SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
23 décembre 2011 23 december 2011
________________
Question écrite n° 5-4959 Schriftelijke vraag nr. 5-4959

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen
________________
Interventions chirurgicales inutiles - Falsifications - Chiffres - Dédommagements Onnodige chirurgische operaties - Vervalsingen - Cijfers - Schadevergoedingen 
________________
chirurgie
chirurgien
erreur médicale
responsabilité
chirurgie
chirurg
medische fout
aansprakelijkheid
________ ________
23/12/2011Verzending vraag
9/3/2012Antwoord
23/12/2011Verzending vraag
9/3/2012Antwoord
________ ________
Question n° 5-4959 du 23 décembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-4959 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Trois chirurgiens de l'Hôpital universitaire des enfants Reine Fabiola ont récemment été condamnés pour coups et blessures involontaires parce qu'ils avaient effectués des interventions chirurgicales inutiles sur de jeunes patients et avaient aussi falsifié des documents et rédigé des protocoles opératoires frauduleux.

Ces faits sont choquants parce que ces médecins – dont on peut s'attendre à ce qu'ils visent à traiter leurs patients de manière optimale – ont consciemment pratiqué des interventions invasives sur de jeunes patients. Par ces faits, ils déshonorent nos soins de santé, le métier de médecin et surtout la confiance que les patients mineurs et leurs parents placent en eux. Le dommage qu'ils suscitent frappe d'abord les jeunes patients et leur entourage, mais certainement aussi l'Institut national d'assurance maladie-invalidité (INAMI).

Mes questions sont les suivantes :

1) Combien de cas d'interventions inutiles a-t-on constatés pour la période 2006-2010 ? Peut-on établir des liens entre ces cas et entre autres la nature de la discipline médicale, la nature des patients, la situation géographique de l'hôpital etc. ? Quelles conclusions peut-on tirer ?

2) L'INAMI s'est-il aussi constitué partie civile et a-t-il réclamé et obtenu des dommages et intérêts des médecins coupables ? De combien de dossiers s'agit-il et à combien s'élèvent les indemnités de dédommagement ?

3) La ministre soupçonne-t-elle qu'il ne s'agit que du sommet de l'iceberg ou peut-elle confirmer que les contrôles sur la nécessité des interventions chirurgicales se déroulent de façon optimale, que la plupart des infractions sont aussi signalées, que des plaintes sont déposées et qu'en cas de condamnation, des dommages et intérêts sont aussi réclamés ?

 

Recent werden drie chirurgen van het Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola veroordeeld voor onvrijwillige slagen en verwondingen omdat ze onnodig operaties uitvoerden op jonge patiënten en eveneens documenten vervalsten en frauduleuze operatieprotocols opstelden.

Deze feiten zijn schokkend, want artsen - waarvan men mag verwachten dat ze de optimale verzorging van hun patiënte beogen - verrichtten hier doelbewust invasieve ingrepen op jonge mensen. Daarmee beschaamden ze onze gezondheidszorg, het beroep van arts en vooral het vertrouwen van minderjarige patiënten en in dit geval ook hun ouders. De schade die ze veroorzaakten gaat primair over de betrokken jonge patiënten en hun omgeving, maar zeker ook aan het Rijksinstituut voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering (RIVIZ).

Hierover de volgende vragen:

1) Hoeveel gevallen van onnodige chirurgische ingrepen werden er jaarlijks vastgesteld in de periode 2006-2010? Kunnen er bij deze cijfers causale verbanden worden gelegd, o.a. met aard van de medische discipline, aard van de patiënten, geografische situering van het ziekenhuis enz.? Welke conclusies kunnen er hierbij worden getrokken?

2) Heeft het RIZIV zich in deze zaken ook burgerlijke partij gesteld en schadevergoedingen geëist en verkregen van de artsen-overtreders? Over hoeveel zaken en hoeveel schadevergoedingen gaat het hier?

3) Vermoedt de minister dat het hier gaat over een topje van de ijsberg of kan zij bevestigen dat de controle op de noodwendigheid van chirurgische ingrepen optimaal verloopt en dat de meeste inbreuken ook worden gemeld, dat er klachten worden neergelegd en na veroordelingen ook schadevergoedingen worden gevraagd?

 
Réponse reçue le 9 mars 2012 : Antwoord ontvangen op 9 maart 2012 :

1) Les faits évoqués sont des faits exceptionnels. Il n’y a pas eu d’autres cas similaires portés à la connaissance du Service d’évaluation et de contrôle médicaux (SECM) de l’Institut national d'assurance maladie-invalidité (INAMI) durant la période 2006 – 2010.

Le SECM contrôle les prestations portées en compte à l’assurance obligatoire soins de santé sur le plan de la réalité et de la conformité et sur le plan de la surconsommation. Le service ne se prononce pas sur l’opportunité d’une intervention chirurgicale.

Si le service est informé de tels cas, il les transmet au Procureur du Roi. L’enquête est alors menée par les autorités judiciaires.

Pour chaque hospitalisation, la réglementation prévoit que l’hôpital doit transmettre à l’organisme assureur (mutualité) une notification d’hospitalisation. Si le médecin conseil de l’organisme assureur constate que les conditions d’hospitalisation ne sont pas remplies, il peut être mis fin à l’intervention de l’assurance obligatoire soins de santé dans les frais d’hospitalisation.

A titre d’information, le nombre de dossiers de prestataires de soins qualifiés pour attester des interventions chirurgicales (« chirurgiens ») ayant fait l’objet d’une enquête terminée entre 2006 et 2010 est repris ci-après. Ces dossiers concernent des contrôles de prestations en matière de réalité, de conformité et de surconsommation.

En 2006 : 82

En 2007 : 71

En 2008 : 96

En 2009 : 77

En 2010 : 63

2) L’INAMI ne peut se constituer partie civile dans ce type de dossiers.

La procédure se déroule au civil ou au pénal.

C’est l’organisme assureur (la mutualité) de l’assuré qui pourra se constituer partie civile sur base de son droit de subrogation. En effet, l'organisme assureur est subrogé de plein droit au bénéficiaire dans ce type de dossiers.

La loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, prévoit en effet en son article 136 § 2 ceci :

Les prestations prévues par la présente loi coordonnée sont refusées lorsque le dommage découlant d'une maladie, de lésions, de troubles fonctionnels ou du décès est effectivement réparé en vertu d'une autre législation belge, d'une législation étrangère ou du droit commun. Toutefois, lorsque les sommes accordées en vertu de cette législation ou du droit commun sont inférieures aux prestations de l'assurance, le bénéficiaire a droit à la différence à charge de l'assurance.

Les prestations sont octroyées, dans les conditions déterminées par le Roi, en attendant que le dommage soit effectivement réparé en vertu d'une autre législation belge, d'une législation étrangère ou du droit commun.

L'organisme assureur est subrogé de plein droit au bénéficiaire; cette subrogation vaut, à concurrence du montant des prestations octroyées, pour la totalité des sommes qui sont dues en vertu d'une législation belge, d'une législation étrangère ou du droit commun et qui réparent partiellement ou totalement le dommage visé à l'alinéa 1er.

La convention intervenue entre le débiteur de la réparation et le bénéficiaire n'est pas opposable à l'organisme assureur sans l'accord de ce dernier.

3) Il s’agit de cas exceptionnels. En pratique, dans ce type de dossiers, les assurés sont informés, conseillés et assistés dans les procédures par le service spécialisé de leur organisme assureur (mutualité). Ce dernier informera l’INAMI le cas échéant.

1) De aangehaalde feiten zijn uitzonderlijke feiten. Tijdens de periode 2006-2010 zijn de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle (DGEC) van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits-verzekering (RIZIV) geen andere gelijkaardige gevallen ter kennis gebracht.

De DGEC controleert de verstrekkingen die aan de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging worden aangerekend op het vlak van de realiteit en conformiteit en op het vlak van de overconsumptie. De dienst spreekt zich niet uit over de juistheid van een heelkundige ingreep.

Als de dienst over dergelijke gevallen wordt geïnformeerd, worden die aan de Procureur des Konings bezorgd. In dat geval wordt het onderzoek gevoerd door de gerechtelijke instanties.

In de reglementering staat dat het ziekenhuis de verzekeringsinstelling (ziekenfonds) voor elke ziekenhuisopname een kennisgeving van ziekenhuisverpleging moet bezorgen. Als de adviserend geneesheer van de verzekeringsinstelling vaststelt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor opneming in een ziekenhuis, kan de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging in de ziekenhuiskosten worden beëindigd.

Ter informatie volgt hieronder het aantal dossiers van zorgverleners die gekwalificeerd zijn om heelkundige ingrepen aan te rekenen (“chirurgen”) en tegen wie een onderzoek is gevoerd dat tussen 2006 en 2010 is afgerond. Die dossiers hebben betrekking op controles van de verstrekkingen inzake realiteit, conformiteit en overconsumptie.

In 2006: 82

In 2007: 71

In 2008: 96

In 2009: 77

In 2010: 63

2) Het RIZIV kan zich in dergelijke dossiers geen burgerlijke partij stellen.

De procedure verloopt via de burgerlijke rechtbank of de strafrechtbank.

De verzekeringsinstelling (het ziekenfonds) van de verzekerde kan zich wel burgerlijke partij stellen op grond van zijn subrogatierecht. De verzekeringsinstelling treedt in dergelijke dossiers immers rechtens in de plaats van de rechthebbende.

In de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, is in artikel 136 § 2 het volgende bepaald:

De bij deze gecoördineerde wet bepaalde prestaties worden geweigerd indien voor de schade voortvloeiend uit ziekte, letsels, functionele stoornissen of overlijden, krachtens een andere Belgische wetgeving, een vreemde wetgeving of in het gemeen recht werkelijk schadeloosstelling is verleend. Belopen de bedragen welke krachtens die wetgeving of het gemeen recht worden verleend evenwel minder dan de prestaties van de verzekering, dan heeft de rechthebbende recht op het verschil ten laste van de verzekering.

De prestaties worden, onder door de Koning bepaalde voorwaarden, toegekend in afwachting dat de schade effectief wordt vergoed krachtens een andere Belgische wetgeving, een vreemde wetgeving of het gemeen recht.

De verzekeringsinstelling treedt rechtens in de plaats van de rechthebbende; deze in de plaatsstelling geldt, tot beloop van het bedrag van de verleende prestaties, voor het geheel van de sommen die krachtens een Belgische wetgeving, een buitenlandse wetgeving of het gemeen recht verschuldigd zijn en die de in het eerste lid bedoelde schade geheel of gedeeltelijk vergoeden.

De overeenkomst die tot stand gekomen is tussen de rechthebbende en degene die schadeloosstelling verschuldigd is, kan niet tegen de verzekeringsinstelling worden aangevoerd zonder haar instemming.

3) Het gaat om uitzonderlijke gevallen. In de praktijk worden de verzekerden in dergelijke dossiers met betrekking tot de procedures geïnformeerd, geadviseerd en bijgestaan door de gespecialiseerde dienst van hun verzekeringsinstelling (ziekenfonds). Laatstgenoemde zal in voorkomend geval het RIZIV informeren.