SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
28 décembre 2011 28 december 2011
________________
Question écrite n° 5-4775 Schriftelijke vraag nr. 5-4775

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique

aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken
________________
Indicateurs de performance - Liste - Réseau des administrations publiques européennes (EUPAN) Performantie-indicatoren - Lijst - European Public Administration Network (EUPAN) 
________________
Union européenne
indicateur économique
présidence du Conseil de l'Union européenne
administration publique
réseau d'information
mesure de performances
Europese Unie
economische indicator
voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie
overheidsadministratie
informatienetwerk
prestatiemeting
________ ________
28/12/2011Verzending vraag
30/1/2012Antwoord
28/12/2011Verzending vraag
30/1/2012Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 5-2804 Réintroduction de : question écrite 5-2804
________ ________
Question n° 5-4775 du 28 décembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-4775 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En réponse à la question écrite n° 5-721, la ministre a fait référence à la concrétisation d'un objectif, à savoir la délivrance d'indicateurs de performance, comme résultat de la présidence belge de l'UE. Entre-temps, cette liste semble également avoir été validée par l'EUPAN.

1) Quelles sont les principales conclusions de cette liste et comment la ministre entend-elle les appliquer au sein du gouvernement fédéral et des administrations ?

2) Quels sont les indicateurs qu'elle considère comme les plus importants (et pourquoi) ? Quels sont les indicateurs qui doivent être concrétisés prioritairement selon elle (et pourquoi) ?

3) Peut-elle me fournir cette étude ?

 

In antwoord op de schriftelijke vraag nr. 5-721, verwijst de geachte minister naar de verwezenlijkte doelstelling om een lijst van performantie-indicatoren af te leveren, als resultaat van het Belgische EU-voorzitterschap. Deze lijst blijkt ondertussen ook gevalideerd door het EUPAN.

1) Welke zijn de belangrijkste conclusies uit deze lijst en hoe zal zij deze performantie-indicatoren toepassen binnen het kader van de federale regering en administraties?

2) Welke indicatoren beschouwt zij als meest belangrijk (en waarom)? Welke indicatoren beschouwt zij als meest prioritair om te verwezenlijken (en waarom)?

3) Kan zij mij deze studie bezorgen?

 
Réponse reçue le 30 janvier 2012 : Antwoord ontvangen op 30 januari 2012 :

1.1 L’objectif de cette étude était d’établir un inventaire aussi large que possible des indicateurs qui peuvent caractériser le fonctionnement des administrations. L’attention était essentiellement concentrée sur les indicateurs de résultats.

L’équipe d’experts qui mène cette étude fut choisie sur la base de son expérience importante en matière d’étude des indicateurs pour l’administration mais aussi du fait qu’elle était composée d’un réseau d’experts académiques de plus de la moitié des pays membres européens.

Le concept de recherche reposait sur une double validation des indicateurs, d’abord par les experts académiques européens de l’équipe d’experts, ensuite par le terrain lui-même, en l’occurrence par les fonctionnaires européens membres du réseau European Public Administration Network (EUPAN). Cette dernière validation eut lieu en particulier pendant les deux groupes de travail que la présidence Belge organisa.

Le processus de l’étude fut également déterminant pour la qualité des résultats. Tout d’abord une collecte des indicateurs au départ de la littérature existante. Ensuite un enrichissement de cette liste par les experts académiques et par les fonctionnaires. Enfin un classement des indicateurs sur la base de l’évaluation de leur utilité et de leur praticabilité (mesure dans laquelle les données sont accessibles).

Sur la base de ces deux critères les indicateurs furent classés en quatre catégories de priorités et, au travers du rapport final, mis à disposition des administrations européennes.

Pour pouvoir être utilisés effectivement, les indicateurs proposés doivent maintenant être analysés plus finement. Les définitions des indicateurs tout comme la détermination exacte des données à mesurer et les méthodes de mesure doivent être déterminées. Ce travail de suivi a déjà été entamé durant la présidence hongroise. L’administration belge y a participé de manière active. L’objectif est de poursuivre ce travail d’analyse.

Une dernière remarque importante est la suivante, tout comme dans l’autre projet de notre présidence (voir question 5-2806) : il importe de rester prudent dans le processus général de mesure et d’utilisation des indicateurs. Les situations dans et l’environnement des administrations concernées sont toujours différents, même s’ils apparaissent comparables à première vue. C’est en particulier le cas dans les matières RH ou Ressources Humaines qui se prêtent moins à quantification que d’autres domaines, comme par exemple les matières financières. Cette prudence est certainement à recommander dans le processus de comparaison entre des systèmes existants. Les indicateurs devraient donc être utilisés comme instruments d’autodiagnostic plutôt que comme des instruments de gestion contraignants (qui ont d’ailleurs tendance à provoquer les processus connus de détournement ou de protection avec leur impact négatif sur l’efficacité). Une dernière chose est que des indicateurs de progression sont certainement aussi intéressants que de purs indicateurs de résultats.

2.2 Comme indiqué ci-dessus un classement de priorité des indicateurs a été réalisé, sur la base de deux critères : l’utilité et la praticabilité de ces indicateurs.

Ces indicateurs ont été classés en quatre catégories, des plus prioritaires (très utiles et faciles à obtenir, vert) aux moins prioritaires (peu utiles et difficiles à obtenir, rouges). L’objectif est de concentrer le travail d’analyse à venir d’abord sur les indicateurs verts de la liste.

3.3 Les listes complètes d’indicateurs avec leur priorité sont présentées dans le rapport final en annexe.

« Les données demandées par l'honorable membre lui ont été transmises directement. Étant donné leur nature, elles ne sont pas publiées, mais elles peuvent être consultées au greffe du Sénat. »

1.1. De bedoeling van deze studie was een zo breed mogelijke inventaris op te maken van indicatoren die het functioneren van de administraties kunnen karakteriseren. De aandacht was vooral gericht op resultaatsindicatoren.

Het expertenteam dat de studie uitvoert werd gekozen op basis van zijn gedegen ervaring in het bestuderen van indicatoren voor de overheid, maar ook op basis van zijn samenstelling uit een netwerk van academische experten uit meer dan de helft van de Europese lidstaten.

Het onderzoeksconcept steunde op een dubbele validatie van de indicatoren, eerst door de Europese academische experten van het expertenteam, dan door het terrein zelf, namens de Europese ambtenaren, door de leden van het European Public Administration Network (EUPAN). Dit laatste gebeurde in het bijzonder in de twee werkgroepen die het Belgische voorzitterschap had opgericht.

Het proces van de studie was ook bepalend voor de kwaliteit van de resultaten. Eerst werd een lijst samengesteld met indicatoren uit de bestaande literatuur. Daarna werd deze lijst aangevuld door de academische experten en door ambtenaren. Uiteindelijk werd een rangschikking opgemaakt van de indicatoren op basis van hun vermeende nuttigheid en van hun haalbaarheid (in welke mate de verzameling van data daarover haalbaar is).

Op basis van deze twee criteria werden de indicatoren in vier verschillende prioriteitscategorieën gerangschikt en in het eindrapport ter beschikking gesteld van de Europese administraties.

Om effectief gebruikt te kunnen worden, moeten nu de voorgestelde indicatoren fijner geanalyseerd worden. De definities van de indicatoren zelf, alsook de exacte bepaling van de te meten data en van de metingsmethoden moeten bepaald worden. Met die voortgezette werkzaamheden werd al gedurende het Hongaarse voorzitterschap begonnen. De Belgische administratie heeft er actief aan deelgenomen. De bedoeling is dit analysewerk voort te zetten.

Een laatste belangrijke opmerking is, zoals bij het andere project van ons voorzitterschap (zie vraag 5-2806), de volgende : voorzichtigheid is aangewezen bij het algemene proces van meten en gebruiken van indicatoren. De situaties in en de omgevingen van de betrokken administratie zijn namelijk altijd verschillend, ook al lijken ze op het eerste gezicht vergelijkbaar. In het bijzonder is dit het geval bij HR of Human Resources-aangelegenheden, die zich minder lenen tot cijfermatige berekeningen dan andere domeinen zoals bijvoorbeeld de financiële materies. Deze voorzichtigheid is zeker aan te raden in het vergelijkingsproces tussen bestaande systemen. De indicatoren zouden dus eerder als “zelfdiagnose–instrumenten” moeten gebruikt worden, dan als dwingende beheersinstrumenten (wat in dat geval vaak ook de bekende ontwijkings- of beschermingsmanoeuvres veroorzaakt met hun negatieve impact op de effectiviteit). Een laatste bemerking is dat vooruitgangsindicatoren zeker even interessant zijn als zuivere resultaatsindicatoren.

2.2. Zoals hierboven vermeld, werd een prioriteitstelling van de indicatoren uitgewerkt aan de hand van twee criteria: nuttigheid en haalbaarheid van die indicatoren.

Deze werden in 4 categorieën gerangschikt, van de meest prioritaire (zeer nuttig en gemakkelijk haalbaar, groen) tot de minst prioritaire (weinig nuttig en moeilijk haalbaar, rood). De bedoeling is om zich bij het verdere analysewerk eerst te concentreren op de groene indicatoren van de lijst.

3.3. De volledige lijsten van indicatoren met hun prioritering worden in het hierbij gevoegde eindrapport voorgesteld.

De door het geachte lid gevraagde gegevens werden haar rechtstreeks meegedeeld. Gelet op de aard ervan worden zij niet gepubliceerd, maar liggen zij ter inzage bij de griffie van de Senaat.”