institution autonome s’avérait démesurément lourde et contre-productive, son intégration au sein de l’INAMI même et non au sein d’une autre institution, tel le SPF Santé publique, s’imposait tout naturellement. Il s’agit d’un choix répondant à des exigences d’économies et de bonne gouvernance. Il n’y a par ailleurs aucun élément objectif permettant de croire que les coûts d’une intégration du FAM au sein du SPF Santé publique auraient été moindres qu’au sein de l’INAMI. 

Pour avoir une idée des économies générées par cette intégration, il suffit de comparer les enveloppes de gestion du FAM telles qu’elles apparaissent dans le budget 2012 d’une part, conçu dans l’optique d’un possible déménagement du FAM dans d’autres locaux extérieurs à l’INAMI, et le budget 2013 élaboré dans la perspective de son intégration au sein de l’INAMI. 

En 2012, le budget des frais de fonctionnement ordinaire s’élevait à 489 970 euros, dont 100 000 euros pour des frais de déménagement et d’aménagement de nouveaux locaux, et 22 000 euros - sur base annuelle – pour couvrir les frais d’un contrat par lequel P&O aurait assuré les fonctions de secrétariat social pour le compte du FAM. Le budget 2013 des frais de fonctionnement du FAM (372 370 euros) ne reprend aucun de ces deux éléments. 

En 2012, le budget des investissements mobiliers du FAM s’élevait à 111 000 euros, dont 100 000 euros pour l’achat de mobilier d’archivage de type Electriver. Le budget 2013 des investissements mobiliers s’élève à 21 000 euros, étant entendu que la problématique de la capacité d’archivage devra être à nouveau abordée dès que les besoins en la matière seront connus de manière plus précise. 

Il faut en outre ajouter le temps gagné par le personnel du Fonds et de l’INAMI grâce au fait que ce sont les services de l’Institut qui peuvent prendre en charge les services de soutien et d’appui au Fonds, selon leurs propres règles (celles applicables aux Institutions publiques de sécurité sociale) et non celles d’une personnalité juridique distincte (en l’occurrence un organisme d’intérêt public de catégorie B). Tout ce temps gagné permet au Fonds des accidents médicaux de se consacrer prioritairement à l’accomplissement de sa mission, et non dans la mise en place de structures d’appui et de soutien.  

Une intégration du Fonds des accidents médicaux au sein du SPF santé publique n’a pas été envisagée, dès lors que le Fonds était déjà adossé à l’INAMI en vertu de l’article 11 de la loi du 31 mars 2010. Dans l’optique de simplification administrative et des coûts qui était poursuivie, le choix de l’INAMI s’imposait.

Pour de plus amples informations à ce sujet, je vous renvoie enfin aux considérations reprises dans l’exposé des motifs du projet de loi portant des dispositions diverses en matière de santé (DOC Parl. Chambre 53 – 2600/001, pages 24 à 33)

Overeenkomstig artikel 11 van de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg stelt het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) het Fonds voor de Medische Ongevallen, tegen betaling, de diensten, het personeel, de uitrusting en de installaties die vereist zijn voor de werking ervan, ter beschikking, en dat sinds de oprichting ervan. Het beheer van de human resources, van de boekhouding en financiën van het FMO als autonome instelling bleek extreem zwaar en contraproductief te zijn. Daarom bestond de meest logische oplossing erin het Fonds in het RIZIV zelf te integreren en niet in een andere instelling zoals de FOD Volksgezondheid. Het is een keuze waarmee men tegemoet wil komen aan de vereisten inzake besparingen en behoorlijk bestuur. Er zijn trouwens geen objectieve elementen op basis waarvan men kan besluiten dat een integratie van het FMO in de FOD Volksgezondheid minder zou hebben gekost dan een integratie in het RIZIV. 

Om een idee te hebben van de besparingen die de integratie oplevert, volstaat het de beheersbudgetten van het FMO, zoals die in de begroting 2012 zijn ingeschreven met het oog op een mogelijke verhuizing van het FMO naar kantoren buiten het RIZIV, te vergelijken met de begroting 2013, zoals die is opgesteld met het oog op de integratie ervan in het RIZIV. 

In 2012 bedroeg de gewone begroting van de werkingskosten 489 970 euro. Daarvan was 100 000 euro bestemd voor de kosten van de verhuizing en de inrichting van nieuwe lokalen en 22 000 euro –op jaarbasis- voor het dekken van de kosten van een contract waarmee P&O het sociaal secretariaat voor rekening van het FMO zou hebben waargenomen. In de begroting 2013 van de werkingskosten van het FMO (372 370 euro ) is geen enkel van die elementen opgenomen. 

In 2012 bedroeg de begroting van de roerende investeringen van het FMO 111.000 euro, waarvan 100.000 euro voor de aankoop van archiefmeubilair van het type Electriver. De begroting 2013 van de roerende investeringen bedraagt 21.000 euro. De kwestie van de archiveringscapaciteit zal immers opnieuw moeten worden besproken zodra meer details bekend zijn over de behoeften op dat vlak. 

Men moet daar ook de tijdwinst van het personeel van het Fonds en van het RIZIV aan toevoegen, dankzij het feit dat het de diensten van het Instituut zijn die het Fonds ondersteunen, volgens hun eigen regels (zij die op de openbare socialezekerheidsinstellingen van toepassing zijn) en niet die van een afzonderlijke rechtspersoon (hier een instelling van openbaar nut van categorie B). Door al die uitgespaarde tijd kan het Fonds voor de medische ongevallen zich in de eerste plaats met de uitvoering van zijn opdracht bezighouden, en niet met het opzetten van ondersteuningsstructuren.  

Omdat het Fonds voor de Medische Ongevallen krachtens artikel 11 van de wet van 31 maart 2010 al door het RIZIV werd ondersteund, werd niet overwogen om het Fonds in de FOD Volksgezondheid te integreren. Vanuit het oogpunt van de administratieve vereenvoudiging en de kosten lag de keuze voor het RIZIV voor de hand. 

Voor meer inlichtingen in dat verband verwijs ik naar de overwegingen in de memorie van toelichting van het wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake gezondheidszorg (Parlementaire stukken van de Kamer 53-2600/001, bladzijden 24 tot 33).