SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
12 juin 2012 12 juni 2012
________________
Question écrite n° 5-6448 Schriftelijke vraag nr. 5-6448

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Aide juridique gratuite - Situation - Budget - Avenir Kosteloze juridische bijstand - Stand van zaken - Budget - Toekomst 
________________
aide judiciaire
avocat
droits de la défense
rechtsbijstand
advocaat
rechten van de verdediging
________ ________
12/6/2012Verzending vraag
13/12/2013Herkwalificatie
6/1/2014Antwoord
12/6/2012Verzending vraag
13/12/2013Herkwalificatie
6/1/2014Antwoord
________ ________
Requalifiée en : demande d'explications 5-4514 Requalifiée en : demande d'explications 5-4514
________ ________
Question n° 5-6448 du 12 juin 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-6448 d.d. 12 juni 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

L'année dernière, les moins nantis recourant au système de l'aide juridique gratuite ont atteint le nombre record de 200 000. Ce système autorise les utilisateurs, en fonction de leurs revenus, à ne payer leurs avocats que pour une petite partie, voire pas du tout. Le service, assuré par des fonds publics, constitue la pierre angulaire du fonctionnement d'un État de droit démocratique. Son coût s'est élevé l'an dernier à 68 millions d'euros. Les avocats se voient octroyer des points selon leur prestations. Chaque point vaut 24 euros.

D'après Dirk Van Gerven, bâtonnier de l'Ordre néerlandophone des avocats du Barreau de Bruxelles, c'est bien trop peu. Il compare avec la rémunération d'un interprète. Il constate par ailleurs que le budget ne répond plus à la demande. Selon lui, la situation est intenable et il est urgent de changer différentes choses. Il propose notamment, non pas tellement de modifier les conditions de revenus, mais de mieux contrôler l'utilisation abusive du système. Il se demande aussi si l'argent du contribuable doit continuer à financer ce système et suggère des formules d'assurance ou de « mutualisation ».

La ministre a déjà annoncé qu'elle veut réexaminer l'ensemble du système et a commandé une étude à l'Institut national de Criminalistique et de Criminologie. Les conclusions devraient être disponibles cet été.

Voici mes questions :

1) La ministre reconnaît-elle que les fonds destinés à l'aide juridique gratuite se tarissent et que la demande est en train d'excéder le budget alloué ? Quelle a été l'évolution du budget ces dix dernières années ?

2) Estime-t-elle, à l'instar du bâtonnier Van Gerven, que la rémunération de 24 euros par point est nettement trop basse ? Quelle a été l'évolution de ce tarif ces dix dernières années ?

3) Que pense la ministre de la suggestion du bâtonnier Van Gerven de financer le système par une formule d'assurance ? Partage-t-elle mon opinion que la Justice doit être un service public accessible à tous les citoyens quelle que soit leur situation financière ? Comprend-elle que les moins nantis, c'est-à-dire ceux qui ont le plus besoin d'une telle assurance, ont le moins de moyens pour en souscrire une ? Convient-elle qu'une assurance contractée personnellement ne peut être la solution, puisque l'équité est une responsabilité de la collectivité ?

4) La ministre est-elle d'accord avec la position implicite du bâtonnier Van Gerven selon laquelle on abuse beaucoup du système « pro deo » et qu'un contrôle renforcé s'impose ? Trouve-t-elle utile de mieux vérifier les bénéficiaires potentiels (par exemple avec l'aide des banques-carrefour) ? A-t-elle d'autres projets en ce sens ?

5) Que veut dire la ministre lorsqu'elle déclare vouloir réexaminer l'ensemble du système ? Sur quelles pistes de réflexion s'engage-t-elle ? Pense-t-elle modifier les critères d'accès ?Considère-t-elle un autre système de financement, comme une assurance ou une mutualisation ? Envisage-t-elle une réforme du système de points qui l'adapterait à la charge réelle des différentes prestations, car il est bien connu que beaucoup de prestations pro deo dans le secteur de l'assistance aux demandeurs d'asile rapportent rapidement pour un effort minimal ?

6) La ministre peut-elle dire quel est l'objet de l'étude ? Quels en étaient les thèmes, quelle a été la méthode, qui y a été impliqué et quel est son objectif ultime ? Quand les résultats seront-ils disponibles et les parlementaires pourront-ils en obtenir copie ?

7) Selon « Progress Lawyers Network » (PLN), la Belgique dépense quatre fois moins pour les avocats pro deo que les Pays-Bas, où 40 à 50 % de la population peut en bénéficier, contre 15 % chez nous. Il faut donc se situer au seuil de pauvreté pour avoir droit à l'assistance gratuite d'un avocat. PLN préconise donc une sérieuse extension de l'aide juridique gratuite. Comment la ministre considère-t-elle cette donnée ? Convient-elle qu'il s'agit d'un argument de poids en faveur d'un assouplissement des critères d'accès et de l'allocation d'un budget accru ?

 

Vorig jaar deed een recordaantal van 200 000 minvermogende burgers beroep op het systeem "kosteloze juridische bijstand". In dat geval moeten de gebruikers, afhankelijk van hun inkomen, hun advocaat vaak niet zelf of slechts voor een klein deel betalen. Deze dienst wordt verstrekt met gemeenschapsgeld en vormt een hoeksteen voor een werkzame, democratische rechtsstaat. Vorig jaar kostte dit systeem 68 miljoen euro. Per geleverde prestatie krijgen de advocaten een aantal punten. Eén punt is goed voor 24 euro.

Volgens de stafhouder van de Nederlandse Orde van Advocaten Balie Brussel (NOAB) Dirk Van Gerven is dit veel te weinig. Hij maakt daarbij een vergelijking met de vergoeding die een tolk krijgt. Bovendien stelt hij dat het budget niet meer volstaat voor de vraag. Volgens hem is de situatie niet houdbaar en moeten er dringend enkele zaken veranderen. Zo stelt hij voor om de voorwaarden te wijzigen, niet zo zeer de inkomensgrenzen, maar wel een betere controle op frauduleus gebruik van de diensten. Verder vraagt hij zich af of we dit systeem met belastinggeld moeten blijven financieren en schuift verzekeringsformules of een vorm van “mutualisering” naar voor.

De minister heeft eerder al laten weten dat ze het gehele systeem tegen het licht wil houden en heeft daarvoor ook al een studie besteld bij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie. Het onderzoek zou deze zomer opgeleverd moeten zijn.

Hierover de volgende vragen:

1) Beaamt de minister de stelling dat het geld voor kosteloze juridische bijstand stilaan opraakt en dat de vraag te groot wordt voor het beschikbare budget? Hoe evolueerde dit budget de afgelopen tien jaar?

2) Gaat zij akkoord met stafhouder Van Gerven dat de vergoeding van 24 euro per punt veel te laag is? Hoe evolueerde dit bedrag de afgelopen tien jaar?

3) Hoe staat de minister tegenover het voorstel van stafhouder Van Gerven om het systeem te financieren via een verzekeringsformule? Beaamt zij mijn opvatting dat Justitie een openbare dienst moet zijn waar alle burgers, ongeacht hun financiële toestand, toegang toe moeten hebben? Begrijpt zij dat de minst gegoeden, dus degenen die een dergelijke verzekering het meest nodig hebben, de minste financiële middelen hebben om een verzekering aan te gaan? Gaat zij ermee akkoord dat een verzekering die men individueel afsluit geen oplossing kan zijn, aangezien gerechtigheid een collectieve verantwoordelijkheid is?

4) Is de minister het eens met de impliciete stelling van stafhouder Van Gerven dat er veel onrechtmatig gebruik is van het "pro deo" systeem en dat dus een betere controle nodig is? Vindt zij het nuttig potentiële rechthebbenden beter te screenen (bijvoorbeeld met behulp van de kruispunt databanken)? Heeft zij hieromtrent verdere plannen?

5) Wat bedoelt de minister als ze stelt dat ze het gehele systeem tegen het licht zal houden? Welke denkpistes bewandelt zij daarbij? Overweegt ze te raken aan de toegangsvoorwaarden? Overweegt ze een ander systeem van financiering, zoals bijvoorbeeld het verzekeringsysteem of een mutualisering? Overweegt ze het puntensysteem te hervormen en aan te passen aan de reële werklast van de verschillende prestaties, omdat het genoegzaam is geweten dat vele pro deo-prestaties voor bijstand van asielzoekers snel verdiend worden tegen minimale moeite?

6) Kan de minister meedelen wat het opzet van de bestelde studie is? Welke onderzoeksvragen werden er gesteld, welke methode werd er gevolgd, wie werd er allemaal bij betrokken en wat is het uiteindelijke doel van deze studie? Wanneer zal ze juist worden opgeleverd en kunnen ook de parlementsleden een exemplaar ontvangen?

7) Volgens het "Progress Lawyers Network" (PLN) geeft België in vergelijking met Nederland vier keer minder uit aan pro-deo advocaten. In Nederland komt veertig à vijftig procent van de bevolking voor pro-deo in aanmerking. Bij ons is dat amper vijftien procent. Men moet dus al rond de armoedegrens leven om gratis bijstand van een advocaat te kunnen krijgen. PLN pleit dan ook voor een sterke uitbreiding van de kosteloze juridische bijstand. Hoe beoordeelt de minister dit gegeven? Gaat ze ermee akkoord dat dit een sterk argument vormt om de toegangsvoorwaarden juist te versoepelen en in een groter budget te voorzien?

 
Réponse reçue le 6 janvier 2014 : Antwoord ontvangen op 6 januari 2014 :

1 et 2. Le budget consacré à l’aide juridique de deuxième ligne a considérablement augmenté ces 10 dernières années. Il est passé de 28 218 000 euros pour l’année judiciaire 2002-2003 à 75 232 767 euros pour l’année judiciaire 2011-2012, ajustement budgétaire compris. Le budget initial pour l’année 2011-2012 était de 70 789 000 euros. Compte tenu de ces augmentations budgétaires, la valeur du point est passée de 18,72 euros pour l’année judiciaire 2002-2003 à 25,76 euros pour l’année 2011-2012. Mes prédécesseurs se sont toujours engagés à maintenir la valeur du point aux alentours des 24 euros. Depuis 2008, la valeur du point a dépassé ce seuil. Elle a atteint 26,91 euros suite à un ajustement budgétaire que j’ai pu obtenir évitant ainsi une dévalorisation du point. Pour l’année judiciaire 2011-2012, l’augmentation du nombre de dossiers, a eu pour effet une diminution de la valeur du point à 24,26 euros. Malgré un contexte économique difficile, j’ai cependant pu obtenir un ajustement budgétaire qui a permis de maintenir le point au dessus des 25 euros.

3. Un groupe de travail s’est constitué en juin 2013 à la demande des Ordres des avocats et dont la mission est d’explorer les pistes en matière d’assurance qui permettraient d’assurer l’accès à la justice à des personnes qui ne sont pas dans les conditions pour bénéficier de l’aide juridique mais qui ne sont pas en mesure de faire face aux frais d’avocats. Ce groupe de travail est composé de représentants du monde des assurances, de l’OVB et de l’OBFG, des Services publics fédéraux (SPF) Justice, SPF Finances, SFP Economie et des membres des cellules stratégiques respectives.

4 et 5. L’accès à la justice est un droit qui doit être garanti à tous et l’aide juridique est un service public dont l'État doit garantir l’effectivité tout en évitant les abus. C’est pourquoi, la réforme de l’aide juridique sur laquelle je travaille vise à rechercher un équilibre entre l'accès des justiciables à la justice, une rémunération équitable des avocats et une utilisation raisonnable des deniers publics. Un contrôle plus poussé de la situation des ressources du demandeur doit être mis en place afin que l’entièreté du patrimoine du demandeur soit pris en compte. La réforme cible également le fonctionnement de l’aide juridique. Un mécanisme de contrôle adapté est prévu afin de permettre aux ordres de contrôler plus adéquatement les prestations accomplies par les avocats et d’adopter une sanction à la mesure des manquements constatés.

D’autres modalités de rémunération que l’attribution des points, tel qu’un système d’indemnisation forfaitaire sous la forme d’un abonnement, sont envisagés. Un projet pilote sera d’abord mis en place à Bruxelles, en matière du droit des étrangers. Le projet de réforme prévoit également que lorsque les avocats puissent récupérer une partie de l'indemnisation qu'ils obtiennent dans le cadre de l'aide juridique gratuite fournie via l'indemnisation que le juge a accordée à leur client, une formation pratique des avocats-stagiaires, dans le cadre de laquelle ils devront prendre en charge un certain nombre de dossiers pro deo, un système pro bono pour les avocats et l’introduction d’un ticket modérateur ou une augmentation des droits de greffe.

Enfin la liste des points est actuellement à l’étude et devra être revue. L’objectif étant d’assurer une correspondance entre l’attribution des points et la charge de travail réellement générée par les prestations.

6. L’INCC a été mandaté afin d’effectuer une recherche relative au système de rémunération de l’aide juridique de deuxième ligne. L’étude comporte 4 volets : le premier volet porte sur un ensemble de données statistiques. Le second consiste en une comparaison entre notre système et celui de la France et des Pays-Bas. Le troisième porte sur le fonctionnement des barreaux et plus particulièrement sur les questions des contrôles et de la qualité des prestations. Enfin, le quatrième a trait aux difficultés rencontrées dans le secteur et propose des scénarios possibles pour réorienter le fonctionnement de l’aide juridique. Un rapport a été rendu en septembre 2012 et de nombreux points de la réforme sur laquelle je travaille s’en inspirent. Le rapport de l’INCC est public.

7. Le système aux Pays-Bas est différent du nôtre. Dans ce système, il est systématiquement demandé au justiciable une contribution forfaitaire qui dépend de ses revenus, avec un minimum de 193€. En Belgique, les conditions d’accès sont limitativement énumérées dans un arrêté royal. Seules les personnes qui se trouvent dans ces conditions sont admises au bénéfice de l’aide juridique. Par contre, une fois l’aide juridique octroyée, elle couvre tous les frais d’avocats (pour l’aide juridique partielle, moyennant le paiement d’un montant de maximum 125€).

1 en 2. Het budget voor de juridische tweedelijnsbijstand is de afgelopen tien jaar aanzienlijk verhoogd. Het steeg van 28 218.000 euro voor het gerechtelijk jaar 2002-2003 naar 75 232 767 voor het gerechtelijk jaar 2011-2012, budgettaire aanpassing inbegrepen. De initiële begroting voor het jaar 2011-2012 bedroeg 70 789 000 euro. Rekening houdend met die budgettaire verhogingen, is de waarde van het punt gestegen van 18,72 euro voor het gerechtelijk jaar 2002-2003 naar 25,76 euro voor het jaar 2011-2012. Mijn voorgangers hebben zich steeds ertoe verbonden om de waarde van het punt te handhaven rond 24 euro. Sinds 2008 heeft de waarde van het punt die drempel overschreden. Zij kwam op 26,91 euro ingevolge een budgettaire aanpassing die ik heb verkregen, waardoor een waardevermindering van het punt kon worden voorkomen. Voor het gerechtelijk jaar 2011-2012 had de stijging van het aantal dossiers een vermindering van de waarde van het punt tot 24,26 euro tot gevolg. Ondanks een lastige economische context heb ik toch een budgettaire aanpassing verkregen, waardoor het punt boven de 25 euro gehandhaafd kon blijven.

3. In juni 2013 is op verzoek van de orden van advocaten een werkgroep opgericht, met als opdracht het verkennen van de verzekeringspistes die de toegang tot justitie zouden kunnen waarborgen voor degenen die niet voldoen aan de voorwaarden om juridische bijstand te genieten maar die evenmin bij machte zijn om de advocatenkosten te dragen. Die werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verzekeringswereld, de OVB en de OBFG, de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie, de FOD Financiën de FOD Economie en de leden van de respectieve beleidscellen.

4 en 5. De toegang tot justitie is een recht dat gewaarborgd moet zijn voor iedereen en de juridische bijstand is een openbare dienstverlening die effectief gegarandeerd moet zijn door de staat, zonder aanleiding te geven tot misbruiken. Daarom streeft de hervorming van de juridische bijstand, die ik voorbereid, naar een evenwicht tussen de toegang tot justitie voor de rechtzoekende, een billijke vergoeding voor de advocaten en een oordeelkundig gebruik van de overheidsgelden. Er moet een meer doorgedreven controle van de inkomenssituatie van de aanvrager komen, zodat zijn gehele vermogen in aanmerking zou worden genomen. De hervorming focust ook op de werking van de juridische bijstand. Er wordt voorzien in een aangepast controlemechanisme, opdat de orden een gerichtere controle kunnen uitvoeren op de prestaties verricht door de advocaten en overgaan tot een sanctie evenredig aan de vastgestelde tekortkomingen.

Andere vergoedingsmodaliteiten dan de toekenning van punten, zoals een forfaitair vergoedingssysteem in de vorm van een abonnement, worden overwogen. Er wordt eerst in Brussel een proefproject rond het vreemdelingenrecht gelanceerd. Het hervormingproject beoogt tevens dat de advocaten een deel van de vergoeding zouden kunnen recupereren die zij verkrijgen in het kader van de verstrekte kosteloze juridische bijstand via de schadeloosstelling die de rechter hun cliënt heeft toegekend, een praktische opleiding van de advocaten-stagiairs waarbij zij een aantal pro deo-dossiers ten laste moeten nemen, een pro bono-systeem voor de advocaten en de invoering van een remgeld of een verhoging van de griffierechten.

Ten slotte ligt de lijst van de punten thans ter studie en is een herziening aan de orde. Het is de bedoeling een evenredige verhouding te bereiken tussen de toekenning van de punten en de werklast die daadwerkelijk voortgebracht wordt door de prestaties.

6. Het NICC kreeg de opdracht om het vergoedingssysteem voor juridische tweedelijnsbijstand aan een analyse te onderwerpen. De studie omvat 4 delen: het eerste deel betreft een verzameling statistische gegevens. Het tweede deel bestaat in een vergelijking tussen ons systeem en dat van Frankrijk en Nederland. Het derde deel betreft de werking van de balies, in het bijzonder de kwesties van de controles en de kwaliteit van de prestaties. Ten slotte heeft het vierde deel betrekking op de problemen in de sector en komen er mogelijke scenario's aan bod om de werking van de rechtsbijstand te heroriënteren. In september 2012 werd een verslag opgemaakt, waaraan tal van punten van mijn hervorming in voorbereiding zijn ontleend. Het NICC-verslag is openbaar.

7. Het systeem in Nederland is verschillend van het onze. In dat systeem wordt van de rechtzoekende steeds een forfaitaire bijdrage gevraagd, afhankelijk van zijn inkomsten, met een minimum van 193 euro. In België zijn de toegangsvoorwaarden limitatief opgesomd in een koninklijk besluit. Alleen degenen die aan die voorwaarden voldoen, komen in aanmerking voor juridische bijstand. Zodra de juridische bijstand is toegekend, dekt zij evenwel alle advocatenkosten (voor de gedeeltelijke juridische bijstand, middels de betaling van een maximumbedrag van 125 euro).