SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
23 décembre 2011 23 december 2011
________________
Question écrite n° 5-4238 Schriftelijke vraag nr. 5-4238

de Elke Sleurs (N-VA)

van Elke Sleurs (N-VA)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen
________________
Grossesse de substitution - Lien de parenté entre la mère porteuse et la mère demanderesse - Nombre de demandes - Nombre d'avis positifs Draagmoederschap - Verwantschap tussen de draagmoeder en de wensmoeder - Aantal aanvragen - Aantal positieve adviezen 
________________
mère porteuse
parenté
procréation artificielle
statistique officielle
draagmoeder
verwantschap
kunstmatige voortplanting
officiële statistiek
________ ________
23/12/2011Verzending vraag
24/1/2012Antwoord
23/12/2011Verzending vraag
24/1/2012Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 5-384 Réintroduction de : question écrite 5-384
________ ________
Question n° 5-4238 du 23 décembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-4238 d.d. 23 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le 2 octobre 2010, l'Ordre des médecins a rendu un avis à propos de la grossesse de substitution. Dans cet avis, l'ordre se limite à émettre “quelques recommandations déontologiques fondamentales à l'intention des médecins impliqués dans cette pratique.” À ce jour, il n'existe toutefois aucune information au sujet du lien entre la candidate mère porteuse et la demanderesse. On peut donc légitimement s'interroger sur le lien entre la candidate mère porteuse et la demanderesse. Il ressort toutefois d'études récentes qu'en pratique, le lien entre la mère porteuse et la demanderesse est un lien de parenté, dans le cerce familial. Le terme grossesse de substitution doit être compris ici au sens large, à savoir la pratique selon laquelle une mère porteuse porte l'enfant d'un ou deux parents demandeurs dans le but d'en faire don aux parents demandeurs.

Je souhaite une réponse aux questions suivantes.

1) Dans le cadre d'une demande de grossesse de substitution, combien de fois la mère de la demanderesse était-elle la candidate mère porteuse? Combien de ces demandes ont-elles reçu un avis positif du Centre de fécondation?

2) Dans le cadre d'une demande de grossesse de substitution, combien de fois la sœur de la demanderesse était-elle la candidate mère porteuse? Combien de ces demandes ont-elles reçu un avis positif du Centre de fécondation?

3) Dans le cadre d'une demande de grossesse de substitution, combien de fois la belle-sœur de la demanderesse était-elle la candidate mère porteuse? Parmi ces demandes, combien ont-elles reçu un avis positif du Centre de fécondation?

4) Dans le cadre d'une demande de grossesse de substitution, combien de fois une cousine de la demanderesse était-elle la candidate mère porteuse? Combien de ces demandes ont-elles reçu un avis positif du Centre de fécondation?

5) Dans le cadre d'une demande de grossesse de substitution, combien de fois une « excellente amie » de la demanderesse était-elle la candidate mère porteuse? Combien de ces demandes ont-elles reçu un avis positif du Centre de fécondation?

6) Dans le cadre d'une demande de grossesse de substitution, combien de fois une femme inconnue de la demanderesse était-elle la candidate mère porteuse? Combien de ces demandes ont-elles reçu un avis positif du Centre de fécondation?

 

Op 2 oktober 2010 gaf de Orde der Geneesheren een advies over het draagmoederschap. In dat advies beperkt de Orde zich tot "enkele fundamentele deontologische aanbevelingen voor de artsen die bij deze praktijk betrokken zijn". Tot op heden bestaat er echter geen informatie over de band die de kandidaat-draagmoeder heeft met de wensmoeder. Men kan zich bijgevolg legitiem afvragen welke verwantschap er is tussen de kandidaat-draagmoeder en de wensmoeder. Uit recent onderzoek blijkt weliswaar dat de verwantschap tussen de draagmoeder en de wensmoeder zich in de praktijk in de familiale kring bevindt. Draagmoederschap wordt hier verstaan in de brede zin van het woord, namelijk als de praktijk waarbij een draagmoeder het kind draagt van een of twee wensouders, met het doel het af te staan aan de wensouders.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) In het kader van een aanvraag tot draagmoederschap, hoeveel keer was de moeder van de wensmoeder de kandidaat-draagmoeder? Voor hoeveel van die aanvragen gaf het fertiliteitscentrum een positief advies?

2) In het kader van een aanvraag tot draagmoederschap, hoeveel keer was de zus van de wensmoeder de kandidaat-draagmoeder? Voor hoeveel van die aanvragen gaf het fertiliteitscentrum een positief advies?

3) In het kader van een aanvraag tot draagmoederschap, hoeveel keer was de schoonzus van de wensmoeder de kandidaat-draagmoeder? Voor hoeveel van die aanvragen gaf het fertiliteitscentrum een positief advies?

4) In het kader van een aanvraag tot draagmoederschap, hoeveel keer was de nicht van de wensmoeder de kandidaat-draagmoeder? Voor hoeveel van die aanvragen gaf het fertiliteitscentrum een positief advies?

5) In het kader van een aanvraag tot draagmoederschap, hoeveel keer was "een zeer goede vriendin" van de wensmoeder de kandidaat-draagmoeder? Voor hoeveel van die aanvragen gaf het fertiliteitscentrum een positief advies?

6) In het kader van een aanvraag tot draagmoederschap, hoeveel keer was een voor de wensmoeder onbekende vrouw de kandidaat-draagmoeder? Voor hoeveel van die aanvragen gaf het fertiliteitscentrum een positief advies?

 
Réponse reçue le 24 janvier 2012 : Antwoord ontvangen op 24 januari 2012 :

Nous ne disposons pas en Belgique, actuellement, de données précises concernant le phénomène que vous évoquez. Le recours à une mère porteuse en Belgique est une pratique exceptionnelle qui n’est réalisée et autorisée que dans une minorité de programmes de soins médecine de la reproduction. Les indications et les modalités de cette pratique font partie du code éthique de chaque centre qui la pratique. Les centres ne peuvent prendre en compte que les seules indications strictement médicales pour autoriser ce type de pratique.

Néanmoins, le Collège de médecins pour les programmes de soins A et B, qui est comme vous le savez responsable de l’évaluation externe de la qualité dans les programmes de soins médecine de la reproduction A et B, a décidé d’introduire cet item dans la banque de données in vitro fertilisation (IVF), depuis le 1er juillet 2009 pour les cycles frais, et depuis le 1er janvier 2011 pour les cycles congelés. Des données seront donc disponibles dès l’année prochaine. Il convient toutefois de souligner que ces éléments, enregistrés dans le cadre d’une évaluation de la qualité, ne permettront pas de répondre aux questions très pointues que vous me soumettez : seule une enquête approfondie auprès de chaque centre permettrait d’y répondre avec précision.

We beschikken in België momenteel niet over nauwkeurige gegevens in verband met het door u aangehaalde fenomeen. In België wordt slechts in uitzonderlijke gevallen een beroep gedaan op een draagmoeder en deze praktijk wordt slechts in enkele zorgprogramma’s reproductieve geneeskunde toegestaan en uitgevoerd. De indicaties en de nadere regels met betrekking tot deze praktijk maken deel uit van de ethische code van elk centrum waar die wordt uitgevoerd. De centra mogen bij het toestaan van dit soort praktijken alleen met strikt medische indicaties rekening houden.

Het college van geneesheren voor de zorgprogramma’s A en B, dat zoals u weet verantwoordelijk is voor de externe evaluatie van de kwaliteit van de zorgprogramma’s reproductieve geneeskunde A en B, heeft echter beslist om dit item in de in vitro fertilisatie (IVF)-databank in te voeren, sinds 1 juli 2009 voor “verse” embryo’s en sinds 1 januari 2011 voor ingevroren embryo’s. Vanaf volgend jaar zullen er dus gegevens beschikbaar zijn. Er moet echter worden benadrukt dat deze elementen, geregistreerd in het kader van een kwaliteitsevaluatie, het niet mogelijk zullen maken om een antwoord te geven op uw zeer specifieke vragen. Enkel een diepgaande enquête in elk centrum zou heel precieze antwoorden kunnen opleveren.