SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
29 septembre 2011 29 september 2011
________________
Question écrite n° 5-3141 Schriftelijke vraag nr. 5-3141

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Comportement humain - Libre arbitre - Neurobiologie - Psychiatrie légale - Jurisprudence - Expertise - Politique Menselijk gedrag - Vrije wil - Neurobiologie - Forensische psychiatrie - Praktijk van de rechtsspraak - Expertise - Beleid 
________________
comportement social
neurobiologie
maladie du système nerveux
psychiatrie
jurisprudence
sociaal gedrag
neurobiologie
ziekte van het zenuwstelsel
psychiatrie
jurisprudentie
________ ________
29/9/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
29/9/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
________ ________
Réintroduite comme : question écrite 5-4690 Réintroduite comme : question écrite 5-4690
________ ________
Question n° 5-3141 du 29 septembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-3141 d.d. 29 september 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Tant au sein de la médecine légale qu'au point de vue juridique, les sciences criminologiques et neurobiologiques suscitent de plus en plus le débat quant à la signification de l'aspect « libre arbitre » lors de la condamnation d'un comportement humain. On trouve quelques cas dans la littérature. Ainsi, un père australien a tué son fils de façon atroce et jeté le cadavre dans une mine désaffectée. Lors de l'enquête, il s'est avéré que le père était convaincu que son fils était possédé par le démon et qu'il devait le délivrer de ses souffrances. Un Texan a tué treize personnes, dont les deux personnes qu'il aimait le plus, à savoir sa mère et sa femme. Lors de l'autopsie du meurtrier, on a découvert une tumeur cérébrale qui exerçait une forte pression sur l'amygdale, une partie du cerveau qui gère les émotions, en particulier l'agressivité et l'anxiété. Un quadragénaire est subitement devenu fou de pornographie infantile et a commencé à harceler sexuellement sa belle-fille. Après disparition d'une tumeur cérébrale, ses préférences sexuelles semblent être redevenues telles qu'elles étaient auparavant.

Ces récits tendent à remettre en question le concept de « libre arbitre ». Lors d'une condamnation de comportement humain, la justice part du principe que la personne a eu un libre choix. Les crimes qui sont commis en raison d'une maladie ne sont pas punis d'une peine mais d'un traitement dans l'espoir d'une guérison.

L'objectif n'est pas de mener ici un débat sur ces problèmes et questionnements. Toutefois, la justice ne peut pas ne pas tenir compte des dimensions neurobiologiques qui peuvent et pourront fortement déterminer la pratique de la jurisprudence. Mes questions ont trait à la mesure dans laquelle notre justice reconnaît et traite ces aspects.

1) Le ministre reconnaît-il que les aspects et dimensions de nature neurobiologique, basés sur la récente connaissance de notre cerveau, ont une importance croissante dans l'application de notre jurisprudence ?

2) La justice belge est-elle suffisamment attentive à cette évolution ? Comment notre justice suit-elle ces développements et ces notions ? Existe-t-il des groupes de travail ou des commissions spéciaux, la justice peut-elle s'appuyer sur des experts et des scientifiques ? Dans l'affirmative, comment cela est-il organisé  Estime-t-il que ces évolutions sont suffisamment importantes pour que nos lois et notre jurisprudence soient mises à jour ?

3) Comment évalue-t-il les résultats et recommandations des neurobiologues et des spécialistes du cerveau, notamment ceux du Néerlandais Dick Swaab, de renommée internationale, qui déclare que beaucoup de fonctions cérébrales ne sont complètement développées qu'à l'âge de 23 ans, que de nombreux comportements alarmants des jeunes sont fortement interdépendants et, dès lors, qu'il faudrait plutôt relever qu'abaisser l'âge de la responsabilité pénale ? Que le développement hormonal des jeunes revêt une importance cruciale dans la maîtrise de l'agressivité et de l'anxiété plus tard qu'on ne le pensait encore il n'y a pas si longtemps ? Que cette hypothèse remet en question le début de l'âge adulte et la notion de « libre arbitre » ? Que les peines de prison infligées aux jeunes ont un effet totalement contreproductif. Le professeur Dick Swaab parle de « formation professionnelle pour criminels » et estime qu'elles sont encore plus préjudiciables que le mal proprement dit.

4) Bref, estime-t-il que ces récentes découvertes incluant la neurobiologie et la psychiatrie légale ne sont pas suffisamment importantes pour leur accorder une priorité en termes de justice ?

 

Zowel binnen de forensische als de juridische, criminologische en neurobiologische wetenschappen leeft steeds meer nadrukkelijk een discussie over de betekenis van het aspect vrije wil bij het veroordelen van menselijk gedrag. De literatuur ter zake vermeldt een aantal casussen die meteen deze contramine illustreren. Zo vermoordde een Australische vader op gruwelijke wijze zijn zoon en dumpte het lijkje in een verlaten mijnschacht. Bij onderzoek blijkt dat de vader overtuigd was dat zijn zoon door de duivel was bezeten en dat hij hem uit zijn lijden moest verlossen. Een Texaan schoot dertien mensen dood, waaronder twee mensen waarvan hij het meeste hield, namelijk zijn moeder en zijn vrouw. Bij de autopsie van de moordenaar vindt men een hersentumor die sterke druk uitoefent op de amygdala, een hersenonderdeel dat de emoties, in het bijzonder de agressie en de angst. Een veertigjarige man raakt plots verslingerd aan kinderporno en belaagt zijn stiefdochter met seksuele avances. Na verwijdering van een hersentumor blijkt zijn seksuele voorkeur terug zoals voordien.

Deze verhalen stellen het begrip vrije wil in vraag. Bij een veroordeling van menselijk gedrag gaat justitie ervan uit dat de mens een vrije keuze had. Misdaden die ontstaan uit een ziekte worden niet naar een straf maar naar een behandeling met hoop op genezing verwezen.

Het is niet de bedoeling van deze probleem- en vraagstelling om dit debat hier te voeren. Toch lijkt ook justitie niet te kunnen ontsnappen aan het insijpelen van neurobiologische dimensies die de praktijk van de rechtspraak sterk kunnen en zullen bepalen. Mijn vragen hieromtrent peilen naar de mate waarin onze justitie deze aspecten ook herkent en verwerkt.

1) Beaamt de geachte minister dat aspecten en dimensies van neurobiologische aard, gebaseerd op recente kennis over onze hersenen, een stijgend belang krijgen bij de toepassing van onze rechtspraak?

2) Is de Belgische justitie in voldoende mate alert voor deze ontwikkelingen? Op welke wijze volgt onze justitie deze ontwikkelingen en inzichten op? Bestaan er hieromtrent speciale werkgroepen of commissies, kan justitie hieromtrent terugvallen op experts en wetenschappers? Zo ja, hoe wordt dit georganiseerd? Beoordeelt hij deze ontwikkelingen van dermate belang dat hieromtrent onze wetten en rechtspraak moeten worden geactualiseerd?

3) Hoe evalueert hij de vaststellingen en daaropvolgende aanbevelingen van neurobiologen en hersenspecialisten zoals de Nederlander en internationaal gereputeerde Dick Swaab, dat belangrijke hersenfuncties maar volledig ontwikkeld zijn tegen een leeftijd van 23 jaar, dat veel onrustbarend gedrag van jongeren daarmee sterk correleert en dat daarom een verhoging van de strafrechtelijke leeftijd eerder aan de orde is dan een verlaging? Dat onder andere de hormonale ontwikkelingen bij jonge mensen, van cruciaal belang in onder andere de beheersing van agressie en angsten, in een latere fase tot waskom komen dan nog niet zo lang geleden gedacht? Dat hierdoor de veronderstelde volwassenheid - met in begrip van de notie "vrije wil - in twijfel wordt getrokken? Dat mede daarom een gevangenisstraf voor jonge mensen totaal averechtse effecten sorteert - professor Dick Swaab bestempelt hen als "beroepsopleiding voor crimineel, nog schadelijker dan de kwaal".

4) Kortom, vindt hij deze recente inzichten uit onder andere de neurobiologie en de forensische psychiatrie niet voldoende relevant om deze tot een beleidsprioriteit van justitie te promoveren?