SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
28 décembre 2011 28 december 2011
________________
Question écrite n° 5-4711 Schriftelijke vraag nr. 5-4711

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Crimes d'honneur - Belgique - Situation Eremoord - België - Stand van zaken 
________________
crime contre les personnes
coutumes et traditions
statistique officielle
misdaad tegen de personen
gebruiken en tradities
officiële statistiek
________ ________
28/12/2011Verzending vraag
2/5/2012Antwoord
28/12/2011Verzending vraag
2/5/2012Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 5-3816 Réintroduction de : question écrite 5-3816
________ ________
Question n° 5-4711 du 28 décembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-4711 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le crime d'honneur au sein d'une famille pakistanaise de Mons a soulevé une vive émotion.

Il suscite les questions suivantes :

1) Combien d'affaires de crimes d'honneurs la Justice a-t-elle traitées entre 2006 et 2010 ? Combien d'entre elles ont-elles abouti à des condamnations ?

2) Quelles connotations culturelles, ethniques ou religieuses - éventuellement combinées - peut-on y déceler ?

3) Quel(s) profil(s) d'auteurs peut-on établir ?

4) Peut-on en tirer des enseignements sur le plan de l'information, de la formation, de la sensibilisation, etc. ?

 

De eremoord binnen een Pakistaanse familie in Bergen wekte heel wat commotie.

Hierover de volgende vragen:

1) Hoeveel gevallen van eremoorden werden door justitie behandeld in de periode 2006-2010? In hoeveel van deze gevallen kwam het tot effectieve veroordelingen?

2) Welke culturele, etnische, religieuze connotaties of combinaties ervan kunnen hier worden geduid?

3) Welk(e) profiel(en) van daders kan of kunnen uit deze gevallen worden afgeleid?

4) Kunnen hieromtrent lessen worden getrokken met betrekking tot informatie, vorming, sensibilisering enz.?

 
Réponse reçue le 2 mai 2012 : Antwoord ontvangen op 2 mei 2012 :

Sur la base des informations transmises par le service de la Politique criminelle, voici les éléments de réponse pouvant être fournis.

La problématique des violences liées à l’honneur est inscrite à l’agenda politique depuis le crime d’honneur commis sur Sadia Sheikh, dont les membres de la famille ont été reconnus coupables et condamnés en décembre 2011 pour assassinat avec la circonstance aggravante de discrimination sur la base des « motifs abjects » de l’article 405quater du Code pénal. Le père et le frère ont également été reconnus coupables et condamnés pour tentative de mariage forcé. Les parents et la sœur ont entre-temps introduit un recours en cassation contre l’arrêt.

Sur la base des recommandations de 2008 du Comité d'avis pour l'égalité des chances entre les femmes et les hommes du Sénat, le Plan d’action national 2010-2014 a déjà été élargi aux volets violences liées à l’honneur, mariages forcés et mutilations génitales. Ce Point d'acces Network (PAN) annonce plusieurs mesures en matière de lutte contre les violences liées à l'honneur, dans le cadre desquelles la justice prend elle aussi ses responsabilités. Des projets-pilotes ont ainsi été lancés à Malines et Verviers afin d'avoir un aperçu de la nature et de l’ampleur de la problématique des violences liées à l’honneur en Belgique. Ces projets-pilotes sont suivis par un groupe de pilotage fédéral au sein du Collège des procureurs généraux. Le service de la Politique criminelle a en outre réalisé une étude exploratoire sur le phénomène. Cette étude peut être consultée sur le site Internet dudit service www.dsb-spc.be. Elle comprend une étude approfondie de la littérature de sources nationales et internationales, une comparaison avec la politique menée aux Pays-Bas, en Suède et au Royaume-Uni ainsi qu’un certain nombre de recommandations.

L’étude révèle la nécessité d’une définition commune de sorte à pouvoir enregistrer les cas de violences liées à l’honneur et, partant, à avoir un aperçu de l’ampleur de la problématique. Eu égard à ce problème, nous ne sommes actuellement pas à même de fournir des chiffres fiables. Il s’avère en outre que les violences liées à l’honneur ne sont pas tellement liées à la religion, mais qu’elles s’expliquent davantage par les rapports traditionnels homme-femme et des conceptions culturelles de l’honneur. Il y a dès lors lieu d’approcher le phénomène en envisageant principalement la culture et le rapport entre les hommes et les femmes, ce qui entraîne d’importantes complications et requiert une approche à part entière. Les violences liées à l’honneur se produisent davantage dans des communautés fermées et repliées sur elles-mêmes.

Par ailleurs, les résultats de l’étude empirique réalisée au cours de 2011 par l’UGent et la VUB, à la demande du Service public fédéral (SPF) Intérieur et de l’Institut pour l’égalité des femmes et des hommes ont tout récemment été publiés dans la presse.

On s’emploie donc dans un premier temps à rassembler les connaissances nécessaires sur le phénomène. Il faudra examiner plus avant les deux études. Leurs recommandations en matière de définition, d’enregistrement, d’approche, de formation, de sensibilisation, etc. seront approfondies avant que d’autres options de politique ne soient prises.

Op basis van de inlichtingen die mij werden aangereikt door mijn dienst voor het Strafrechtelijk beleid kan ik u het volgende meedelen.

De problematiek van het eergerelateerd geweld staat op de politieke agenda sinds de eremoord op Sadia Sheikh, wiens gezinsleden inderdaad in december 2011 schuldig werden bevonden en veroordeeld werden voor moord met de verzwarende omstandigheid van de discriminatie op basis van de “verwerpelijke beweegreden” van artikel 405quater van het Strafwetboek. De vader en de broer werden ook schuldig bevonden aan en veroordeeld voor de poging tot gedwongen huwelijk. De ouders en de zus hebben ondertussen wel cassatieberoep aangetekend tegen het arrest.

Voortbouwend op de aanbevelingen uit 2008 van het adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen van de Senaat werd het Nationaal Actieplan 2010-2014 reeds uitgebreid met de luiken eergerelateerd geweld, gedwongen huwelijken en genitale verminkingen. In dit Network Acces point (NAP) worden een aantal maatregelen aangekondigd inzake de strijd tegen eergerelateerd geweld, waarin ook justitie haar verantwoordelijkheid opneemt. Zo werden pilootprojecten opgericht in Mechelen en Verviers om inzicht te kunnen krijgen in de omvang en de aard van de problematiek van eergerelateerd geweld in België. Deze pilootprojecten worden opgevolgd in een Federale Stuurgroep in de schoot van het College van procureurs-generaal. Daarenboven heeft mijn dienst voor het Strafrechtelijk beleid een verkennende studie verricht naar het fenomeen. Deze studie is te raadplegen op haar website www.dsb-spc.be en bevat een grondige literatuurstudie van internationale en nationale bronnen, een vergelijking met het beleid in Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk en een aantal aanbevelingen.

Uit de studie blijkt dat er nood is aan een gemeenschappelijke definitie zodat gevallen van eergerelateerd geweld kunnen worden geregistreerd en we dus inzicht krijgen in de omvang van de problematiek. Omwille van dit probleem kunnen we nu dus nog geen betrouwbare cijfers geven. Ook blijkt dat eergerelateerd geweld niet zozeer iets met religie te maken heeft, maar dat verklaringen hiervoor eerder gelegen zijn in traditionele man-vrouw verhoudingen en culturele opvattingen over eer. We moeten het fenomeen dus vooral op een cultureel- en gender- sensitieve manier benaderen, wat de zaken sterk bemoeilijkt en een heel eigen aanpak vergt. Eergerelateerd geweld komt ook meer voor in gesloten en op zichzelf gerichte gemeenschappen.

Daarenboven werden zeer recent de resultaten van het empirisch onderzoek dat de UGent en de VUB in opdracht van de Federale Overheidsdienst (FOD) Binnenlandse zaken en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen hebben uitgevoerd in de loop van 2011, in de pers bekendgemaakt.

In eerste instantie is dus ingezet op het vergaren van de nodige kennis betreffende het fenomeen. Beide studies zullen verder bestudeerd moeten worden. Hun aanbevelingen inzake definiëring, registratie, aanpak, vorming en sensibilisering enz…. zullen verder uitgediept worden vooraleer verdere beleidsopties worden genomen.