SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
8 février 2012 8 februari 2012
________________
Question écrite n° 5-5544 Schriftelijke vraag nr. 5-5544

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des Chances

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen
________________
Contrôles d'alcoolémie - Appareil - Fiabilité en cas de froid extrême - Solution Alcoholcontroles - Toestel - Betrouwbaarheid bij extreme koude - Oplossing 
________________
sécurité routière
contrôle de police
alcoolisme
verkeersveiligheid
politiecontrole
alcoholisme
________ ________
8/2/2012Verzending vraag
24/4/2012Antwoord
8/2/2012Verzending vraag
24/4/2012Antwoord
________ ________
Question n° 5-5544 du 8 février 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-5544 d.d. 8 februari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La porte-parole de la police d'Anvers a récemment signalé de gros problèmes avec les appareils utilisés lors de contrôles d'alcoolémie. Ces derniers ne fonctionneraient pas correctement en cas de froid extrême, notamment parce que les batteries perdent de leur puissance. Ainsi, les conducteurs devaient attendre très longtemps avant leur contrôle, entre autres parce que la réinitialisation des appareils prenait beaucoup de temps. La porte-parole a émis l'espoir que ces défauts soient résolus d'ici l'hiver prochain.

J'aimerais poser les questions suivantes à ce sujet :

1) La ministre confirme-t-elle que les appareils utilisés pour les contrôles d'alcoolémie ne fonctionnent pas de manière optimale en cas de froid extrême ?

2) Les dysfonctionnements de ces appareils peuvent-ils avoir un effet sur la valeur juridique des constatations établies ? Les conducteurs peuvent-ils faire rejeter le test en raison de ces dysfonctionnements ?

3) Comment la ministre explique-t-elle les problèmes des appareils, surtout lorsqu'on sait que les températures de nos hivers ne peuvent pas réellement être considérées comme extrêmes ? Cela n'a-t-il pas été prévu dans les cahiers des charges ?

4) Confirme-t-elle que la sensibilité au froid sera résolue pour l'hiver prochain ? Au moyen de quelles mesures cela sera-t-il réalisé ? De nouvelles batteries seront-elles achetées ? Les appareils existants seront-ils simplement remplacés ? Combien l'opération coûtera-t-elle ?

 

Recent meldde de woordvoerster van de Antwerpse politie dat bij alcoholcontroles grote problemen rezen met de gebruikte toestellen. Die zouden bij extreme koude niet behoorlijk functioneren, onder andere omdat de batterijen aan kracht verliezen. Zo moesten de bestuurders voor hun controle erg lang wachten, onder meer omdat het resetten van de toestellen heel wat tijd vergde. De woordvoerster sprak de hoop uit dat de euvels tegen de volgende winter zouden zijn opgelost.

Hierover de volgende vragen:

1) Bevestigt de minister dat de toestellen om alcoholcontroles uit te voeren niet optimaal functioneren bij extreme koude?

2) Kunnen de disfuncties van die toestellen een effect hebben op de juridische kracht van de gemaakte vaststellingen? Kunnen de geteste bestuurders de test laten verwerpen wegens die disfuncties?

3) Hoe verklaart de minister de problemen met de toestellen, zeker omdat vorsttemperaturen in onze winters toch niet echt uitzonderlijk mogen worden genoemd? Werd dit niet voorzien in de lastenboeken?

4) Bevestigt zij dat de koudegevoeligheid tegen de volgende winter zal zijn opgelost? Met welke ingrepen zal dat geschieden? Worden nieuwe batterijen aangekocht? Worden de bestaande toestellen gewoon vervangen? Wat zal de operatie kosten?

 
Réponse reçue le 24 avril 2012 : Antwoord ontvangen op 24 april 2012 :

Questions 1, 3 et 4 

Actuellement la police utilise dans le cadre des contrôles d’alcool deux versions à piles de l’appareil portatif de type Dräger 8510 BE, certifiés conformément aux dispositions de l’arrêté royal du 18 février 1991 (version 1) ou du 21 avril 2007 (version 2).

La première version concerne un appareil d’analyse de la concentration d'alcool dans l'air alvéolaire expiré; la deuxième version concerne les appareils d’analyse de l’haleine et d’alcotest.  

La première version dispose d’une plage de température entre 0° C et 40° C ; la version 2 entre -5° C et 40° C. Cette plage de température est toujours indiquée sur la plaque d'identification de l'appareil.  

Compte tenu de ce que ces s appareils ne sont pas approuvés pour des températures inférieures à -5° C, il n'y a aucune garantie quant à l'exactitude des mesures.  

L'étalonnage est fait dans des conditions ambiantes de référence, situées entre 15° C et 25° C.

La marge de température de l'appareil de mesure est un test d'homologation et ne fait pas partie de la procédure d'étalonnage.  

Sur la base de l'étalonnage, il ne semble pas approprié d'utiliser ces dispositifs longuement à l'extérieur, sans protection contre le froid, dans des conditions météorologiques exceptionnelles.  

Cependant, il suffit d’utiliser les appareils de façon alternante et de les réchauffer régulièrement dans les voitures de police, ou d’effectuer les contrôles dans une salle où la température est supérieure à 0° C pour les appareils de type 1 et à – 5° C pour les appareils de type 2. À ma demande, des instructions en ce sens ont été diffusées au sein de la police. 

Question 2 

Il ne peut y avoir de nullité des constatations effectuées, puisque les appareils de contrôle ne servent qu’à titre indicatif, tandis que les constats se font par la suite à l’aide d’un autre type d’appareil toujours installé de façon fixe à l’intérieur d’un véhicule ou d’un bâtiment.

Vragen 1, 3 en 4 

Voor alcoholcontroles gebruikt de politie momenteel twee versies (batterijgevoede) draagbare meettoestellen conform het koninklijk besluit van 18 februari 1991 (versie 1) of 21 april 2007 (versie 2). Het betreft twee modelgekeurde versies van het toestel Dräger 8510BE.

De eerste versie betreft ademanalysetoestellen voor de meting van de alcoholconcentratie in de uitgeademde alveolaire lucht ; de tweede versie betreft ademtesttoestellen én ademanalysetoestellen. 

Voor versie 1 ligt het temperatuursbereik tussen 0 en 40 graden Celsius; voor versie 2 tussen min 5 en plus 40 graden Celsius. Dit temperatuurbereik wordt aangegeven op het identificatieplaatje van het toestel. 

Gezien de toestellen niet modelgekeurd zijn bij lagere temperaturen, is er geen enkele garantie over de juistheid van de metingen. 

De ijking gebeurt bij referentie omgevingsvoorwaarden tussen 15 C en 25 graden Celsius .

Het temperatuursbereik van het meettoestel is een modelgoedkeuringsproef en maakt geen deel uit van de ijkingsprocedure. 

Op basis van de ijking is het bijgevolg niet aangewezen om deze toestellen langdurig buiten te gebruiken, zonder bescherming tegen de koude, bij dergelijke uitzonderlijke weersomstandigheden. 

Het volstaat echter om de toestellen afwisselend te gebruiken en ze regelmatig te laten opwarmen in de politievoertuigen, of de alcoholcontroles in een ruimte te laten doorgaan waar de temperatuur hoger is dan 0 graden Celsius voor toestellen van het type 1 en hoger dan min 5 graden Celsius voor toestellen van het type 2. Op mijn verzoek werden richtlijnen in die zin verspreid binnen de politie. 

Vraag 2 

Er kan geen sprake zijn van nietigheid van de vaststellingen, vermits de meettoestellen slechts een indicatie geven, terwijl de vaststellingen nadien gebeuren met een ander type toestel, dat steeds vast geïnstalleerd is in een voertuig of in een gebouw.