SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
23 décembre 2011 23 december 2011
________________
Question écrite n° 5-4956 Schriftelijke vraag nr. 5-4956

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen
________________
Bébés - Reflux - Médication - Politique - Prévention Baby's - Reflux - Medicatie - Beleid - Preventie 
________________
coût de la santé
petite enfance
maladie du système digestif
médicament
sensibilisation du public
kosten voor gezondheidszorg
vroegste kinderjaren
ziekte van het spijsverteringsstelsel
geneesmiddel
bewustmaking van de burgers
________ ________
23/12/2011Verzending vraag
18/2/2013Antwoord
23/12/2011Verzending vraag
18/2/2013Antwoord
________ ________
Question n° 5-4956 du 23 décembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-4956 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le Dr Y. Vandenplas, professeur et chef du service de pédiatrie de l'hôpital universitaire de la VUB, a récemment déclaré que les médecins et les parents administraient bien trop rapidement des médications contre l'acidité gastrique aux bébés qui souffrent de reflux. Apparemment des gestes simples sont au moins aussi efficaces : donner moins de lait à la fois et/ou épaissir le lait et/ou incliner le lit du bébé. Le spécialiste affirme même qu'il n'existe aucune preuve quant à l'efficacité des médicaments contre l 'acidité pour soigner le reflux. Entre-temps 15% des bébés prennent des médicaments contre le reflux.

Mes questions sont les suivantes :

1) La ministre partage-t-elle les conclusions du spécialiste cité relatives à l'inefficacité des médicaments contre l'acidité gastrique en cas de reflux chez les bébés ?

2) Quel est le coût annuel pour l'assurance-maladie de cette médication ? Quelles économies pourrait-on faire si on les diminuait sensiblement ?

3) Estime-t-elle, sur la base de ces considérations, qu'il faut déconseiller et freiner l'usage des médicaments contre l'acidité ? Dans l'affirmative, de quels instruments dispose-t-elle pour atteindre cet objectif ? Dans la négative, quelle est sa motivation pour ne pas retenir cette possibilité de progrès sanitaire et d'économie ?

4) Est-elle prête à prendre contact avec le ministre communautaire compétent afin d'élaborer une campagne de prévention et de dissuasion ?

 

Recent verklaarde professor en diensthoofd kindergeneeskunde van het Universitair Ziekenhuis Brussel, Y. Vandenplas, dat ouders en artsen veel te snel zuurremmende medicatie gebruiken bij baby's die last hebben van reflux. Blijkbaar helpen eenvoudige ingrepen, zoals minder melk per voedingsbeurt en/of het indikken van de melk en/of het bed van de baby schuin zetten, minstens even afdoend. De specialist stelt onomwonden dat geen enkele wetenschappelijke studie aantoonde dat zuurremmende medicatie de reflux bestrijdt. Ondertussen neemt tot 15 % van alle baby's deze medicatie.

Hierover de volgende vragen:

1) Beaamt de geachte minister de conclusies van de geciteerde specialist over het ondoelmatig en overmatig gebruik van zuurremmende medicatie bij baby's met reflux?

2) Hoeveel kost het gebruik van deze medicatie de ziekteverzekering per jaar? Hoeveel zou een drastische vermindering aan besparingen kunnen opleveren?

3) Vindt zij het belangrijk om, gebaseerd op deze inzichten, het gebruik van zuurremmende medicatie drastisch te ontraden en af te remmen? Zo ja, over welke instrumenten beschikt zij om deze doelstelling te concretiseren? Zo niet, met welke motivering gaat zij niet in op deze mogelijkheid tot gezondheidsbevordering en besparing?

4) Is zij bereid om hieromtrent contact te nemen met de bevoegde gemeenschapsminister teneinde een preventieve- en ontradingscampagne uit te werken?

 
Réponse reçue le 18 février 2013 : Antwoord ontvangen op 18 februari 2013 :

1.     En effet, les traitements anti-reflux sont largement prescrits. Les bases rationnelles du diagnostic et du traitement sont toutefois difficiles à établir. Le diagnostic est souvent établi devant des symptômes qui manquent de spécificité. Les traitements prescrits n’ont pas tous fait la preuve de leur efficacité. Le traitement suscite beaucoup de controverses. Selon les directives actuelles de la ESPGHAN (European Society for Paediatric Gastroenterology, Hepatology and Nutrition), les bébés souffrant d’un reflux gastro-œsophagien simple n’ont pas besoin de médicaments mais plutôt de traitements non médicamenteux (épaississants, positionnement). Parmi les traitements médicamenteux, les prokinétiques n’ont pas prouvé leur efficacité et leurs éventuels effets secondaires n’ont pas encore été suffisamment évalués. Parmi les médicaments à visée anti-acide, les inhibiteurs de la pompe à protons (IPP) semblent constituer le meilleur choix mais leurs indications ne sont pas clairement établies.  

Quelques chiffres : 

Une étude1 relative à l’utilisation de médicaments anti-reflux par les pédiatres en Belgique a montré que cette utilisation a été multipliée par sept entre 1997 et 2009. 3 472 doses d’inhibiteurs de pompe à protons ont été prescrites en janvier 1997, 37 072 en janvier 2004 et 103 916 en juin 2009. La plupart ont été prescrites chez des enfants de deux ans ou moins.  

Référence

De Buyne et al. Évolution of Antireflux Medication Prescriptions in Belgium over the Last Decade. Abstract Submission for ESPGHAN Update 2012. 

2.     Il n’existe pas d’inhibiteurs de la pompe à proton en sirop. 

Le médicament dompéridone (prokinétique) n’est pas remboursé par l’assurance maladie.  

Les dépenses totales pour le médicament ranitidine en sirop se situent à 200 000 euros par année pour 25 000 unités.  

La partie prescrite de ces trois sortes de médication dans le cadre du traitement du reflux benin chez le nourrisson n’est pas connue., les économies possibles ne peuvent dès lors qu’être difficilement  chiffrées. 

3.     L’information sur le danger de sur-prescription de ces médications doit être diffusée via les réunions scientifiques des pédiatres et dans les publications scientifiques. Comme outil pour cette information, le Centre Belge d’Information Pharmacothérapeutique (CBIP) a publié un article dans les Folia Pharmacotherapeutica d’août 2011 sur la prise en charge du reflux gastro-oesophagien chez les jeunes enfants. Ces Folia sont diffusés gratuitement auprès de tous les médecins et pharmaciens du Royaume et sont accessibles sur le site du CBIP www.cbip.be

L’expérience avec les antibiotiques a montré qu’il n’est pas suffisant d’informer les médecins mais qu’une campagne d’information massive des jeunes parents est également nécessaire. Ils sont souvent demandeurs et partagent la responsabilité. 

L’Agence Fédérale des Médicaments et des Produits de Santé (AFMPS) a lancé en septembre 2011 une campagne médias auprès du grand public, « un médicament n’est pas un bonbon », destinée à fournir un certain nombre de clés pour un bon usage du médicament. Une de ces clés concerne plus particulièrement l’usage des médicaments chez les enfants. Il entre dans les intentions de l’AFMPS de relancer cette campagne durant le second semestre 2012. La nouvelle campagne se focalisera plus particulièrement sur la question des médicaments chez les enfants. L’usage des médicaments anti-reflux pourra y être abordé même s’il ne s’agit pas de médicaments d’automédication. 

4.     Je suis prête à entrer en concertation avec les ministres communautaires concernés afin qu’une campagne commune sur le traitement efficace du reflux chez le nourrisson puisse être élaborée.

1.     De antirefluxbehandelingen worden inderdaad veel voorgeschreven. Het valt echter moeilijk om de rationale bases van de diagnose en behandeling te bepalen. De diagnose wordt vaak gesteld op basis van weinig gespecificeerde symptomen. Van niet alle voorgeschreven behandelingen is de doeltreffendheid bewezen. De behandeling is zeer controversieel. Volgens de huidige richtlijnen van de ESPGHAN (European Society for Paediatric Gastroenterology, Hepatology and Nutrition) hebben baby's met een gastro-oesofagale reflux geen geneesmiddelen maar eerder een behandeling zonder medicijnen nodig (verdikkingsmiddelen, houding). Onder de behandelingen met medicijnen hebben de prokinetische stoffen hun doeltreffendheid niet bewezen en werden hun eventuele bijwerkingen nog onvoldoende geëvalueerd. Onder de zuurremmende geneesmiddelen lijken de protonpompinhibitoren (PPI) de beste keuze te zijn, maar hun indicaties zijn nog niet duidelijk vastgelegd.  

Enkele cijfers : 

Een onderzoek 1 betreffende het gebruik van antirefluxgeneesmiddelen door kinderartsen in België toonde aan dat het gebruik tussen 1997 en 2009 verzevenvoudigde. In januari 1997 werder er 3 472 protonpompinhibitordoses voorgeschreven, 37 072 in januari 2004 en 103 916 in juni 2009. De meeste voorschriften waren voor kinderen van 2 jaar of jonger.  

Referentie

De Buyne et al. Evolution of Antireflux Medication Prescriptions in Belgium over the Last Decade. Abstract Submission for ESPGHAN Update 2012. 

2.     Er bestaan geen protonpompinhibitoren in siroopvorm. 

De ziekteverzekering betaalt het geneesmiddel domperidone (prokinetische stof) niet terug.  

Voor het geneesmiddel ranitidine onder siroopvorm bedragen de totale uitgaven ongeveer 200.000 euro per jaar voor 25.000 eenheden.  

Het aandeel van deze drie soorten geneesmiddelen die bij de behandeling van goedaardige reflux bij zuigelingen worden voorgeschreven is onbekend. De mogelijke besparingen vallen dus moeilijk te berekenen. 

3.     De informatie over het gevaar op het te veel voorschrijven van deze geneesmiddelen moet via de wetenschappelijke vergaderingen van de kinderartsen en in de wetenschappelijke publicaties worden verspreid. In dat verband vormt het artikel over de behandeling van gastro-oesofagale reflux bij jonge kinderen dat het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI) in de Folia Pharmacotherapeutica van augustus 2011 publiceerde een nuttige bijdrage. Deze Folia worden gratis onder alle artsen en apothekers van het Rijk verspreid en zijn beschikbaar op de website van het BCFI www.bcfi.be. 

De ervaring met de antibiotica heeft aangetoond dat het niet volstaat om de artsen in te lichten, maar dat er ook een massale informatiecampagne voor de jonge ouders nodig is. Ze zijn vaak vragende partij en dragen een deel van de verantwoordelijkheid. 

Het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) startte in september 2011 een mediacampagne voor het brede publiek "een geneesmiddel is geen snoepje" die een aantal sleutels voor een verstandig geneesmiddelengebruik wou aanreiken. Eén van die sleutels betreft in het bijzonder het geneesmiddelengebruik bij kinderen. Het FAGG is van plan om deze campagne in de tweede helft van 2012 te herhalen. De nieuwe campagne zal zich in het bijzonder op het geneesmiddelengebruik bij kinderen concentreren. Men zou het in dat verband ook over het gebruik van antirefluxgeneesmiddelen kunnen hebben, zelfs al gaat het hier niet om geneesmiddelen voor zelfmedicatie. 

4.     Ik ben bereid om met de bevoegde gemeenschapsministers te overleggen zodat we een gezamenlijke campagne rond het efficiënt behandelen van baby’s met reflux kunnen uitwerken.