SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
28 décembre 2011 28 december 2011
________________
Question écrite n° 5-4624 Schriftelijke vraag nr. 5-4624

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Décès de bébés - Diagnostic erroné de la mort subite du nourrisson - Mesures - Prévention Overlijden van baby's - Verkeerde diagnose van wiegendood - Maatregelen - Preventie 
________________
mortalité infantile
diagnostic médical
médecine légale
kindersterfte
medische diagnose
forensische geneeskunde
________ ________
28/12/2011Verzending vraag
2/5/2012Antwoord
28/12/2011Verzending vraag
2/5/2012Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 5-1167 Réintroduction de : question écrite 5-1167
________ ________
Question n° 5-4624 du 28 décembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-4624 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Sur les environ 460 décès d'enfants de moins d'un an, 90 % sont attribués à une cause naturelle, dont soixante à des cas de mort subite du nourrisson. Le professeur Van Den Bogaert, un médecin légiste, remet ces chiffres en question. Il souligne que la mort subite du nourrisson ne peut être diagnostiquée que lorsqu'on a exclu toutes les autres possibilités. Le médecin soulève d'autres causes, comme l'asphyxie car l'enfant dormait entre ses parents, était coincé dans une literie inappropriée ou s'était assoupi entre les coussins du canapé. Ces constatations appellent naturellement à plus de prévention, ce qui relève des communautés. Toutefois, une meilleure connaissance des causes des décès est également nécessaire. Afin d'éviter les diagnostics erronés de la mort subite du nourrisson, il faut, entre autres, une autopsie, une étude approfondie du dossier médical et une reconstitution.

Je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1) Le ministre est-il informé de l'hypothèse que nombre de diagnostics de mort subite du nourrisson cacheraient une autre cause ?

2) Reconnaît-il l'importance d'éviter ces diagnostics erronés et est-il disposé à fournir aux parquets des instructions plus détaillées à ce sujet ?

3) S'est-il déjà concerté avec sa collègue de la Santé publique et avec les communautés dans le cadre de l'information tant des médecins que des infirmiers et de la nécessité de prévention ?

 

Van de ongeveer 460 overlijdens van kinderen van minder dan een jaar oud, wordt 90% aan een natuurlijke oorzaak toegeschreven, waarvan zestig gevallen van wiegendood. Professor Van Den Bogaert, een forensisch geneesheer, betwijfelt die cijfers. Hij beklemtoont dat wiegendood enkel als diagnose mag worden gesteld als alle andere mogelijkheden zijn uitgesloten. De arts verwijst echter naar andere oorzaken, zoals verstikking omdat een kindje tussen de ouders sliep, of knelling in onaangepast beddengoed, of wegzakken tussen kussens in een sofa. Uiteraard smeekt die vaststelling om meer preventie, een opdracht van de gemeenschappen. Toch is er ook nood aan meer kennis van de doodsoorzaken. Om foutieve diagnoses van wiegendood te vermijden, zijn onder meer autopsie, een grondige studie van het medisch dossier en een reconstructie noodzakelijk.

Graag kreeg ik een antwoord de volgende vragen.

1) Is de minister op de hoogte van de hypothese dat heel wat diagnose van wiegendood een andere oorzaak zouden verhullen?

2) Onderschrijft hij het belang om foutieve diagnoses van wiegendood te voorkomen en is hij bereid om de parketten hieromtrent meer en gedetailleerde instructies te geven?

3) Pleegde hij hieromtrent al overleg met zijn collega van Volksgezondheid en met de gemeenschappen, en dit in het kader van voorlichting van zowel artsen en verpleegkundigen en van de noodzaak aan preventie?

 
Réponse reçue le 2 mai 2012 : Antwoord ontvangen op 2 mei 2012 :

1) Je suis effectivement informée de cette problématique.

2) Nous disposons déjà d’un instrument intéressant en la matière. La loi du 26 mars 2003 réglementant la pratique de l’autopsie après le décès inopiné et médicalement inexpliqué d’un enfant de moins de dix-huit mois (Moniteur belge du 22 mai 2003, page 28 229) est entrée en vigueur le 1er juillet 2007. Elle prévoit que tout décès d’un enfant n’ayant pas atteint l’âge de dix-huit mois accomplis donne lieu à une autopsie permettant d’en rechercher les causes, à moins que l’un des deux parents ne s’y oppose. La décision des parents de refuser ou d'accepter une autopsie est consignée dans le dossier médical de l'enfant. Par ailleurs, le certificat de décès ne peut porter la mention «mort subite» qu'à condition qu'une attestation d'autopsie soit présentée.

3) Comme vous l’avez mentionné, la prévention relève de la compétence des Communautés. Aucune concertation n’est actuellement prévue à ce sujet avec les Communautés.

1) Ik ben inderdaad op de hoogte van deze problematiek.

2) We beschikken reeds over een interessant instrument ter zake. De wet van 26 maart 2003 houdende regeling van de autopsie na het onverwachte en medisch onverklaarde overlijden van een kind van minder dan achttien maanden (Belgisch Staatsblad 22 mei 2003, pagina 28 229) is op 1 juli 2007 immers in werking getreden. Hierin is opgenomen dat bij elk overlijden van een kind dat de volle leeftijd van achttien maanden niet heeft bereikt, een autopsie wordt uitgevoerd om de doodsoorzaak te achterhalen, tenzij één van de ouders zich daartegen verzet. De beslissing van de ouders om een autopsie te weigeren of ermee in te stemmen wordt schriftelijk in het medische dossier van het kind genoteerd. Bovendien mag de vermelding "wiegendood" pas op het overlijdenscertificaat worden vermeld als een bewijs van autopsie is voorgelegd.

3) Zoals uzelf hebt aangehaald, behoort de voorlichting tot de bevoegdheid van de Gemeenschappen. Hierover is op heden geen enkel overleg met de Gemeenschappen gepland.