SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
22 mai 2012 22 mei 2012
________________
Question écrite n° 5-6287 Schriftelijke vraag nr. 5-6287

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Le règlement à l'amiable de procès (Transaction en matière pénale) Het afkopen van processen (Minnelijke schikking in strafzaken) 
________________
procédure pénale
prescription d'action
action en matière pénale
action publique
strafprocedure
verjaring van de vordering
strafrechtelijke procedure
strafvervolging
________ ________
22/5/2012Verzending vraag
5/6/2012Antwoord
22/5/2012Verzending vraag
5/6/2012Antwoord
________ ________
Requalification de : demande d'explications 5-2109 Requalification de : demande d'explications 5-2109
________ ________
Question n° 5-6287 du 22 mai 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-6287 d.d. 22 mei 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La ministre vient d'annoncer qu'elle souhaite que les parquets encouragent les criminels à faire davantage usage de la possibilité légale d'éteindre l'action publique moyennant le paiement d'une somme d'argent. Les arguments de la ministre semblent à première vue très solides car les procès coûtent cher à la collectivité et ce sont souvent les criminels les plus fortunés qui réussissent à échapper au procès en invoquant des erreurs de procédure ou des prescriptions. En substituant une transaction à ce type de procès, l'État, en l'occurrence la Justice, pourrait réaliser d'importantes économies.

L'utilité et la rentabilité économique de cette approche semblent donc plus qu'intéressantes, surtout en période de difficultés budgétaires. Le bilan éthique en revanche est totalement différent car cette approche institutionnalise une justice de classe. On peut difficilement en douter puisque seuls les criminels nantis peuvent opter pour cette stratégie transactionnelle, laquelle va bien sûr de pair avec l'engagement d'avocats aux honoraires prohibitifs qui encadreront la transaction. Il convient également de s'interroger sur le message donné à la population - en particulier aux jeunes - avec cette pratique : les criminels peuvent échapper à un procès s'ils disposent de capitaux suffisants.

Non seulement cette approche inspire des doutes éthiques et moraux fondamentaux mais son application concrète pose également de nombreuses questions. La détermination de la valeur de la somme d'argent à payer est à cet égard capitale. Comment quantifier une infraction ? Suffit-il que la somme d'argent soit à peu près équivalente au coût d'un procès ? Tient-on compte du préjudice estimé de la société ? Bref, quels éléments prendre en considération pour déterminer une somme équitable ? Que signifie « équitable » dans un tel contexte ?

Tout aussi fondamentale est la question des limites d'une stratégie transactionnelle. Il est évident que les dossiers de fraude ont toutes les chances d'entrer en ligne de compte pour une transaction mais on peut difficilement mettre tous les dossiers de fraude dans le même sac. Il n'est dès lors pas étonnant que nos magistrats ne s'accordent pas facilement sur une circulaire à ce sujet.

Comment la ministre se défend-elle contre l'accusation fondamentale selon laquelle l'extinction de l'action publique moyennant le paiement d'une somme d'argent crée de jure une justice de classe, les criminels fortunés ayant davantage de chances d'échapper à un procès que les criminels dépourvus de moyens financiers ? Certes, chacun peut comprendre que cette pratique soit envisagée dans des cas très exceptionnels, pratiquement sans issue mais comment la ministre justifie-t-elle son appel à un recours élargi à la transaction, ce qui revient à faire d'une exception extrême un système institutionnalisé ? La ministre est-elle convaincue que des arguments économiques et d'opportunité pèsent plus lourd dans la balance que les critiques éthiques, morales et même pédagogiques fondamentales ? De quelle manière la ministre peut-elle garantir qu'une généralisation de la stratégie transactionnelle se fera dans les limites de la sécurité juridique et que des aspects comme les tarifs et une définition claire des cas dans lesquels la transaction est ou non autorisée, seront bien précisés ?

 

De minister verkondigde onlangs dat zij de parketten wil stimuleren om meer gebruik te maken van de wettelijke mogelijkheid voor criminelen om hun proces af te kopen. De argumenten van de minister klinken in eerste instantie erg sterk, want processen kosten de gemeenschap veel geld en precies de meest kapitaalkrachtige criminelen slagen er vaak in om de dans te ontspringen door procedurefouten of verjaringen. Met het afkopen van dit soort processen zou de overheid, in casu Justitie, belangrijke besparingen kunnen realiseren.

De nuttigheid en economisch positieve balans van deze aanpak lijken dus meer dan relevant, zeker in tijden van financiële schaarste. De ethische balans slaat echter radicaal naar de andere kant door, want deze aanpak betekent het institutionaliseren van klassenjustitie. Daaraan kan moeilijk worden getwijfeld, want enkel kapitaalkrachtige criminelen kunnen voor deze afkoopstrategie kiezen, die uiteraard ook gepaard gaat met het engageren van peperdure advocaten die de onderhandeling over de afkoop zullen begeleiden. Daarbij moet ook de vraag worden gesteld over de boodschap die deze praktijk aan de bevolking - in het bijzonder aan de jongeren - geeft, namelijk dat misdadigers de dans kunnen ontspringen als ze maar over voldoende geld beschikken.

Niet alleen worstelt deze aanpak met een fundamentele ethische, morele twijfel, ook de concrete toepassing van zulke praktijk doet vele vragen rijzen. Cruciaal daarbij is de te bepalen waarde van de afkoopsom. Hoe kan een overtreding worden gekwantificeerd? Volstaat het dat de afkoopsom de kostprijs van een proces benadert? Wordt rekening gehouden met de geraamde maatschappelijke schade? Kortom, welke elementen worden afgewogen om een billijke afkoopsom te bepalen? Wat betekent billijk in deze context?

Even fundamenteel is de vraag naar de begrenzingen van een afkoopstrategie. Uiteraard staan fraudezaken hoog genoteerd om in aanmerking te komen voor een afkoopstrategie, maar men kan moeilijk alle fraudezaken over een kam scheren. Het is daarom niet verwonderlijk dat onze magistraten het niet gemakkelijk eens worden over een rondschrijven hieromtrent.

Hoe verweert de minister zich tegen de fundamentele aantijging dat met het afkopen van processen de jure een klassenjustitie wordt geïnstalleerd, waardoor kapitaalkrachtige criminelen meer kansen op ontsnapping aan de rechtsgang verwerven dan criminelen zonder financiële mogelijkheden? Wellicht kan iedereen begrip opbrengen om deze praktijk zeer uitzonderlijk en bijna in uitzichtloze gevallen te berde te brengen, maar hoe verantwoordt de minister haar oproep tot een verruimd gebruik, waarbij een extreme uitzondering wordt gepromoveerd tot een geïnstitutionaliseerd systeem? Is de minister overtuigd dat de kracht van een aantal nuttigheids- en economische argumenten opweegt tegen de fundamentele ethische, morele en zelfs pedagogische kritiek? Op welke wijze kan de minister waarborgen dat de veralgemening van een afkoopstrategie zal gebeuren in een kader van rechtszekerheid, waarbij aspecten als tarieven en heldere definiëring van de gevallen waarin de afkoopstrategie wel of niet kan, worden bevestigd?

 
Réponse reçue le 5 juin 2012 : Antwoord ontvangen op 5 juni 2012 :

Les motifs qui ont poussé le Parlement à voter l'extension d'une loi qui existe déjà depuis longtemps figurent dans le document DOC 53 1208/007 deuxième session de la cinquante-troisièmee législature de la Chambre (p. 18-35).

La principale catégorie d'infractions visée par la nouvelle réglementation concerne bien entendu les infractions qui sont très lucratives et qui procurent d'énormes avantages patrimoniaux illégaux à leurs auteurs. Ces infractions sont donc naturellement commises par une catégorie de personnes aisées.

L'objectif de la nouvelle loi – comme les résultats intermédiaires le démontrent – est de retourner les avantages patrimoniaux acquis illégalement à la personne lésée (généralement l'État belge). Cela ne peut donc aucunement être considéré comme une indemnité (étant donné que le dommage effectif et l'amende sont indemnisés).

Un règlement judiciaire où la victime est entièrement indemnisée se substitue à des procédures pénales qui conduisent souvent à la prescription, à des irrecevabilités, au dépassement du délai raisonnable ou à l'insolvabilité organisée (cf. loi douane et accises : la transaction).

De motieven die het parlement bewogen hebben tot het stemmen van de uitbreiding van een reeds lang bestaande wet zijn terug te vinden in DOC 53 1208/007 tweede zitting van de drieenvijftigste zittingsperiode van de Kamer (p. 18-35).

De voornaamste categorie van misdrijven geviseerd door de nieuwe regeling betreft uiteraard misdrijven die zeer lucratief zijn en die de plegers enorme illegale vermogensvoordelen opleveren. Ze worden dus uiteraard gepleegd door een categorie van mensen die vermogend zijn.

De bedoeling van de nieuwe wet – zoals de tussentijdse resultaten bewijzen – is dat dit illegaal verworven vermogen terugkeert naar de benadeelde (meestal de Belgische Staat) en is dus geenszins te beschouwen als een afkoopsom (vermits de werkelijk veroorzaakte schade + geldboete wordt vergoed).

In de plaats van strafprocessen die vaak leiden tot verjaring, onontvankelijkheden, overschrijding redelijke termijn of georganiseerd onvermogen komt er een gerechtelijke afdoening waarbij het slachtoffer volledig vergoed wordt (cfr. Wet Douane en Accijnzen: de transactie).