SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
7 mars 2012 7 maart 2012
________________
Question écrite n° 5-5832 Schriftelijke vraag nr. 5-5832

de Dirk Claes (CD&V)

van Dirk Claes (CD&V)

au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee
________________
Dépenses pour la sécurisation d'une habitation privée contre le vol ou l'incendie - Avantage fiscal - Publicité mensongère - Portes de garage Uitgaven voor beveiliging van een privéwoning tegen inbraak of brand - Fiscaal voordeel - Misleidende reclame - Garagepoorten 
________________
vol
sécurité et gardiennage
logement
déduction fiscale
impôt des personnes physiques
publicité abusive
protection du consommateur
diefstal
beveiliging en bewaking
huisvesting
belastingaftrek
belasting van natuurlijke personen
misleidende reclame
bescherming van de consument
________ ________
7/3/2012Verzending vraag
30/3/2012Antwoord
7/3/2012Verzending vraag
30/3/2012Antwoord
________ ________
Question n° 5-5832 du 7 mars 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-5832 d.d. 7 maart 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

L'année passée, j'ai déjà posé la question écrite 4-3618 au ministre des Finances, relative à l'interprétation de dispositions légales en matière de réduction d'impôt pour les dépenses pour la sécurisation des habitations contre le vol ou l'incendie (article 145/31 du Code des impôts sur les revenus 1992 [CIR 92]).

Il a fourni une réponse claire : « Lorsqu'une porte de garage à actionnement électrique est équipée d'un moteur avec système anti-soulèvement, ce moteur est considéré pour moitié comme système de sécurisation car celui-ci fait en sorte que la porte, une fois fermée, ne peut plus être ouverte. Dans un tel cas, la moitié de la dépense pour le moteur entre par conséquent en ligne de compte pour la réduction d'impôt de 50 % qui est visée ici. Cela signifie concrètement qu'en principe, 25 % de la valeur totale du moteur peut être prise en considération pour la réduction d'impôt. Les dépenses relatives à la livraison et au placement de la porte de garage en tant que telle sont donc exclues de l'application de cette réduction d'impôt ».

La position du ministre et de l'administration fiscale, élaborée en concertation avec le Service public fédéral (SPF) Intérieur, ne laisse aucune place à l'interprétation. Cette position a d'ailleurs été reprise dans un avis publié au Moniteur belge le 28 juillet 2009, p. 51189.

Contrairement à la position officielle de l'administration fiscale, certains fournisseurs de portes de garage affirment toujours que plus des 25% susmentionnés peuvent être pris en considération pour la réduction d'impôts en ce qui concerne leurs portes.

Il s'agit ici d'une forme de publicité mensongère à l'égard des consommateurs, surtout s'il s'avérait plus tard que l'administration fiscale rejette certains frais pour le placement de portes de garage. Le consommateur prend en effet une décision d'achat sur la base de tous les éléments du dossier d'investissement et prend surtout en compte le stimulant fiscal lié à cet investissement.

En outre, il est aussi question de concurrence déloyale vis-à-vis des autres fournisseurs de portes de garage, qui travaillent loyalement et informent correctement leur clientèle à propos des conséquences fiscales de leur investissement.

Pour les raisons précitées, j'aimerais obtenir une réponse du ministre aux questions suivantes :

1) Le ministre est-il au courant de telles pratiques commerciales ?

2) Peut-il confirmer qu'il s'agit, in casu, d'une pratique commerciale déloyale, interdite en vertu des dispositions de la loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur ?

3) Quelles démarches un acheteur ou un fournisseur lésé peut-il entreprendre pour mettre un terme à ces pratiques ?

4) Est-il prêt à demander au SPF Économie, PME, Classes moyennes et Énergie une enquête sur de telles pratiques commerciales ? Je peux, si nécessaire, envoyer les données d'un dossier concret.

 

Vorig jaar stelde ik reeds de schriftelijke vraag nr. 4-3618 aan de minister van Financiën met betrekking tot de interpretatie van wetsbepalingen inzake de belastingvermindering voor uitgaven ter beveiliging van woningen tegen inbraak of brand (artikel 145/31 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 [WIB 92]).

Hij verstrekte een duidelijk antwoord: "Wanneer een elektrisch aangedreven garagepoort is uitgerust met een motor met een anti-ophefsysteem dan wordt die motor voor de helft aangemerkt als een beveiligingssysteem omdat die er mee voor zorgt dat de poort, eens ze dicht is, niet meer kan worden geopend. In een dergelijk geval komt de helft van de uitgave voor de motor bijgevolg in aanmerking voor de hier bedoelde belastingvermindering van 50 %. Concreet betekent dit dat in principe 25 % van de totale waarde van de motor in aanmerking kan worden genomen voor de belastingvermindering. De uitgaven betreffende de levering en de plaatsing van de garagepoort als zodanig zijn dus uitgesloten van de toepassing van deze belastingvermindering."

Het standpunt van de minister en de fiscale administratie, dat in overleg met de Federale Overheidsdienst (FOD) Binnenlandse Zaken werd uitgewerkt, laat geen ruimte voor interpretatie. Dit standpunt werd trouwens ook opgenomen in een bericht dat in het Belgisch Staatsblad op 28 juli 2009, blz. 51189, werd gepubliceerd.

In tegenspraak met het officieel standpunt van de fiscale administratie beweren bepaalde leveranciers van garagepoorten nog altijd dat hun garagepoorten voor een hoger bedrag dan de hierboven vermelde 25 % van de motor in aanmerking mogen worden genomen voor belastingvermindering.

Het betreft hier een vorm van misleidende reclame ten aanzien van de consumenten, zeker indien later zou blijken dat de fiscale administratie bepaalde kosten voor de plaatsing van de garagepoort verwerpt. De consument neemt immers een aankoopbeslissing op basis van alle elementen van het investeringsdossier, en houdt in het bijzonder rekening met de fiscale stimulans verbonden aan deze investering.

Daarnaast is hier ook sprake van oneerlijke concurrentie ten aanzien van de andere leveranciers van garagepoorten, die wel loyaal werken en hun cliënteel op een correcte wijze inlichten over de fiscale gevolgen van hun investering.

Om voorgaande redenen had ik van de minister graag een antwoord verkregen op de volgende vragen:

1) Is de minister op de hoogte van dergelijke handelspraktijken?

2) Kan hij bevestigen dat het in casu om een oneerlijke handelspraktijk gaat die verboden is krachtens de bepalingen van de wet van 6 april 2010 betreffende de marktpraktijken en consumentenbescherming?

3) Welke stappen kan een benadeelde koper of leverancier nemen om aan deze praktijken een einde te maken?

4) Is hij bereid om de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie te vragen een onderzoek in te stellen naar dergelijke handelspraktijken? Indien gewenst, kan ik de gegevens van een concreet dossier overmaken.

 
Réponse reçue le 30 mars 2012 : Antwoord ontvangen op 30 maart 2012 :

Voici ma réponse à la question de l’honorable membre:

1. La Direction générale du Contrôle et de la Médiation n’a jusqu’à présent reçu aucune plainte relative à la problématique évoquée par l’honorable membre.

2. Il est effectivement possible d’examiner la conformité de la publicité en question à l’article 88, 4°, de la loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur. Cet article dispose en effet qu’une pratique commerciale est réputée trompeuse si elle contient des informations fausses et qu’elle est donc mensongère ou que, d’une manière quelconque, y compris par sa présentation générale, elle induit ou est susceptible d’induire en erreur le consommateur moyen en ce qui concerne un ou plusieurs des éléments suivants, même si les informations présentées sont correctes en fait, et que, dans un cas comme dans l’autre, elle l’amène ou est susceptible de l’amener à prendre une décision commerciale qu’il n’aurait pas prise autrement : « … 4° le prix ou le mode de calcul du prix, ou l’existence d’un avantage spécifique quant au prix. »

3. et 4. Il est conseillé tant aux consommateurs qu’aux commerçants concurrents de porter plainte auprès de la Direction générale du Contrôle et de la Médiation. Le feedback qui en découle peut permettre à la Direction générale du Contrôle et de la Médiation de procéder à une enquête sur les pratiques concernées.

En ce qui concerne ce cas concret, il est possible de déposer une plainte via l’adresse e-mail suivante : [email protected].

Enfin, il convient de signaler que, conformément à l’article 113 de la loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur, les concurrents peuvent intenter une action en cessation.

Ziehier mijn antwoord op de vraag van het geachte lid:

1. De Algemene Directie Controle en Bemiddeling heeft tot op heden geen klachten ontvangen inzake de door het geachte lid gestelde problematiek.

2. De desbetreffende reclame kan inderdaad getoetst worden aan artikel 88, 4°, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming. Dit artikel bepaalt namelijk dat als misleidend wordt beschouwd een handelspraktijk die gepaard gaat met onjuiste informatie en derhalve op onwaarheden berust of, zelfs als de informatie feitelijk correct is, de gemiddelde consument op enigerlei wijze, inclusief door de algemene presentatie, bedriegt of kan bedriegen ten aanzien van een of meer van de volgende elementen, en de gemiddelde consument er zowel in het ene als in het andere geval toe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen: “... 4° de prijs of de wijze waarop de prijs wordt berekend, of het bestaan van een specifiek prijsvoordeel.”

3. en 4. Zowel consumenten als concurrerende handelaars kan aangeraden worden om klacht in te dienen bij de Algemene Directie Controle en Bemiddeling. De feedback die hieruit voortvloeit, kan de Algemene Directie Controle en Bemiddeling toelaten om een algemeen onderzoek in te stellen naar de betrokken praktijken.

Wat het concreet geval betreft, kan een klacht worden ingediend via het volgende e-mailadres: [email protected].

Tot slot, kan de aandacht erop gevestigd worden dat concurrenten, overeenkomstig artikel 113 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming, een vordering tot staking kunnen instellen.