SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
28 décembre 2011 28 december 2011
________________
Question écrite n° 5-3917 Schriftelijke vraag nr. 5-3917

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la secrétaire d'État à l'Asile, à l'Immigration et à l'Intégration sociale, adjointe à la ministre de la Justice

aan de staatssecretaris voor Asiel, Immigratie en Maatschappelijke Integratie, toegevoegd aan de minister van Justitie
________________
Asile et migration - Chiffres et données - Registre d'attente - Retour Asiel en migratie - Cijfers en gegevens - Wachtregister - Terugkeer 
________________
registre d'état civil
asile politique
migration illégale
migration de retour
statistique officielle
demandeur d'asile
bevolkingsregister
politiek asiel
illegale migratie
remigratie
officiële statistiek
asielzoeker
________ ________
28/12/2011Verzending vraag
21/3/2012Antwoord
28/12/2011Verzending vraag
21/3/2012Antwoord
________ ________
Question n° 5-3917 du 28 décembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-3917 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le sociologue Jan Hertogen démontre depuis des années déjà, à l'aide de diverses preuves, que différents acteurs politiques gonflent (consciemment) les statistiques en matière d'asile et de migration et en abusent. Pire encore. Il constate aussi que les ministres ou secrétaires d'État compétents ne disposent pas des données exactes et qu'il leur est dès lors impossible de donner une image correcte de la situation et - mutatis mutandis - qu'ils basent leur politique sur des éléments controversables.

Selon Hertogen, on peut calculer, sur la base des mouvements dans le registre d'attente, des demandes d'asile et du passage du registre d'attente aux registres de la population, combien de personnes « disparaissent » du registre de l'asile, donc ne figurent plus officiellement dans le registre d'attente, soit parce qu'ils sont rentrés dans leur pays, soit parce qu'ils ne séjournent plus légalement en Belgique. Et ce nombre est plus élevé que celui auquel on peut s'attendre. Il relativise aussi les chiffres sur le rapatriement « limité ». Ces chiffres parlent d'ailleurs d'eux-mêmes car ils montrent une diminution spectaculaire du nombre de demandeurs d'asile dans le registre d'attente ; on passe ainsi de 90 919 au 31 décembre 2004 à 47 548 au 1er janvier 2010.

Mes questions sont les suivantes.

1) La secrétaire d'État adhère-t-elle au raisonnement du chercheur Jan Hertogen selon qui l'évolution dans le registre d'attente donne aussi une indication du rapatriement des étrangers ? Considère-t-elle comme Jan Hertogen qu'il s'agit de données essentielles sans lesquelles on ne peut pas mener une politique convenable ? Comment explique-t-elle que ces données soient si difficilement disponibles, et envisage-t-elle des mesures en vue de mettre plus rapidement et de manière conséquente ces données à la disposition des parties intéressées ?

2) Combien de personnes figuraient-elles dans le registre d'attente au 31 décembre 2010 ? Quel a été leur nombre dans les trimestres qui ont suivi ?

 

De socioloog Jan Hertogen bewijst al jaren aan de hand van divers bewijsmateriaal, dat asiel en migratiecijfers (bewust) worden uitvergroot en misbruikt door verschillende politieke spelers. Erger nog. Hij stelt ook vast dat de bevoegde ministers of staatssecretarissen niet over de juiste gegevens beschikken en zodoende onmogelijk een correcte weergave van de situatie kunnen geven en - mutatis mutandis - hun beleid baseren op kwestieuze bewijslast.

Volgens Hertogen kan men uit de dynamiek van het wachtregister, de asielaanvragen en de overgang vanuit het wachtregister naar de bevolkingsregisters berekenen hoeveel personen er uit het asielregister 'verdwijnen', dus niet meer officieel in het wachtregister voorkomen en hetzij teruggekeerd zijn hetzij niet meer wettelijk in België verblijven. En dat aantal is hoger dan kan verwacht worden. Het relativeert eveneens de cijfers over de 'beperkte' terugkeer. Deze cijfers spreken trouwens voor zich, want ze bewijzen een spectaculaire vermindering van asielzoekers in het wachtregister van 90.919 op 31/12/2004 tot 47.548 op 01/01/2010.

Hierover de volgende vragen:

1) Beaamt de geachte staatssecretaris de redenering van onderzoeker Jan Hertogen dat de evolutie van het wachtregister ook een indicatie geeft over de terugkeer van vreemdelingen? Bevestigt zij de opvatting van Hertogen dat dit essentiële gegevens zijn waarzonder men geen behoorlijk beleid kan voeren? Hoe verklaart zij dat deze gegevens zo slecht beschikbaar zijn en zal zij actie ondernemen om deze gegevens sneller en op consequente wijze ter beschikking te stellen van alle belanghebbenden?

2) Hoeveel personen waren er op 31/12/2010 opgenomen in het strafregister? Hoeveel bedroeg dit aantal in de volgende kwartalen?

 
Réponse reçue le 21 mars 2012 : Antwoord ontvangen op 21 maart 2012 :

L'honorable membre trouvera ci-après la réponse à sa question.

1) Si n’est pas tenu compte de la définition de certaines données qui servent à établir ces statistiques, on ne peut saisir correctement les statistiques sur le retour des étrangers à partir de la dynamique du registre d’attente, le nombre de demandes d’asile et le transfert du registre d’attente au registre de la population,. Or, l’étude du sociologue Jan Hertogen, a utilisé des données qui n’étaient pas tout à comparables, ce qui biaise nécessairement ses statistiques. A titre d’exemple :

  • Les statistiques faites à partir du registre d’attente se rapportent au nombre de personnes (demandeurs d’asile) qui y sont inscrites. Les statistiques relatives au nombre de demandes d’asile ne prennent pas en compte les enfants mineurs accompagnant leur(s) parent(s), ceux-ci étant repris sur le demande d’asile d’un parent. Ils sont par contre repris au Registre d’attente. Le matériau à partir duquel les statistiques sont réalisées, peut donc donner des différences de l’ordre d’environ 30 %.

  • Inversement, une personne peut parfois être reprise plusieurs fois dans les statistiques relatives au nombre de demandes d’asile, notamment lorsqu’elle introduit plusieurs demandes d’asile alors qu’elle ne sera reprise qu’une seule fois au registre d’attente. Comme ces dernières années, 15 à 25 % des demandes sont des demandes multiples, les conclusions faites à partir de ces statistiques sont également faussées.

  • Par rapport à l’inscription au registre d’attente, on notera qu’une personne peut toujours être inscrite au registre d’attente bien que la procédure d’asile ait été clôturée négativement .

  • Un certain nombre de motifs très fréquents de changements de registre n’ont pas été intégrés à l’analyse ou l’ont été de manière incorrecte (le regroupement familial, par exemple). M. Hertogen fait apparaître notamment l’ensemble des demandes d'autorisation de séjour pour motifs humanitaires comme une composante exclusive de la dynamique de la population inscrite au Registre d’attente. Or, ce type de demande n’est pas le seul fait de demandeurs d’asile mais également d’autres personnes, en séjour légal ou non.

Il résulte de ce qui précède que les données utilisées pour analyser l’évolution des personnes ayant demandé l’asile et les calculs effectués à partir de ces données, ne donnent pas d’indications suffisamment fiables. La comparaison dans le temps des statistiques produites sur base de données, comprises différemment, ne peut donner lieu à des conclusions fiables.

2) La gestion du casier judiciaire relève de la compétence de la ministre de la Justice.

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vraag.

1) Men kan de cijfers betreffende de terugkeer van vreemdelingen niet juist inschatten vanuit de dynamiek van het wachtregister, het aantal asielaanvragen en de overgang vanuit het wachtregister naar de bevolkingsregisters, indien men geen rekening houdt met de inhoud die gegeven wordt aan bepaalde noties die deze cijfers onderbouwen. De studie van de socioloog Jan Hertogen, heeft echter gegevens gebruikt die niet helemaal vergelijkbaar zijn, zodat zijn cijfers ook niet helemaal juist zijn. Bijvoorbeeld:

  • De statistieken gebaseerd op de gegevens uit het wachtregister hebben betrekking op personen (asielzoekers). De statistieken betreffende het aantal asielaanvragen, houden geen rekening met de minderjarige kinderen die de asielzoekers begeleiden omdat deze op de aanvraag van hun ouder opgenomen worden. Ze komen wel vermeld worden in het wachtregister. Het materiaal waarop de statistieken zich baseren, kan leiden tot verschillen ten belope van ongeveer 30 %. Dit geldt ook voor de meeste statistieken inzake de beslissingen.

  • Omgekeerd kan eenzelfde persoon soms meermaals vermeld worden in de statistieken inzake de asielaanvragen indien de persoon verschillende keren een asielaanvraag indient. Deze persoon zal echter slechts één keer vermeld worden in het wachtregister. Aangezien de laatste jaren zowat 15 à 25 % van de aanvragen meervoudige aanvragen zijn, zijn de conclusies op basis van die statistieken niet helemaal correct..

  • Wat betreft de inschrijving in het wachtregister, moet men opmerken dat een persoon nog steeds kan ingeschreven zijn in het wachtregister terwijl zijn asielprocedure negatief werd afgesloten.

  • Bepaalde zeer vaak voorkomende redenen voor de wijziging van register werden niet of op incorrecte wijze (bijvoorbeeld de gezinshereniging) in de analyse geïntegreerd,. De heer Hertogen stelt in een groot aantal van deze analyses het geheel van de aanvragen voor een machtiging tot verblijf om humanitaire redenen voor als een exclusief bestanddeel van de dynamiek van het aantal personen die in het wachtregister ingeschreven zijn. Maar er dient gemeld te werden dat deze aanvragen niet uitsluitend door asielzoekers, maar ook door andere personen, wier verblijf al dan niet legaal is, worden ingediend.

Uit het voorgaande volgt dat de gegevens die gebruikt worden om de evolutie van de personen die een asielaanvraag hebben ingediend, te analyseren en de uitgevoerde berekeningen vanuit deze gegevens, geen voldoende correcte indicaties geven. De vergelijking in de tijd van cijfers die op basis van verschillende definities geproduceerd worden, kan niet leiden tot betrouwbare conclusies.

2) Het beheer van het strafregister behoort tot de bevoegdheid van de minister van Justitie.