SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
22 novembre 2012 22 november 2012
________________
Question écrite n° 5-7337 Schriftelijke vraag nr. 5-7337

de Claudia Niessen (Ecolo)

van Claudia Niessen (Ecolo)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen
________________
Aide médicale urgente - Services ambulanciers - Courses sans transport - Non-indemnisation - Charge financière pour les services ambulanciers - Arrêté d'exécution de l'article 3ter de la loi du 8 juillet 1964 - Carence Dringende geneeskundige dienstverlening - Ambulancediensten - Ritten zonder vervoer - Niet-vergoeding - Financiële last voor de ambulancediensten - Uitvoeringsbesluit van artikel 3ter van de wet van 8 juli 1964 - Tekort 
________________
premiers secours
médecine d'urgence
transport de malades
arrêté
eerste hulp
geneeskundige noodhulp
ziekentransport
besluit
________ ________
22/11/2012Verzending vraag
3/1/2013Dossier gesloten
22/11/2012Verzending vraag
3/1/2013Dossier gesloten
________ ________
Question n° 5-7337 du 22 novembre 2012 : (Question posée en français) Vraag nr. 5-7337 d.d. 22 november 2012 : (Vraag gesteld in het Frans)

En cas d'urgence, le système d'appel unifié envoie un service ambulancier sur le lieu d'accident afin de garantir les premiers secours. En cas de dégradation de la situation - en raison d'un évanouissement ou par augmentation du nombre de victimes par exemple -, le service ambulancier demande l'intervention d'un urgentiste. Suite au diagnostic de celui-ci, l'évacuation des victimes se fait soit par ambulance, soit par un moyen de transport plus efficace : un hélicoptère ou le service PIT (Paramedical Intervention Team). Dans ce dernier cas de figure, aucun remboursement n'est prévu pour le service ambulancier malgré sa mise à disposition de matériel et de ressources humaines. Aucune facture ne peut être établie à la charge du patient alors que le service ambulancier a pris des mesures de stabilisation du patient.

L'article 3ter de la loi du 8 juillet 1964 relative à l'aide médicale urgente, dispose que : " Le Roi fixe les modalités et conditions dans lesquelles les courses sans transport des services ambulanciers sont payées. Par course sans transport, il faut entendre le déplacement d'une ambulance, effectué en vertu de l'article 5 de la présente loi, vers l'endroit où se trouve la victime ou le patient et, qui n'a cependant pas donné lieu au transport visé par la disposition précitée. "

La mise en œuvre de cette loi requiert un arrêté d'exécution. Mes recherches ont cependant démontré qu'un tel document n'a jamais été rédigé. Vu que les " modalités et conditions dans lesquelles les courses sans transport " n'ont donc jamais été fixées, une facturation à destination du patient est réglementairement impossible.

Au vu du nombre élevé des courses sans transport des services ambulanciers et du fait que les ressources humaines et le matériel de ces services se trouvent lésés en raison du non-remboursement des coûts, je vous pose les questions suivantes :

1) Pourquoi un arrêté d'exécution relatif à l'article 3ter de la loi du 8 juillet 1964 n'a-t-il jamais été rédigé ?

2) L'article 2 de la loi du 8 juillet 1964 définit que " les frais d'installation et de fonctionnement du système d'appel unifié sont à charge de l'État, dans la mesure où les travaux, les recrutements du personnel ainsi que l'achat de mobilier, machines, appareils et matériel estimés nécessaires ont été autorisés par le ministre compétent ou son délégué. " Vous serait-il dès lors possible d'estimer nécessaire également les ressources humaines et le matériel mis à disposition pour une soi-disant " course sans transport " et de prévoir une indemnisation pour les efforts de ces services ambulanciers ? Ceci éviterait la tendance déficitaire de ceux-ci et organiserait l'aide médicale urgente de manière plus efficace.

 

In een noodgeval stuurt het eenvoudig oproepstelsel een ambulancedienst naar de plaats van het ongeval teneinde de eerste hulp te bieden. Als de toestand verslechtert - bijvoorbeeld door bewustzijnsverlies of omdat er meerdere slachtoffers zijn - vraagt de ambulancedienst de tussenkomst van een spoedarts. Op basis van diens diagnose wordt het slachtoffer vervoerd via een ambulance of via een meer efficiënt vervoermiddel: een helikopter of de PIT-dienst (Paramedical Intervention Team). In dat laatste geval is in geen enkele terugbetaling voorzien voor de ambulancedienst, ondanks het feit dat hij mensen en middelen heeft ingezet. Er kan geen factuur worden opgemaakt ten laste van de patiënt hoewel de ambulancedienst maatregelen heeft genomen om de patiënt te stabiliseren.

Artikel 3ter van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige dienstverlening bepaalt: “De Koning stelt de nadere regelen en voorwaarden vast waaronder de ritten zonder vervoer van de ambulancediensten worden betaald. Onder rit zonder vervoer dient te worden verstaan de verplaatsing van een ambulancewagen, uitgevoerd krachtens artikel 5 van deze wet, naar de plaats waar het slachtoffer of de zieke zich bevindt en die echter geen aanleiding heeft gegeven tot het vervoer bedoeld in de voormelde beschikking.”

De tenuitvoerlegging van die wet vereist een uitvoeringsbesluit. Volgens mijn informatie is nooit een dergelijk document opgesteld. Aangezien de nadere regelen en voorwaarden waaronder de ritten zonder vervoer nooit zijn vastgelegd, is een facturatie aan de patiënt reglementair onmogelijk.

Het aantal ritten zonder vervoer van de ambulancediensten neemt toe en de menselijke en materiële middelen van die diensten lijden schade daar de kosten niet worden terugbetaald. Ik heb dan ook de volgende vragen.

1) Waarom is nooit een uitvoeringsbesluit genomen met betrekking tot artikel 3ter van de wet van 8 juli 1964?

2) Artikel 2 van de wet van 8 juli 1964 bepaalt dat de installatie- en werkingskosten van het eenvormig oproepstelsel ten laste zijn van de staat, in de mate waarin de werken, de aanwerving van personeel alsmede de aankoop van meubelen, machines, toestellen en materieel die noodzakelijk geacht worden, toegelaten werden door de bevoegde minister of zijn afgevaardigde. Kan de minister dan ook beslissen dat de menselijke en materiële middelen die worden ingezet voor een rit zonder vervoer noodzakelijk zijn en kan hij een vergoeding voor de de inspanningen van de ambulancediensten vastleggen? Hiermee kunnen de toenemende tekorten bij die diensten worden vermeden en kan de dringende geneeskundige dienstverlening efficiënter worden georganiseerd.