SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
28 novembre 2011 28 november 2011
________________
Question écrite n° 5-3822 Schriftelijke vraag nr. 5-3822

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________________
Banques - Rachat - Directive européenne - Candidats acheteurs - Notion de "réputation" - Objectivité - Appréciation - Disposition juridique - Contrôle du respect des dispositions légales Banken - Overname - Europese Richtlijn - Kandidaten verwerver - Begrip van "reputatie" - Objectiviteit - Meting - Juridische bepaling - Controle naleving wettelijke bepalingen 
________________
établissement de crédit
rachat d'entreprise
solvabilité financière
compagnie d'assurances
banque centrale
Financial Services and Markets Authority
qualification professionnelle
kredietinstelling
company buy-out
financiële solvabiliteit
verzekeringsmaatschappij
centrale bank
Financial Services and Markets Authority
beroepskwalificatie
________ ________
28/11/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
28/11/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
________ ________
Réintroduite comme : question écrite 5-4610 Réintroduite comme : question écrite 5-4610
________ ________
Question n° 5-3822 du 28 novembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-3822 d.d. 28 november 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le mercredi 23 novembre 2011, en commission des Finances du Sénat, j'avais interrogé le ministre sur la vente d'Ethias Banque à un nouveau venu dans le secteur bancaire.

Dans sa réponse, le ministre s'était référé, entre autres, à la directive européenne en la matière, transposée en législation belge. Il y est question de la notion de « réputation » du candidat acquéreur d'une activité bancaire existante mais aussi du futur dirigeant de l'institution de crédit. Donc, non seulement le(s) futur(s) propriétaire(s) doit/doivent jouir d'une bonne réputation mais la réputation de la future direction de l'institution de crédit est également analysée.

La notion de réputation me semble quasiment le contraire d'une disposition juridique claire. La réputation se base en grande partie sur une perception, sur diverses informations, parmi lesquelles des ragots, sur des allégations et des méthodes contestées, comme les enquêtes de voisinage. En d'autres termes, cette notion n'est pas clairement clairement définie. C'est pourquoi des questions se posent aussitôt concernant la clarté, le degré d'objectivé et la comparabilité. On peut légitimement s'interroger sur le bien-fondé de la réglementation en vigueur et se demander si les exigences européennes et belges suffisent bien pour juger de ces activités financières sérieuses et complexes.

Dans ce cas concret, il semblait clair que le candidat repreneur d'Ethias Banque attirait délibérément une certaine personne pour diriger les activités bancaires afin de satisfaire à la notion de réputation. Il me semble que la réputation est moins fondée sur l'intelligence, les contacts et l'expérience d'ordre social et émotionnel que sur l'expérience des activités bancaires et le fait d'avoir fait la preuve dans le passé de son autorité et d'un comportement irréprochable dans les domaines financier et bancaire.

Voici mes questions.

1) Le ministre est-il d'accord avec cette interprétation? Comment faut-il interpréter la notion de « réputation » ? Quels examens permettent-ils d'apprécier la réputation et quels critères objectifs sont-ils utilisés à cet effet? Quelles conditions sont-elles fixées aux personnes chargées de ces examens? Une expérience dans le secteur financier ou bancaire est-elles exigée ou souhaitable ?

2) Comment le ministre ou le parlement peut-il contrôler le respect strict des dispositions légales et donc l'interprétation correcte de la notion de « réputation » dans le chef d'un candidat propriétaire ainsi que des futurs dirigeants de l'institution de crédit ?

 

Op woensdag 23 november 2011 ondervroeg ik de minister in de commissie Financiën van de Senaat over de verkoop van de Ethias Bank aan een nieuwe speler binnen de banksector.

De minister verwees in zijn antwoord ondermeer naar de Europese Richtlijn terzake, omgezet in de Belgische wetgeving. Daarin wordt verwezen naar het begrip 'reputatie' van de kandidaat verwerver van een bestaande bankactiviteit en eveneens naar het begrip "reputatie" in verband met de toekomstige leiding van de kandidaat verwerver. Dus niet alleen de toekomstige eigenaar(s) moeten over een welbepaalde reputatie beschikken, ook de leiding en de leidinggevende personen van die toekomstige eigenaar worden onderzocht op hun reputatie.

Het begrip reputatie lijkt me bijna het tegenovergestelde van een duidelijke juridische bepaling. Reputatie baseert zich grotendeels op perceptie, allerlei berichtgevingen - waaronder roddels, op beweringen en kwestieuze methodes zoals "buurtonderzoek". Dit alles maakt het niet echt duidelijk waarvoor dit begrip staat. Meteen mag men zich vragen stellen bij de duidelijkheid, de mate van objectiviteit en vergelijkbaarheid. Ten gronde groeien er gereide twijfels of de geldende regelgeving en de Europese en Belgische vereisten wel bij machte zijn om een ernstig oordeel te vellen over deze toch wel ernstige en complexe financiële activiteiten.

In dit concreet geval bleek het eveneens duidelijk dat de kandidaat overnemer van Ethias Bank bewust een bepaalde persoon aantrok om de bankactiviteiten te leiden, om tegemoet te kunnen komen aan het begrip reputatie. Mij lijkt het dan dat reputatie niet zozeer zal slaan op sociale en emotionele intelligentie, omgang en ervaring, maar eerder op ervaring op het vlak van bancaire activiteiten en het feit dat men in het verleden blijk heeft gegeven van onberispelijk en gezagsvol gedrag op deze financiële en bancaire terreinen.

Hierover de volgende vragen:

1) Is de geachte minister het eens met deze interpretatie? Hoe moet het begrip "reputatie" bekeken worden? Via welke onderzoeken benadert men de opdracht om een reputatie te meten, welke objectieve criteria hanteert men hierbij? Welke vereisten worden gesteld aan deze personen? Is daarbij ervaring binnen de financiële en bancaire sector vereist of wenselijk?

2) Op welke wijze kunnen de geachte minister of het parlement controle uitoefenen op de correctheid van het naleven van de wettelijke bepalingen en dus op de juistheid van de invulling van het begrip "reputatie", in hoofde van een kandidaat eigenaar en in hoofde van de leidinggevende personen bij deze kandidaat eigenaar?