Voici plusieurs mois déjà, la ministre a pris connaissance du rapport du Conseil central de surveillance pénitentiaire (CCSP) couvrant la période 2008-2011. Ce rapport fustige la manière dont le CCSP doit fonctionner ainsi que la manière dont la loi de principes du 12 janvier 2005 concernant l’administration pénitentiaire ainsi que le statut juridique des détenus est appliquée. À la suite de cette publication, la ministre a promis une réflexion approfondie dont la majorité des personnes concernées - en particulier les détenus, les internés et leur entourage immédiat - et nous-mêmes espérons qu'elle aboutira à une amélioration sensible et même radicale. À la page 61 de son rapport, le CCSP formule cinq recommandations concrètes (n° 28 à 32) relatives au personnel de surveillance et aux collaborateurs du service psychosocial. Mes questions sont les suivantes. 1) Que pense la ministre de chacune de ces propositions et comment les évalue-t-elle ? 2) De quelle manière et quand la ministre donnera-t-elle suite à chacune de ces recommandations concrètes ? |
De geachte minister nam al enkele maanden geleden kennis van het verslag van de Centrale Toezichtsraad voor het gevangeniswezen (CTRG), dat de periode 2008 - 2011 behandelt. Deze verslaggeving maakt brandhout van de wijze waarop de CTRG moet werken en van de correcte toepassing van de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden. Naar aanleiding van deze publicatie beloofde de minister een grondige denkoefening… waarbij wij en zowat alle betrokkenen - niet het minst de gedetineerden, de geïnterneerden en hun onmiddellijke omgeving - hopen dat deze zou en zal leiden tot een grondige, meer nog, een radicale verbetering. Op pagina 61 van dit verslag doet de CTRG vijf concrete aanbevelingen (28 - 32) inzake bewakingspersoneel en medewerkers van de psychosociale dienst. Hierbij de volgende vragen: 1) Hoe apprecieert en evalueert de geachte minister elk van deze voorstellen? 2) Op welke wijze en wanneer zal de minister gevolg geven aan elk van deze concrete aanbevelingen? |
1) et 2) Ces deux points de la question seront
traités ensemble dans la réponse, par recommandation,
puisque la réponse au point 2 est contenue dans la réponse
au point 1.
Recommandation 28 : Je reconnais le problème
de l'agitation sociale récurrente dans l'administration
pénitentiaire, qui débouche trop souvent sur des
grèves. Une première évaluation, plutôt
sommaire, du protocole d’accord n° 351 du 19 avril 2010
sur le renforcement du dialogue social et la gestion des conflits au
sein du secteur pénitentiaire a montré que le
protocole est généralement bien suivi. Il n'empêche
que cet accord ne contient pas suffisamment de leviers contraignants
pour parvenir, dans toutes les situations de conflit social, au
résultat escompté, à savoir que le dialogue
social prime sur la grève. J'ai dès lors demandé
à l'administration d'effectuer une évaluation plus
approfondie du protocole et de constituer à cette fin un
dossier contenant notamment un relevé détaillé
des coûts liés à une grève, une étude
comparative sur la manière dont la problématique de la
grève est réglée dans d'autres pays européens,
une énumération des droits minimaux des détenus
à préserver, etc. Le groupe de travail y travaille
actuellement. J'attends les résultats de cette étude
prochainement et déciderai de la piste à suivre en
fonction de l'information qui en ressortira. À cet égard,
un service minimum réglé légalement est une des
options, mais sans être la seule possible.
Recommandation 29 : Cette recommandation
s'adresse aux Communautés, qui sont effectivement compétentes
concernant l'aide et l’assistance aux détenus. Il ne
m'appartient donc pas de donner suite à cette recommandation.
Recommandation 30 : Le choix opéré
est d'investir davantage à court terme dans la maîtrise
des risques, sur la base d'un screening des détenus à
risque et de l'élaboration d'une gestion de la détention
structurée et cohérente pour cette catégorie de
détenus dans des sections spécifiques des prisons. La
DG EPI s'y emploie pleinement. Indépendamment de ces mesures
structurelles, il convient également de souligner
l'importance de ce qu'on appelle la sécurité
dynamique, c'est-à-dire la sécurité qui découle
d'une interaction dynamique entre le personnel et les détenus,
d'une part, et d'une relation équilibrée entre les
moyens techniques mis en œuvre et un régime de la
détention constructif, d'autre part. La dissociation stricte
des fonctions d'accompagnement socio-éducatif (mission qui
incombe d'ailleurs en partie aux Communautés), d'une part, et
du maintien de l'ordre et de la sécurité, d'autre
part, me paraît contraire au principe de sécurité
dynamique auquel adhère la loi de principes.
Recommandation 31 : Il suffit de renvoyer au
rapport d’activités 2011 de la DG EPI pour vous
convaincre qu'une attention particulièrement grande est
d'ores et déjà portée à la formation et
à la formation continuée du personnel pénitentiaire.
Recommandation 32 : Cette recommandation
s'adresse également aux Communautés, compétentes
en matière d'aide et d’assistance aux détenus en
vue de leur réinsertion sociale, si bien qu'il ne
m'appartient pas de répondre à ce point de la
question.
|
1) en 2) De beide vragen zullen samen, per
aanbeveling, worden beantwoord, nu het antwoord op de tweede vraag
besloten ligt in het antwoord op de eerste vraag.
Aanbeveling 28: Ik onderken het probleem van de
regelmatig terugkerende sociale onrust in het gevangeniswezen, die
al te vaak uitmondt in stakingen. Een eerste, eerder summiere
evaluatie van het protocolakkoord nr. 351 van 19 april 2010 ter
versterking van de sociale dialoog en de conflict- beheersing binnen
het gevangeniswezen wees uit dat het protocol in het algemeen goed
wordt opgevolgd. Dit neemt niet weg dat dit akkoord te weinig
afdwingbare hefbomen bevat om in alle omstandigheden van een sociaal
conflict tot het beoogde resultaat te komen, namelijk dat de sociale
dialoog primeert op een staking. Ik heb dan ook gevraagd aan de
administratie een meer grondige evaluatie van het protocol uit te
voeren, en daartoe een dossier samen te stellen waarin onder meer de
kosten verbonden aan een staking gedetailleerd in kaart worden
gebracht, een vergelijkend onderzoek wordt gevoerd naar de wijze
waarop de stakingsproblematiek wordt geregeld in andere Europese
landen, de minimaal te vrijwaren rechten van gedetineerden worden
opgesomd,… Deze werkgroep is momenteel aan de slag. Ik
verwacht de resultaten van dit onderzoek eerstdaags op mijn bureau
en zal in functie van de informatie die daaruit naar voren komt
beslissen welk spoor wordt gevolgd. Een wettelijk geregelde
minimumdienstverlening is daarbij één van de opties,
maar niet de enige mogelijke.
Aanbeveling 29: Deze aanbeveling is gericht aan
de Gemeenschappen, die inderdaad bevoegd zijn voor de hulp- en
dienstverlening aan gedetineerden. Het valt dan ook buiten mijn
bevoegdheid om op deze aanbeveling in te gaan.
Aanbeveling 30: De keuze is gemaakt om op korte
termijn extra te investeren in risicobeheersing en dit aan de hand
van een screening van risicogedetineerden en de uitbouw van
een gestructureerd en coherent detentiebeheer voor deze groep
gedetineerden op specifieke secties in de gevangenissen. Het DG EPI
is daar volop mee bezig. Los van deze structurele maatregelen dient
ook het belang te worden benadrukt van de zogenaamde dynamische
veiligheid, dit wil zeggen de veiligheid die voortvloeit uit een
dynamische wisselwerking tussen het personeel en de gedetineerden,
enerzijds, en een evenwichte verhouding tussen de technische
middelen die worden ingezet en een constructief detentieregime,
anderzijds. De rigoureuze loskoppeling van de functies van
sociaal-educatieve begeleiding enerzijds (taak die overigens mede
toekomt aan het personeel van de Gemeenschappen) en de handhaving
van orde en veiligheid anderzijds lijkt me in tegenspraak met het
door de Basiswet gehuldigde principe van de dynamische veiligheid.
Aanbeveling 31: Het volstaat te verwijzen naar
het activiteitenverslag van het DG EPI van 2011 om u ervan te
overtuigen dat nu reeds bijzonder veel aandacht wordt geschonken aan
de opleiding en de voortgezette opleiding van het penitentiair
personeel.
Aanbeveling 32: Ook deze aanbeveling is gericht
aan de Gemeenschappen, bevoegd voor de hulp- en dienstverlening aan
gedetineerden met het oog op hun reïntegratie, zodat het buiten
mijn bevoegdheid valt om op deze vraag te antwoorden.
|