SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
17 octobre 2011 17 oktober 2011
________________
Question écrite n° 5-3389 Schriftelijke vraag nr. 5-3389

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la ministre de l'Intérieur

aan de minister van Binnenlandse Zaken
________________
Bruxelles - Métro - Brigade du métro - Organisation - Effectifs Brussel - Metro - Politie - Metrobrigade - Organisatie - Bezetting 
________________
Région de Bruxelles-Capitale
métro
police
Hoofdstedelijk Gewest Brussels
metro
politie
________ ________
17/10/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
17/10/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
________ ________
Réintroduite comme : question écrite 5-4847 Réintroduite comme : question écrite 5-4847
________ ________
Question n° 5-3389 du 17 octobre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-3389 d.d. 17 oktober 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La surveillance policière à l'intérieur et aux abords du métro de Bruxelles est assurée par la brigade du métro de la Police fédérale. Nul besoin de multiplier les arguments pour prouver la pertinence de cette surveillance, vu les nombreux faits rapportés de criminalité sous diverses formes.

Le lundi 10 octobre 2011, il s'est avéré que, durant toute la journée, aucun agent de cette brigade du métro n'était disponible et que l'ensemble du réseau de métro bruxellois a donc été privé de toute surveillance pendant une journée entière.

Voici mes questions à ce sujet.

1) La ministre confirme-t-elle que le lundi 10 octobre 2011 entre autres, aucun agent de police n'était disponible pour assurer la surveillance du réseau de métro bruxellois ? Si oui, comment explique-t-elle cette anomalie ? Le moment était-il exceptionnel ? Dans la négative, dément-elle avec force les communiqués et les médias qui ont diffusé cette information ?

2) Comment la surveillance policière du réseau de métro bruxellois est-elle organisée ? Quel est le nombre d'agents affectés en permanence à cette mission (nombre, nature, niveau, etc.) ? Ce nombre est-il suffisant pour garantir une surveillance permanente et optimale du réseau de métro bruxellois ou la surveillance est-elle réduite à certains moments en raison de sous-effectifs ?

3) La ministre peut-elle assurer que, chaque jour, des policiers sont disponibles en nombre suffisant pour garantir une surveillance optimale et que des faits (ou récits) comme ceux qui se sont produits le 10 octobre 2011, sont ou bien tout à fait exceptionnels ou bien n'arrivent jamais ? Dans l'affirmative, sur quels faits et arguments fonde-t-elle sa réponse ? Dans la négative, comment la ministre pourra-t-elle garantir cette surveillance indispensable dans l'immédiat ?

 

Het politietoezicht in en rond de metro in Brussel wordt uitgeoefend door de Federale Politie, via de Metrobrigade. Het behoeft weinig argumenten om de relevantie van dit toezicht te bewijzen, gezien de vele en regelmatige berichten over diverse vormen van criminaliteit.

Op maandag 10 oktober 2011 bleek er de ganse dag geen enkele politieagent binnen deze Metrobrigade beschikbaar. Dit betekent dat het volledige Brusselse metronetwerk een hele dag zonder enig toezicht verliep.

Hierover de volgende vragen:

1) Bevestigt de geachte minister dat er op onder andere maandag 10 oktober 2011 geen enkele politieagent beschikbaar was voor toezicht op het Brusselse metronetwerk? Zo ja, hoe verklaart zij dit euvel? Ging het hier over een uitzonderlijk moment? Zo niet, ontkent zij met klem de berichten en media die deze informatie verstrekten?

2) Hoe wordt het politietoezicht op het Brusselse metronetwerk georganiseerd? Hoeveel agenten (aantal, aard, niveau…) worden permanent voor deze opdracht beschikbaar gesteld? Volstaat dit aantal om een permanent en optimaal toezicht op Brusselse metronetwerk te waarborgen? Of zijn er momenten van onderbezetting en verminderd toezicht?

3) Kan zij verzekeren dat er elke dag voldoende politieagenten beschikbaar zijn voor een optimaal toezicht en dat feiten (of verhalen) zoals op 10 oktober 2011 ofwel helemaal uitzonderlijk zijn ofwel nooit voorkomen? Zo ja, met welke feiten en argumenten? Zo niet, hoe zal de minister in de onmiddellijke toekomst dit noodzakelijke toezicht wel kunnen waarborgen?