SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
25 janvier 2012 25 januari 2012
________________
Question écrite n° 5-5376 Schriftelijke vraag nr. 5-5376

de Yves Buysse (Vlaams Belang)

van Yves Buysse (Vlaams Belang)

à la ministre de l'Emploi

aan de minister van Werk
________________
Administration fédérale - Médecin du travail - Déficit - Salaire Federale overheid - Bedrijfsartsen - Tekort - Salaris 
________________
ministère
médecin
médecine du travail
ministerie
dokter
arbeidsgeneeskunde
________ ________
25/1/2012Verzending vraag
3/5/2012Antwoord
25/1/2012Verzending vraag
3/5/2012Antwoord
________ ________
Aussi posée à : question écrite 5-5375 Aussi posée à : question écrite 5-5375
________ ________
Question n° 5-5376 du 25 janvier 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-5376 d.d. 25 januari 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Il y a quelques années dans un article du quotidien De Standaard (8 février 2007), on dénonçait le fait que l'administration fédérale n'employait pas suffisamment de médecins du travail en dépit de l'obligation légale.

M. Georges Monard qui dirigeait à l'époque le Service public fédéral Personnel et Organisation disait :

« (...) La vérité est que nous en avons bien trop peu parce que souvent nous n'en trouvons pas. Une étude nous a appris pourquoi : la rémunération que l'administration leur accorde est très modique. Et les médecins qui malgré tout veulent travailler pour l'État font le choix de travailler pour l'assurance-maladie qui est l'administration qui les paie le mieux. »

En d'autres mots : il est plus intéressant pour les médecins de devenir médecin-contrôleur pour l'administration que médecin du travail.

Voici nos questions :

1) A-t-on porté remède à ce problème entre-temps ?

2) À quelles obligations légales en matière de médecine du travail les services publics fédéraux sont-ils soumis ?

3) Dans combien de services publics y a-t-il suffisamment de médecins du travail ? Dans combien de services ne sont-ils pas en nombre suffisant ?

4) Combien gagne un médecin du travail dans l'administration fédérale ?

5) Combien gagne un médecin-contrôleur dans l'administration fédérale ?

6) Y a-t-il des services publics fédéraux où le médecin du travail intervient également comme médecin-contrôleur ?

 

Een aantal jaren geleden werd in een artikel in De Standaard (verschenen op 08 februari 2007) aangeklaagd dat de federale overheid niet voldoende, arbeidsgeneeskundigen of bedrijfsartsen in dienst had, ondanks de wettelijke verplichting.

Toenmalig topman van de federale overheidsdienst Personeel en Organisatie, Georges Monard, zei toen daarover het volgende:

"(…)De waarheid is dat we er veel te weinig hebben omdat we er vaak geen vinden. Een studie leerde ons waarom: wat de overheid betaalt aan die artsen is vrij bescheiden. En de artsen die desondanks voor de overheid willen werken, kiezen voor de ziekteverzekering die binnen de overheid het best betaalt".

Met andere woorden: het is voor artsen interessanter om controlearts te zijn voor de overheid dan arbeidsgeneesheer.

Onze vragen:

1) Is dit probleem ondertussen aangepakt?

2) Aan welke wettelijke verplichtingen zijn de federale overheidsdiensten onderworpen wat betreft arbeidsgeneeskunde?

3) Op hoeveel overheidsdiensten zijn er momenteel voldoende arbeidsgeneesheren, op hoeveel niet?

4) Hoeveel verdient een arbeidsgeneesheer bij de federale overheid?

5) Hoeveel verdient een controlegeneesheer bij de federale overheid?

6) Zijn er federale overheidsdiensten waar de arbeidsgeneesheer ook optreedt als controlearts?

 
Réponse reçue le 3 mai 2012 : Antwoord ontvangen op 3 mei 2012 :

Veuillez trouver ci-dessous les réponses aux questions 2 et 6.

Les autres questions relèvent de la compétence de ma collègue, madame Laurette Onkelinx, vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, à qui cette question a également été posée (question n°5-5376 du 25 janvier 2012).

La loi du 4 août 1996 relative au bien-être des travailleurs lors de l’exécution de leur travail et ses arrêtés d’exécution, parmi lesquels l’arrêté royal du 28 mai 2003 relatif à la surveillance de la santé des travailleurs, ne sont pas seulement d’application aux personnes qui travaillent sous l’autorité d’un employeur en vertu d’un contrat de travail, mais de manière plus générale sont aussi d’application à toutes les personnes qui exécutent un travail sous l’autorité d’autres personnes et à ces autres personnes qui les occupent.

Cette réglementation s’applique donc aussi aux services publics fédéraux.

La loi sur le bien-être énumère les missions de l’employeur relatives au bien-être au travail et indique de quelle manière il devra faire appel à des experts, comme des médecins du travail.

Par arrêté royal du 11 mars 2005, un certain nombre de services publics fédéraux, de services publics de programmation, d’établissements scientifiques, d’organismes d’intérêt public et d’institutions publiques de sécurité sociale ont été autorisés à créer un service commun pour la prévention et la protection au travail (EMPREVA).

Entretemps, certains de ces services ont déjà adhéré à ce service commun, qui dispose d’un département de surveillance médicale, constitué de conseillers en prévention-médecins du travail qui ont pour mission l’exécution de la surveillance de la santé des membres du personnel des services publics affiliés.

Un conseiller en prévention-médecin du travail exécute sa fonction suivant la réglementation, sans instructions de l’employeur et de manière complètement indépendante de celui-ci. En plus, la réglementation détermine que le conseiller en prévention-médecin du travail ne peut en aucun cas vérifier si les absences des travailleurs pour raisons médicales sont justifiées. Le médecin contrôle n’intervient que lorsque le travailleur semble être incapable de travailler, tandis que le médecin du travail a essentiellement une fonction préventive et vise à maintenir un travailleur apte au travail. Un médecin du travail ne peut donc en aucun cas intervenir aussi comme médecin contrôle.

Gelieve hierna de antwoorden te vinden op de vragen 2 en 6.

De overige vragen behoren tot de bevoegdheid van mijn collega, mevrouw Laurette Onkelinx, vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, aan wie deze vraag ook werd gesteld (vraag nr. 5-5376 van 25 januari 2012).

De wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en haar uitvoeringsbesluiten, waaronder het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers, is niet enkel van toepassing op de personen die krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een werkgever, maar meer algemeen op alle personen die arbeid verrichten onder gezag van andere personen en op deze andere personen die hen tewerkstellen.

Deze regelgeving is dus ook van toepassing op federale overheidsdiensten. De welzijnswet tekent de welzijnsopdrachten van de werkgever uit en geeft aan op welke manier hij een beroep zal moeten doen op deskundigen, zoals arbeidsgeneesheren.

Bij koninklijk besluit van 11 maart 2005 werden een aantal federale overheidsdiensten, programmatorische overheidsdiensten, wetenschappelijke instellingen, instellingen van openbaar nut en openbare instellingen van sociale zekerheid gemachtigd een gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op te richten (EMPREVA). Ondertussen zijn reeds verschillende van deze diensten toegetreden tot deze gemeenschappelijke dienst, die een departement belast met het medisch toezicht heeft, bestaande uit preventieadviseurs-arbeidsgeneesheren die het uitvoeren van het gezondheidstoezicht van personeelsleden van de aangesloten overheidsdiensten als opdracht hebben.

Een preventieadviseur-arbeidsgeneesheer voert een wettelijke taak uit zonder instructies en volledig onafhankelijk van de werkgever. Er is bovendien wettelijk vastgelegd dat de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer in geen geval mag nagaan of de afwezigheid van de werknemers om gezondheidsredenen gegrond is. De controlearts treedt pas op als de werknemer arbeidsongeschikt blijkt te zijn, terwijl de arbeidsgeneesheer in essentie een preventieve taak heeft en beoogt een werknemer geschikt te houden. Een arbeidsgeneesheer kan dus in geen enkel geval ook optreden als controlearts.