SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
3 aôut 2012 3 augustus 2012
________________
Question écrite n° 5-6825 Schriftelijke vraag nr. 5-6825

de Bart Tommelein (Open Vld)

van Bart Tommelein (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee
________________
Artistes - Droit de suite - Associations d'auteurs - Sociétés de gestion - Droit de suite des artistes non affiliés - Recherche des ayants droit - Encaissement - Situation Kunstenaars - Volgrecht - Auteursverenigingen - Beheersvennootschappen - Volgrecht van niet aangesloten artiesten - Zoeken van rechthebbenden - Incassering - Stand van zaken 
________________
statistique officielle
droit d'auteur
droit de suite
commerce de l'art
officiële statistiek
auteursrecht
volgrecht
handel in kunstvoorwerpen
________ ________
3/8/2012Verzending vraag
27/11/2012Antwoord
3/8/2012Verzending vraag
27/11/2012Antwoord
________ ________
Question n° 5-6825 du 3 aôut 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-6825 d.d. 3 augustus 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La législation belge en matière de droit de suite prévoit que les marchands d'œuvres d'art informent les associations d'auteurs de toute revente d'œuvres d'art originales ainsi que des noms des artistes dont les œuvres sont revendues.

Les artistes affiliés perçoivent les droits de suite (actuellement 4 % du prix d'adjudication) pour les œuvres dont le prix de vente est supérieur ou égal à 2 000 euros .

Les associations d'auteurs perçoivent depuis peu non seulement les droits des artistes qu'elles représentent mais aussi les droits de suite des artistes et des héritiers des artistes qu'elles ne représentent pas.

La procédure en vigueur découlant de l'arrêté royal actuel prévoit tout d'abord l'encaissement automatique des droits de suite des artistes qui ne sont affiliés nulle part, ensuite la publication dans le Moniteur belge, une seule fois, des noms des artistes pour lesquels des droits ont été perçus et enfin après trois ans, l'encaissement de la somme par les sociétés de gestion. C'est une procédure assez curieuse puisqu'elle prévoit le versement de sommes à des associations d'auteurs pour des artistes qu'elles ne représentent pas.

La réglementation actuelle a pour effet qu'il est contreproductif pour les sociétés de gestion de chercher effectivement les ayants droit puisque les sommes leur reviennent au bout de trois ans si elles ne peuvent retrouver les héritiers.

Pour être tout à fait clair, l'argent ne peut plus être réclamé aux sociétés de gestion par les artistes ou leurs familles après trois ans.

Il semble qu'en 2006 on ait tout simplement repris l'ancienne réglementation de 1998 sans pour autant en mesurer les conséquences concrètes. Je plaide pour une autre approche mais je veux tout d'abord avoir une vision claire de l'ampleur des montants figurant sur ce compte.

Mes questions sont donc les suivantes :

1) Est-il normal que la société belge des auteurs, compositeurs et éditeurs (Sabam) approche systématiquement les galeries et salles de ventes en leur demandant de verser sur un compte commun créé à cet effet ne comportant ni adresse, ni dénomination officielle, et même sans facture, les droits de suite des artistes qu'elle ne représente pas ? Le ministre peut-il expliquer de manière très détaillée s'il estime que cette façon de faire est correcte ?

2) Peut-il indiquer quel est le montant total versé sur ce compte commun sur une base annuelle et ce respectivement pour les années 2009, 2010 et 2011 ainsi que pour les six premiers mois de 2012 ? Peut-il commenter ces chiffres ?

3) Peut-il indiquer quel est après trois ans le montant total versé de ce compte commun sur le compte des sociétés de gestion respectives et ce respectivement pour les années 2009, 2010 et 2011 ainsi que pour les six premiers mois de 2012 ? Peut-il aussi indiquer en chiffres absolus et en pourcentages quelle part des droits de suite perçus pour des artistes qui ne sont pas représentés par les sociétés de gestion a été reversée sur une base annuelle au cours des trois dernières années d'une part aux ayants droit, héritiers ou artistes donc, et d'autre part aux sociétés de gestion par défaut d'ayants droit ? Comment évolue ce pourcentage ?

4) Peut-il expliquer de façon détaillée quels efforts effectifs et concrets les sociétés de gestion ont déployés pour retrouver les héritiers des artistes ou les artistes eux-mêmes au nom desquels des fonds ont été versés sur le compte commun susmentionné à titre de perception des droits de suite pour les artistes non représentés par les sociétés de gestion ?Leurs efforts se limitent-ils réellement à la publication au Moniteur ?

5) Estime-t-il que les efforts actuels soient suffisants et ne faudrait-il pas envisager une adaptation de l'ensemble de la procédure ? Peut-il expliciter sa réponse ?

 

De Belgische wetgeving inzake het volgrecht voorziet dat professionele kunsthandelaars de auteursverenigingen bij elke doorverkoop van oorspronkelijke kunstwerken op de hoogte brengen van de namen van de kunstenaars wiens werken doorverkocht worden.

De aangesloten kunstenaars ontvangen de volgrechten (momenteel 4% van de toewijzingsprijs) voor werken met een verkoopprijs van 2 000 euro of meer.

De Belgische auteursverenigingen innen sinds kort niet alleen de rechten voor de artiesten die ze vertegenwoordigen maar ook de volgrechten van de artiesten en de erven van de artiesten die ze niet vertegenwoordigen.

Volgens de huidige werkwijze, volgend uit het huidige koninklijk besluit, worden eerst automatisch volgrechten geïnd van artiesten die nergens aangesloten zijn, worden vervolgens de namen van de kunstenaars waarvoor geld geïnd werd één keer gepubliceerd in het Staatsblad en wordt na drie jaar het geld geïncasseerd door de beheersvennootschappen. Dit is een vreemde gang van zaken daar deze gelden aldus worden doorgestort naar auteursverenigingen die deze artiesten niet vertegenwoordigen.

De huidige regeling brengt eigenlijk met zich mee dat het contraproductief zou zijn vanuit het standpunt van de beheersvennootschappen om daadwerkelijk actief op zoek te gaan naar de rechthebbenden vermits de gelden na drie jaar aan de beheersvennootschappen worden toebedeeld als zij de erven niet kunnen vinden.

Voor de duidelijkheid: na drie jaar is het geld ook niet meer opeisbaar door de kunstenaar en zijn familie bij de beheersvennootschappen.

In 2006 werd de oude regeling van 1998 blijkbaar gewoon overgenomen, zonder dat men de concrete gevolgen hiervan ingeschat heeft. Ik pleit voor een andere aanpak maar eerst wil ik een zicht krijgen over de omvang van de gelden op deze rekening.

Graag had ik hieromtrent dan ook volgende vragen voorgelegd:

1) Is het normaal dat de Belgische Vereniging van auteurs, componisten en uitgevers (Sabam) systematisch galerijen en roepzalen benadert met de vraag om de volgrechten voor artiesten die ze niet vertegenwoordigen te storten op een hiervoor gecreëerde gemeenschappelijke rekening zonder adres noch officiële naam en dit nota bene zonder een officiële factuur door te zenden? Kan de geachte minister zeer uitvoerig toelichten en aangeven of deze gang van zaken correct is?

2) Kan hij aangeven hoeveel het totaalbedrag op jaarbasis bedraagt dat wordt gestort op deze gemeenschappelijke rekening en dit respectievelijk voor de jaren 2009, 2010 en 2011 alsook de eerste zes maanden van 2012? Kan hij deze cijfers duiden?

3) Kan hij aangeven hoeveel het totaalbedrag op jaarbasis bedraagt dat van deze gemeenschappelijke rekening na drie jaar wordt gestort op de rekening van de respectieve beheersvennootschappen en dit respectievelijk voor de jaren 2009, 2010 en 2011 alsook de eerste zes maanden van 2012? Kan hij tevens aangeven in centen en procenten hoeveel van de geïnde volgrechten voor artiesten die de beheersvennootschappen niet vertegenwoordigen respectievelijk op jaarbasis voor de laatste drie jaar worden doorgestort enerzijds aan de rechthebbenden, erven of artiesten dus en anderzijds aan de beheersvennootschappen bij gebrek aan rechthebbenden? Hoe evolueert dit percentage?

4) Kan hij zeer gedetailleerd aangeven welke inspanningen de beheersvennootschappen effectief en concreet hebben geleverd om de erven van de artiesten of de artiesten zelf op te sporen in wiens naam gelden werden gestort op de eerder aangegeven gemeenschappelijke rekening voor het innen van volgrechten voor artiesten die de beheersvennootschappen niet vertegenwoordigen? Beperkt hun inspanning zich daadwerkelijk tot het publiceren in het Staatsblad?

5) Meent hij dat de huidige inspanningen volstaan en is het geheel niet toe aan een aanpassing? Kan dit uitvoerig worden toegelicht?

 
Réponse reçue le 27 novembre 2012 : Antwoord ontvangen op 27 november 2012 :

Voici ma réponse à la question de l’honorable membre:

1)      Aux termes de l’article 13, paragraphe1er, 1er et 2ième alinéas, de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d'auteur et aux droits voisins (Moniteur belge du 27 juillet 1994) (ci-après ‘loi sur les droits d’auteur’), les professionnels du marché de l’art sont tenus en cas de revente d’une œuvre d’art originale d’en informer l’auteur ou la société chargée de la gestion de ses droits. Si cela n’est raisonnablement pas possible, il faut aviser les sociétés désignées par le Roi, c’est-à-dire la SABAM et la SOFAM.

Conformément à l’article 2, paragraphe 1er et 2, de l’arrêté royal du 2 août 2007 portant exécution de la loi du 4 décembre 2006 transposant en droit belge la directive 2001/84/CE du Parlement européen et du Conseil du 27 septembre 2001 relative au droit de suite au profit de l'auteur d'une œuvre d'art originale - , s’il s’agit de reventes ne se déroulant pas dans le cadre d’une vente aux enchères, les professionnels du marché de l’art les notifieront aux sociétés de gestion concernées, tous les trois mois, au moyen d’un formulaire ad hoc.     

Après réception dudit formulaire, les sociétés de gestion enverront une demande de paiement. 

Lorsqu’il s’agit d’une vente publique, c’est l’article 13, paragraphe 1er, premier alinéa, de la loi sur les droits d’auteur qui est d’application. Les professionnels du marché de l’art sont tenus d’aviser de cette vente l’auteur ou la (les) société(s) de gestion concernée(s). Dans la pratique, ils le font en expédiant une copie du procès-verbal ou une liste des reventes, ou bien le formulaire de déclaration complété. 

Quand il apparaît qu’il s’agit d’artistes bénéficiant du droit de suite et non affiliés à une société de gestion, les droits sont à verser au compte commun ouvert au nom de la SABAM et de la SOFAM. Aucune facture n’est établie mais il est demandé d’effectuer un versement sur le compte commun. Celui-ci a été instauré par l’article 3, paragraphe 2, de l’arrêté royal du 2 août 2007. 

La loi sur les droits d’auteur et l’arrêté royal du 2 août 2007 stipulent que les professionnels du marché de l’art notifient périodiquement les ventes soumises au droit de suite. Quand il n’est pas possible d’aviser l’auteur ni la société chargée de gérer ses droits, il faut informer les sociétés désignées par le Roi, c’est-à-dire la SABAM et la SOFAM,. Les professionnels du marché de l’art sont ainsi légalement tenus de communiquer les données relatives aux reventes en question à la SABAM et à la SOFAM. 

Pour être complet, il me faut préciser que le droit de suite est toujours d’application en cas de revente d’une œuvre d’art vendue à un prix de minimum 2 000 euros (hors TVA). L’auteur ne peut pas renoncer à ce droit. Si les conditions prévues par la loi sur les droits d’auteur sont remplies, on est tenu de payer un droit de suite lors de la revente d’une œuvre d’art originale.

2)     L’honorable membre trouvera ci-dessous les montants totaux versés sur ce compte commun au cours des exercices 2007 à 2012 (du 1er janvier au 30 juin 2012 inclus):

Exercices

Montants versés

2009

37 153,00 euros

2010

52 192,00 euros

2011

71 968,34 euros

Je ne dispose pas de suffisamment d’éléments pour commenter cette augmentation.

3)        Pour les années 2009, 2010, 2011 et 2012 (jusqu’au 30 juin 2012 inclus), la SABAM et la SOFAM m’ont fait savoir qu’à ce jour il n’y avait encore eu aucun virement du compte commun vers le compte des sociétés de gestion. 

En ce qui concerne le paiement aux auteurs -ou à leurs héritiers- non affiliés à une société de gestion, voici les chiffres qui m’ont été communiqués:

Exercices

Montants versés

2009

6 168,79 euros

2010

8 583,21 euros

2011

3 950,00 euros

2012 (→ 30 juin 2012)

3 784,35 euros

Aux termes de l’article 13, paragraphe 2, de la loi sur les droits d’auteur, l'action de l'auteur/héritier se prescrit par trois ans à compter de l'échéance du délai de paiement visée à l’article 13, paragraphe 1er, 1er ou 2ième alinéa, suivant la situation. À l'expiration de ce délai de prescription, les sommes restant sur le compte commun sont réparties entre les sociétés de gestion proportionnellement au montant des droits de suite perçus par chacune d’elle durant l’année précédente. Les sociétés sont tenues de distribuer ces montants conformément à l’article 69 de la loi sur les droits d’auteur entre les ayants droit de la catégorie concernée et selon les modalités approuvées par l’assemblée générale à la majorité des deux tiers. 

4)        L’arrêté royal du 2 août 2007 prévoit quelques obligations auxquelles la SABAM et la SOFAM sont tenues. Ainsi son article 3, paragraphe 2, oblige ces sociétés à publier une fois par an au Moniteur belge la liste des ayants droit dont les œuvres ont fait l'objet d'une revente ayant donné lieu au cours de l'année civile précédente au versement du droit de suite sur le compte commun ainsi que la date de la revente et la date de la notification de la revente à l’une d’entre elles. À défaut d'identification des ayants droit, il faut communiquer les œuvres.  

Les deux sociétés doivent aussi publier cette liste sur leur site web. 

Par ailleurs, la SABAM et la SOFAM consentent des efforts supplémentaires pour retrouver les auteurs ou leurs héritiers. Ainsi la SABAM publie dans son ‘SABAM Magazine’ la liste des artistes pour lesquels des montants ont été perçus sur le compte commun. Cette liste est également soumise aux artistes ou le cas échéant à leurs héritiers et aux associations étrangères gérant les droits de suite.                 

La SOFAM, quant à elle, m’a expliqué qu’elle collecte des informations sur les artistes via le site internet Artprice, le périodique (H)ART et ‘la Fondation pour l’Art Belge Contemporain’ ou grâce à des contacts avec le BAM (Instituut voor beeldende, audiovisuele en mediakunst) et la Communauté Française (Commission Consultative des Arts Plastiques). 

Enfin, il y a aussi une vérification des listes au moyen de la base de données IPI.  Il s’agit d’une base de données centrale entre les sociétés de gestion faisant partie de la CISAC (Confédération Internationale des Sociétés d’Auteurs et Compositeurs) ; elle contient les noms de tous les auteurs et de toutes les sociétés de gestion dont ils sont membres.

5) Le régime actuel a vu le jour à la suite de la transposition de la Directive 2001/84/CE et est le résultat de la consultation des secteurs concernés, parmi lesquels l’Union belgo-luxembourgeoise du marché d’art et l’Union professionnelle des marchands d’art moderne et contemporain. En ce qui concerne les auteurs qui ne sont pas affiliés auprès d’une société de gestion, nous pouvons renvoyer à l’exposé des motifs de la loi du 4 décembre 2006 transposant en droit belge la directive 2001/84/CE du Parlement européen et du Conseil du 27 septembre 2001 relative au droit de suite au profit de l'auteur d'une œuvre d'art originale[2] , qui indique notamment ce qui suit:

Quant aux délais de paiement, il est proposé que le paiement tant pour les reventes ayant lieu dans le cadre d’une vente publique que pour les autres reventes – la notion de revente est définie à l’article 11, § 1er, alinéa 1er, en projet - intervienne dans les 2 mois suivant la notification.

Cette notification doit en premier lieu être faite à l’auteur ou à la société de gestion chargée de gérer ses droits. Si l’auteur n’est pas membre d’une société de gestion, les débiteurs du droit de suite doivent, en principe, rechercher eux-mêmes les données (adresse, numéro de compte, etc.) de l’auteur en vue de la notification et du paiement. Cela s’avérant, en pratique, souvent difficile, voire insurmontable, il est proposé que la notification puisse être valablement effectuée aux « sociétés de gestion désignées par le Roi » au cas où la notification à l’auteur ou à la société chargée de gérer ses droits n’est raisonnablement pas possible. Il repose donc sur le débiteur du droit de suite une obligation de moyens pour rechercher, comme le ferait une personne normalement prudente et diligente, les données d’identification de l’auteur, principalement si ce dernier n’est pas membre d’une société de gestion. Si une recherche raisonnable à ce sujet ne donne rien, le débiteur du droit de suite peut faire la notification aux sociétés de gestion désignées par le Roi.”

Ce régime me semble équilibré. Lorsqu’une revente d’une œuvre protégée a lieu, qui tombe sous le champ d’application de la Directive 2001/84/CE relative au droit de suite, un droit de suite est en effet dû. Le régime élaboré offre au commerçant d’œuvres d’art la possibilité de satisfaire à ses obligations d’une manière administrative simple. De plus, des mesures de notification sont prescrites et les auteurs disposent d’un délai de trois ans pour réclamer leur rémunération, ce qui me semble un délai raisonnable.

[2] Projet de loi transposant en droit belge la directive 2001/84/CE du Parlement européen et du Conseil du 27 septembre 2001 relative au droit de suite au profit de l’auteur d’une œuvre d’art originale, Document parlementaire. Chambre, 2005-2006, 2464/001, 11.

Ziehier mijn antwoord op de vraag van het geachte lid :

1)  Overeenkomstig art. 13, paragraaf 1, eerste en tweede lid van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (Belgisch Staatsblad 27 juli 1994) (hierna auteurswet) zijn de actoren uit de professionele kunsthandel verplicht om bij een doorverkoop van een oorspronkelijk kunstwerk de auteur, dan wel de vennootschap belast met het beheer van rechten op de hoogte te stellen. Indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is dienen de door de Koning aangewezen beheersvennootschappen, met name SABAM en SOFAM hiervan op de hoogte te worden gesteld.

Overeenkomstig artikel 2, paragraaf 1 en 2 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2007 tot uitvoering van de wet van 4 december 2006 houdende de omzetting in Belgisch recht van de richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk, dienen de actoren uit de professionele kunsthandel, indien het gaat om doorverkopen die niet plaatsvinden in het kader van een openbare veiling, om de drie maanden via een daartoe bestemd formulier aan de betrokken beheersvennootschappen haar verkopen mee te delen.     

Na ontvangst van dit formulier sturen de beheersvennootschappen een betalingsaanvraag door. 

In het geval het een openbare veiling betreft, is artikel 13, paragraaf 1, eerste lid, van de auteurswet van toepassing.  De actoren uit de professionele kunsthandel zijn gehouden om de auteur of de betrokken beheersvennootschap(pen) in kennis te stellen van deze verkoop. In de praktijk gebeurt dit door het opsturen van een kopie van het proces verbaal, hetzij via een lijst van doorverkopen, dan wel via het invullen van het aangifteformulier.   

Wanneer blijkt dat het kunstenaars betreffen die recht hebben op het volgrecht en die niet aangesloten zijn bij een beheersvennootschap, moeten de rechten gestort worden op de gemeenschappelijke rekening, die op naam staat van SABAM en SOFAM. Er wordt geen factuur opgesteld, maar er wordt gevraagd om een storting op de gemeenschappelijke rekening te verrichten. Deze gemeenschappelijke rekening werd ingesteld op grond van artikel 3, paragraaf 2 van het koninklijk besluit van 2 augustus 2007. 

De auteurswet en het koninklijk besluit van 2 augustus 2007 bepalen dat de actoren uit de professionele kunsthandel op periodieke basis melding dienen te maken van de verkopen onderhevig aan het volgrecht. In het geval het niet mogelijk was om de auteur, noch de vennootschap belast met het beheer van rechten hiervan in kennis te stellen, dient men de door de Koning aangewezen beheersvennootschappen, met name SABAM en SOFAM hiervan op de hoogte te brengen. De actoren uit de professionele kunsthandel zijn zodoende wettelijk ertoe gehouden om de gegevens met betrekking tot deze doorverkopen mee te delen aan SABAM en SOFAM. 

Voor de volledigheid dien ik te preciseren dat het volgrecht steeds van toepassing is indien het een doorverkoop van een oorspronkelijk kunstwerk betreft waarvan de verkoopprijs minimum 2 000 euro (exclusief BTW) bedraagt. De auteur kan geen afstand van dit recht nemen. Indien aan de voorwaarden gesteld door de auteurswet voldaan wordt, is men gehouden tot het betalen van een volgrecht bij de doorverkoop van een oorspronkelijk kunstwerk. 

2)     Het geachte lid gelieve hieronder de totaalbedragen te vinden die op deze gemeenschappelijke rekening gestort zijn in de loop van de boekjaren 2007 tot 2012 (1 januari tot met 30 juni 2012) :

Boekjaar

Gestorte bedragen

2009

37 153,00 euro

2010

52 192,00 euro

2011

71 968,34 euro

Ik beschik niet over voldoende elementen om deze verhoging te duiden.

3)        Voor de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 (tot en met 30 juni 2012) deelden SABAM en SOFAM mij mee dat er tot op heden nog geen storting verricht werd van de gemeenschappelijke rekening naar de rekening van de beheersvennootschappen. 

Wat betreft de uitbetaling aan de auteurs of de erfgenamen, welke niet aangesloten zijn bij een beheersvennootschap werden mij volgende cijfers meegedeeld :

Boekjaar

Uitbetaalde bedragen

2009

6 168,79 euro

2010

8 583,21 euro

2011

3 950,00 euro

2012 (tot 30 juni 2012)

3 784,35 euro

Overeenkomstig artikel 13, paragraaf 2 van de auteurswet verjaart de vordering van de auteur/erfgenamen na verloop van drie jaar te rekenen vanaf het verstrijken van de verjaringstermijn bedoeld in artikel 13, paragraaf 1, eerste of tweede lid naargelang de situatie. Na het verstrijken van deze verjaringstermijn worden de overgebleven bedragen op de gemeenschappelijke rekening verdeeld in verhouding tot het bedrag van volgrechten die ieder van hen geheven heeft gedurende het voorgaande jaar. De beheersvennootschappen zijn verplicht om deze bedragen overeenkomstig artikel 69 van de auteurswet te verdelen onder de rechthebbenden van betrokken categorie, en volgens de modaliteiten die door de algemene vergadering bij tweederde meerderheid goed zijn gekeurd. 

4)      In het koninklijk besluit van 2 augustus 2007 staan er enkele verplichtingen opgenomen waar SABAM en SOFAM toe gehouden worden. Zo dienen ze overeenkomstig artikel 3, paragraaf 2 van het voornoemde koninklijk besluit jaarlijks in het Belgisch Staatsblad een lijst te publiceren met daarin de rechthebbenden waarvan de werken het voorwerp hebben uitgemaakt van een doorverkoop die tijdens het vorige kalenderjaar aanleiding heeft gegeven tot het storten van volgrecht op de gemeenschappelijke rekening, evenals de datum van de doorverkoop en de datum van de kennisgeving van de doorverkoop aan één van deze beheersvennootschappen. Bij ontstentenis van identificatie van de rechthebbenden dienen de werken te worden meegedeeld. 

Deze lijst dienen de beheersvennootschappen eveneens op hun website te plaatsen. 

Daarnaast doen de beheersvennootschappen SABAM en SOFAM bijkomende inspanningen om de auteurs of de erfgenamen op te sporen. Zo publiceert SABAM in haar ‘SABAM Magazine’ de lijst van kunstenaars voor wie bedragen openstaan op de gemeenschappelijke rekening. De lijst wordt tevens voorgelegd aan de kunstenaars of in voorkomend geval hun erfgenamen en aan de buitenlandse verenigingen die de volgrechten beheren. 

SOFAM deelde mij mee dat ze informatie omtrent de kunstenaars verzameld via de internetsite Artprice, het tijdschrift (H)ART en bij ‘la Fondation pour l’Art Belge Contemporain’ of via contacten met het BAM (Instituut voor beeldende, audiovisuele en mediakunst) en de Franse Gemeenschap (Commission Consultative des Arts Plastiques). 

Tot slot gebeurt er ook een verificatie van de lijsten aan de hand van de IPI-database. Deze database is een centrale database tussen de beheersvennootschappen die lid zijn van CISAC (Confédération Internationale des Sociétés d’Auteurs et Compositeurs). De IPI-database bevat de namen van alle auteurs en de beheersvennootschappen waarvan zij lid zijn.

5)  De huidige regeling is tot stand gekomen naar aanleiding van de omzetting van richtlijn 2001/84/EG, en is het resultaat van een raadpleging van de betrokken sectoren, waaronder de Unie van de Belgisch-Luxemburgse Kunstmarkt, en de Beroepsvereniging van galerieën in moderne en hedendaagse kunst. In verband met de auteurs die niet aangesloten zijn bij een beheersvennootschap, kan verwezen worden naar de memorie van toelichting bij de wet van 4 december 2006 houdende de omzetting in Belgisch recht van de richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk[1], waar onder meer het volgende wordt aangegeven:

Wat termijnen van betaling betreft, wordt voorgesteld dat zowel voor de doorverkopen die plaatsvinden in het kader van een openbare veiling, als voor de overige doorverkopen – het begrip doorverkoop wordt omschreven in het ontworpen artikel 11, paragraaf 1, eerste lid - de betaling moet geschieden binnen de 2 maanden na de kennisgeving.

De kennisgeving dient in eerste instantie te geschieden aan de auteur of de vennootschap belast met het beheer van zijn rechten. Indien de auteur geen lid is van een beheersvennootschap, dienen de debiteurs van het volgrecht in principe eerst zelf op zoek te gaan naar de gegevens (adres, rekeningnummer, enz.) van de auteur om de kennisgeving en de betaling te kunnen verrichten. Aangezien dit in de praktijk vaak moeilijk, zoniet onoverkomelijk is, wordt voorgesteld dat de kennisgeving ook geldig kan geschieden aan «de door de Koning aangewezen beheersvennootschappen » indien de kennisgeving aan de auteur of aan de vennootschap belast met het beheer van zijn rechten, redelijkerwijs niet mogelijk is. Op de debiteur van het volgrecht rust dus een middelverbintenis om als een normaal en redelijk persoon op zoek te gaan naar de identificatiegegevens van de auteur, voornamelijk indien deze geen lid is van een beheersvennootschap. Indien een redelijk onderzoek ter zake niets oplevert, kan de debiteur van het volgrecht de kennisgeving doen aan de door de Koning aangewezen beheersvennootschappen.”

Deze regeling lijkt mij evenwichtig. Wanneer een doorverkoop plaatsvindt van een beschermd werk dat onder het toepassingsgebied van de richtlijn 2001/84/EG betreffende het volgerecht valt, is immers een volgrecht verschuldigd. De regeling die uitgewerkt is biedt voor de kunsthandelaar de mogelijkheid om op een administratief vlotte wijze zich aan zijn verplichtingen te voldoen. Tevens worden bekendmakingsmaatregelen voorgeschreven, en beschikken de auteurs over een termijn van drie jaar om hun vergoeding op te eisen, wat mij een redelijke termijn lijkt. 

[1] Wetsontwerp houdende de omzetting in Belgisch recht van de richtlijn 2001/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk, Gedr. St. Kamer, 2005-2006, 2464/001, 11.