SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
19 octobre 2011 19 oktober 2011
________________
Question écrite n° 5-3526 Schriftelijke vraag nr. 5-3526

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au ministre pour l'Entreprise et la Simplification

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
________________
Perception des droits d'auteur et droits voisins - Sociétés de gestion - Loi sur la publicité de l'administration - Validité Inning auteurs- en naburige rechten - Beheersvennootschappen - Wet op de openbaarheid van bestuur - Geldigheid 
________________
droit d'auteur
transparence administrative
auteursrecht
openbaarheid van het bestuur
________ ________
19/10/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
19/10/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
________ ________
Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4931 Heringediend als : schriftelijke vraag 5-4931
________ ________
Question n° 5-3526 du 19 octobre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-3526 d.d. 19 oktober 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En vertu de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d'auteur et aux droits voisins, l'autorité fédérale confie à des sociétés de gestion des droits la perception du droit d'auteur et des droits voisins.

1) Dans quelle mesure et pour quelles matières la loi du 11 avril 1994 sur la publicité de l'administration est-elle ou non également applicable à ces sociétés de gestion ? Sur quelles lois la réponse du ministre est-elle basée ?

2) De quelle manière et dans quelles limites le parlement peut-il exercer un contrôle sur le fonctionnement de ces sociétés de gestion ? Sur quelles lois la réponse du ministre est-elle basée 

 

Voor de inning van auteursrechten en naburige rechten geeft de federale overheid een opdracht aan beheersvennootschappen, die conform de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteurs- en naburige rechten innen :

1) In welke mate, waarvoor wel en waarvoor niet, geldt de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur ook voor deze beheersvennootschappen? Op basis van welke wetten baseert de geachte minister zijn antwoord op deze vragen?

2) Op welke wijze en binnen welke grenzen kan het Parlement toezicht houden op het functioneren van deze beheersvennootschappen? Op basis van welke wetten baseert hij zijn antwoord op deze vragen?