SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
23 juin 2011 23 juni 2011
________________
Question écrite n° 5-2625 Schriftelijke vraag nr. 5-2625

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Deuxième guerre mondiale - Enfants et petits-enfants de collaborateurs - Conséquences juridiques et autres Tweede Wereldoorlog - Kinderen en kleinkinderen van collaborateurs - Juridische en andere gevolgen 
________________
répression
bestrijding
________ ________
23/6/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
23/6/2011Verzending vraag
7/12/2011Dossier gesloten
________ ________
Réintroduite comme : question écrite 5-4676 Réintroduite comme : question écrite 5-4676
________ ________
Question n° 5-2625 du 23 juin 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-2625 d.d. 23 juni 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Faisant sien le vœu exprimé par le roi Baudouin, le roi Albert II concluait son discours de Nouvel An, prononcé le 1er février 1994 devant les corps constitués du pays, par les mots : « Dans le cadre de la pacification entre les communautés, il convient d'étudier les mesures qui peuvent contribuer à la réconciliation entre tous les concitoyens. ».

Au cours du débat qui a eu lieu à la Chambre le 10 février 1994, on a plaidé pour des mesures tant individuelles que générales. Au Parlement flamand, le groupe de travail parlementaire chargé de réaliser un inventaire des conséquences sociales et humaines, pour les victimes, de la législation sur la répression et l'épuration après la Deuxième guerre mondiale, a attiré l'attention sur d'éventuelles conséquences sociales pour les enfants et petits-enfants de condamnés.

Il importe selon moi de tendre à une réconciliation des citoyens sans oublier les crimes du régime nazi ni passer l'éponge sur ces atrocités. Par ailleurs, il me paraîtrait injuste que des enfants et petits-enfants de condamnés de la Deuxième guerre mondiale puissent encore souffrir aujourd'hui des crimes commis par leurs parents ou grands-parents.

Je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1) Dans le cadre des compétences du ministre, la législation sur la répression et l'épuration et les condamnations prononcées après la Deuxième guerre mondiale ont-elles encore des conséquences sociales et financières pour les enfants et petits-enfants de ces condamnés ?

2) Dans l'affirmative, le ministre peut-il les expliquer, en décrire les effets et indiquer le nombre de personnes concernées ?

3) Peut-il faire une distinction entre les conséquences subies par les descendants de collaborateurs économiques, ceux de collaborateurs politiques et ceux d'auteurs de crimes tels que la délation, la trahison et l'homicide ?

4) Des mesures ont-elles été prises, dans son domaine de compétences, notamment à la suite des appels lancés par le Roi, pour remédier à ce problème ? Dans l'affirmative, lesquelles ?

5) Quel est le coût de mesures visant à affranchir les enfants et petits-enfants de personnes condamnées en vertu de la législation sur la répression et l'épuration des conséquences néfastes de celle-ci et donc, pour rétablir l'intégralité de leurs droits, y compris ceux dont ils sont actuellement privés en raison de crimes commis par leurs parents ou grands-parents durant la Deuxième guerre mondiale ?

 

In de nieuwjaarstoespraak van Koning Albert II op 1 februari 1994 tot de overheden van het land, zich aansluitend bij het verzoek van de Koning Boudewijn enkele jaren vroeger, stelde hij: " In het kader van de pacificatie tussen de gemeenschappen moeten maatregelen bestudeerd worden, die kunnen bijdragen tot de verzoening tussen alle burgers. "

Tijdens het daaropvolgend Kamerdebat op 10 februari 1994 werd er zowel voor individuele als voor algemene maatregelen gepleit. In het Vlaams Parlement werd in een verslag van 14 november 1984 van de Parlementaire Werkgroep belast met het opmaken van een inventaris van de sociale en menselijke gevolgen voor de getroffenen van de repressie- en epuratiewetgeving na de Tweede Wereldoorlog, gewezen op mogelijke sociale gevolgen voor kinderen en kleinkinderen van veroordeelden.

Het lijkt me duidelijk en belangrijk om te streven naar een verzoening tussen de burgers, zonder de misdaden van het Naziregime te vergeten of met een algemene spons deze gruwelijke feiten weg te vegen. Anderzijds vind ik het onrechtvaardig indien er vandaag nog kinderen en kleinkinderen van veroordeelden van na de Tweede Wereldoorlog (WOII), zouden lijden onder de misdrijven van hun ouders of grootouders.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Bestaan er binnen het bevoegdheidsdomein van de geachte minister sociale en financiële gevolgen van de repressie- en epuratiewetgeving en veroordelingen hieromtrent na WOII op de kinderen en kleinkinderen van die veroordeelden?

2) Zo ja, kan hij deze toelichten, de effecten ervan beschrijven en aangeven over hoeveel mensen het hier gaat?

3) Kan hij een onderscheid maken tussen gevolgen voor de nakomelingen van economische collaborateurs, politieke collaborateurs en daders van misdrijven zoals verklikking, verraad en doodslag?

4) Werden er, onder andere na de oproepen van de Koning, binnen zijn beleidsdomein maatregelen genomen om te verhelpen aan deze problematiek? Zo ja, welke?

5) Wat is de kostprijs om kinderen en kleinkinderen van veroordeelden wegens de repressie- en epuratiewetgeving te bevrijden van de negatieve gevolgen hiervan en dus hun volledige rechten te herstellen, expliciet ook diegene die ze nu ontberen omwille van misdrijven van hun ouders of grootouders, begaan tijdens de Tweede Wereldoorlog?