SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
6 février 2012 6 februari 2012
________________
Question écrite n° 5-5495 Schriftelijke vraag nr. 5-5495

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Espionnage en Belgique - Condamnations Spionage in België - Veroordelingen 
________________
espionnage
service secret
spionage
geheime dienst
________ ________
6/2/2012Verzending vraag
24/7/2013Rappel
13/12/2013Herkwalificatie
8/1/2014Antwoord
6/2/2012Verzending vraag
24/7/2013Rappel
13/12/2013Herkwalificatie
8/1/2014Antwoord
________ ________
Requalifiée en : demande d'explications 5-4509 Requalifiée en : demande d'explications 5-4509
________ ________
Question n° 5-5495 du 6 février 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-5495 d.d. 6 februari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En complément d'une question écrite au ministre de la Défense (5-4934), j'ai les questions suivantes :

1) Combien de personnes ont-elles été condamnées pour espionnage (a) entre 1950 et 1990 et (b) depuis 1991 à nos jours ?

2) Comment ce nombre a-t-il évolué, quelles sont les causes de cette évolution et sur quelles prémisses ou constatations se base-t-on ?

 

Als aanvulling op een schriftelijke vraag aan de minister van Defensie (5-4934) heb ik de volgende vragen:

1) Hoeveel personen werden voor spionage veroordeeld (a) in de periode 1950 - 1990 en (b) sinds 1991 tot op heden?

2) Hoe evolueerde dat aantal, aan welke oorzaken wordt die ontwikkeling gekoppeld en op basis van welke uitgangspunten of vaststellingen gebeurt dat?

 
Réponse reçue le 8 janvier 2014 : Antwoord ontvangen op 8 januari 2014 :

Je ne peux vous donner une vue d'ensemble des chiffres, mais je peux vous communiquer les chiffres suivants :

en 1996 : 1 condamnation ;

en 1997 : 2 condamnations ;

en 1999 : 1 condamnation ;

en 2000 : 1 condamnation.

Globalement, on peut dire qu'il n'y a eu que peu de condamnations pour espionnage. On peut parler d'une tendance générale à la baisse des condamnations après 1990.

Cette baisse peut s'expliquer en grande partie par la réorientation des moyens de la Sûreté de l'État (VSSE) après 1990 et l'attention accrue accordée au terrorisme international.

Une condamnation pénale ne constitue qu'une réponse parmi d'autres aux activités d'espionnage. En fonction de la situation, ces activités peuvent également être enrayées ou interrompues d'une autre manière. Ainsi, en cas d'espionnage par des États étrangers, il est souvent recouru à une déclaration « persona non grata » à l'égard de diplomates. En ce qui concerne l'espionnage économique, force est de constater que les entreprises hésitent à porter plainte en justice de crainte que la publicité qui en serait faite puisse nuire à leur image de marque.

Dans le meilleur des cas, les activités nuisibles peuvent tout simplement être prévenues. C'est pourquoi la VSSE investit fortement dans la prévention depuis plusieurs années, notamment au moyen de brochures et de briefings de sensibilisation ciblés.

Een totaaloverzicht van cijfers kan ik u niet mededelen, wel de volgende cijfers:

In 1996: 1 veroordeling,

in 1997: 2 veroordelingen,

in 1999: 1 veroordeling,

en in 2000: 1 veroordeling.

Globaal kan gesteld worden dat er slechts weinig veroordelingen wegens spionage zijn geweest. Als algemene trend kan over een terugval in veroordelingen na 1990 gesproken worden.

De heroriëntering van de middelen van de Veiligheid van de Staat (VSSE) na 1990 en de verhoogde aandacht voor het internationale terrorisme, kunnen deze terugval grotendeels verklaren.

Een strafrechtelijke veroordeling is slechts één van de antwoorden op spionageactiviteiten. Naargelang de situatie kunnen deze activiteiten ook op een andere wijze verstoord of onderbroken worden. Zo wordt in geval van spionage door vreemde staten vaak overgegaan tot het “non grata” verklaren van diplomaten. Voor wat economische spionage betreft, moet vastgesteld worden dat bedrijven vaak terughoudend zijn om hiervan klacht in te dienen bij het gerecht uit angst dat de publiciteit hierover imagoschade kan opleveren.

In het beste geval kunnen schadelijke activiteiten eenvoudigweg voorkomen worden. Daarom investeert VSSE sinds verscheidene jaren sterk in preventie, door middel van onder meer brochures en gerichte sensibiliseringsbriefings.