SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
7 juin 2011 7 juni 2011
________________
Question écrite n° 5-2470 Schriftelijke vraag nr. 5-2470

de Anke Van dermeersch (Vlaams Belang)

van Anke Van dermeersch (Vlaams Belang)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Amendes pénales - Recouvrement - Différences régionales Strafrechtelijke boetes - Invordering - Regionale verschillen 
________________
sanction pénale
amende
disparité régionale
strafsanctie
geldboete
regionale verschillen
________ ________
7/6/2011Verzending vraag
29/11/2011Antwoord
7/6/2011Verzending vraag
29/11/2011Antwoord
________ ________
Aussi posée à : question écrite 5-2469 Aussi posée à : question écrite 5-2469
________ ________
Question n° 5-2470 du 7 juin 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-2470 d.d. 7 juni 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En réponse à la question parlementaire n° 53-0306 d'un député, le ministre des Finances communique un tableau où figurent des données sur les amendes pénales qui font suite à des condamnations. (Chambre des représentants, Questions et Réponses n° 53- 028, p. 33).

Les résultats de ce tableau mènent à un certain nombre de constatations surprenantes.

J'aimerais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1) Il ressort du tableau qu'aucun aperçu du nombre de condamnations et/ou de montants à recouvrer ne peut être donné pour les bureaux de Bruxelles I et II, Courtrai, Gand, Hasselt, Mons et Tournai. Pour les bureaux de Namur, Mons et Huy, on ne peut pas non plus communiquer combien de dossiers étaient irrécouvrables.

a) Comment se fait-il que ces données ne sont pas disponibles, et quelles mesures sont-elles prises pour combler ces lacunes ?

b) Le ministre peut-il me procurer les données manquantes ainsi qu'un tableau complet et actualisé ?

c) Peut-il me fournir un tableau similaire pour l'année 2009 ?

2) Dans la réponse, nous lisons aussi que « Dans certains arrondissements judiciaires, des accords ont été pris entre les receveurs des amendes pénales et les parquets afin de ne plus requérir l'exécution de la peine d'emprisonnement subsidiaire ».

a) Peut-il me communiquer dans quels arrondissements c'est précisément le cas ?

b) Estime-t-il que c'est souhaitable ?

c) N'est-il pas indiqué de mener un politique uniforme dans cette matière, ne serait-ce que pour des raisons statistiques ? Dans l'affirmative, les instructions nécessaires à cet effet sont-elles données ?

3) Il apparaît, sur la base des données, que le montant moyen à recouvrer par condamnation s'élève à 604,95 euros en Flandre, mais à 408,17 euros seulement en Wallonie, ce qui constitue une différence étonnante.

a) Comment le ministre explique-t-il cette différence ?

b) Des mesures sont-elles prises le cas échéant pour éliminer ces différences ?

4) Il apparaît aussi que 57,5 % des montants à recouvrer ont été recouvrés en Flandre, alors qu'en Wallonie seulement 47,4 % l'ont été.

a) Comment le ministre explique-t-il cette différence ?

b) Des mesures sont-elles prises le cas échéant pour éliminer ces différences ?

5) Quarante-huit pour-cent des montants à recouvrer ont été recouvrés par le receveur en Flandre et 9,1 % par l'huissier de justice ; en Wallonie, ces pourcentages s'élevaient respectivement à 42 et 5,1.

a) Comment le ministre explique-t-il qu'en Flandre, les montants recouvrés par le receveur sont proportionnellement plus élevés qu'en Wallonie ?

b) Comment explique-t-il qu'en Flandre, on fait davantage appel à l'huissier de justice qu'en Wallonie ?

c) Des mesures sont-elles prises le cas échéant pour éliminer ces différences ?

6) En Flandre, 7 % des dossiers sont catalogués comme irrécouvrables tandis qu'en Wallonie il s'agit de 8 %. En réalité, cette différence est encore plus grande parce qu'il n'y a pas de données disponibles pour trois bureaux wallons.

a) Comment le ministre explique-t-il cette différence ?

b) Des mesures sont-elles prises le cas échéant pour éliminer ces différences ?

 

In het antwoord op de parlementaire vraag nr. 53-0306, gesteld door een kamerlid aan de geachte minister van Financiën, geeft hij een tabel met gegevens over de penale boetes ten gevolge van veroordelingen. (Kamer van volksvertegenwoordigers, Vragen en Antwoorden nr. 53-028, blz. 33).

De resultaten in deze tabel leiden tot een aantal merkwaardige vaststellingen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Uit de tabel blijkt dat er geen overzicht kan worden gegeven van het aantal veroordelingen en / of de te innen bedragen voor de kantoren te Brussel I en II, Kortrijk, Gent, Hasselt, Bergen en Doornik. Voor de kantoren van Namen, Bergen en Hoei kan dan weer niet worden meegedeeld hoeveel dossiers oninvorderbaar waren.

a) Hoe komt het dat deze gegevens niet voorhanden zijn en welke maatregelen worden er genomen om deze lacunes recht te zetten?

b) Kan de geachte minister intussen de ontbrekende gegevens verschaffen en mij een volledige en geactualiseerde tabel bezorgen?

c) Kan hij mij een gelijkaardige tabel bezorgen voor het jaar 2009?

2) In het antwoord lezen wij ook dat " in bepaalde gerechtelijke arrondissementen akkoorden werden gesloten tussen de ontvangers van de penale boeten en de parketten om geen uitvoering van een vervangende gevangenisstraf meer te vragen ".

a) Kan hij mij meedelen in welke arrondissementen dat precies het geval is?

b) Acht hij dit wenselijk?

c) Is het niet raadzaam hiervoor een eenvormig beleid te voeren, al was het maar om statistische redenen? Zo ja, worden daarvoor de nodige instructies gegeven?

3) Op basis van de gegevens kan worden opgemaakt dat het gemiddeld te innen bedrag per veroordeling in Vlaanderen 604,95 euro bedraagt terwijl dat in Wallonië slechts 408,17 euro bedraagt, wat een opmerkelijk verschil is.

a) Hoe verklaart hij dit verschil?

b) Worden er desgevallend maatregelen genomen om deze verschillen weg te werken?

4) Tevens kan worden opgemaakt dat van de te innen bedragen in Vlaanderen 57,5 % werd geïnd, terwijl dat in Wallonië slechts 47,4 % is.

a) Hoe verklaart hij dit verschil?

b) Worden er desgevallend maatregelen genomen om deze verschillen weg te werken?

5) Van de te innen bedragen werd in Vlaanderen 48 % geïnd door de ontvanger en 9,1 % door de gerechtsdeurwaarden; in Wallonië bedroegen deze percentages respectievelijk 42 % en 5,1 %.

a) Hoe verklaart hij dat er in Vlaanderen verhoudingsgewijs meer wordt ontvangen door de ontvanger dan in Wallonië?

b) Hoe verklaart hij dat er in Vlaanderen ook meer een beroep wordt gedaan op de gerechtsdeurwaarder dan in Wallonië?

c) Worden er desgevallend maatregelen genomen om deze verschillen weg te werken?

6) In Vlaanderen wordt 7 % van de dossiers als oninvorderbaar gecatalogeerd, terwijl dat in Wallonië 8 % is. In werkelijkheid is het verschil nog groter omdat van drie Waalse kantoren geen gegevens beschikbaar zijn.

a) Hoe verklaart hij dit verschil?

b) Worden er desgevallend maatregelen genomen om deze verschillen weg te werken?

 
Réponse reçue le 29 novembre 2011 : Antwoord ontvangen op 29 november 2011 :

1) 4 ) 5) 6) Pour la réponse aux questions 1, 4, 5 et 6, je renvoie madame la sénatrice à la réponse donnée à la question parlementaire n°4-2469 relative au même sujet qui a été adressée à mon collègue le ministre des Finances.

2) L'inexécution des peines d'emprisonnement subsidiaires trouve son origine dans une circulaire du 22 décembre 1999 édictée par le ministre de la Justice de l'époque, à savoir M. Marc Verwilghen.

Cette circulaire contient des instructions (nouvelles à l'époque) relatives à la non-exécution de l'emprisonnement subsidiaire.

Nous y lisons textuellement : « En dérogation à la circulaire ministérielle du 4 novembre 1993 relative à la non-exécution des courtes peines, je vous fais savoir qu'à partir d'aujourd'hui, les peines d'emprisonnement subsidiaires ne seront plus exécutées, nonobstant la nature des faits qui sont à la base de la condamnation. »

Cette instruction est évidemment respectée.

3) En réponse à la question 3, je peux vous communiquer que les amendes à recouvrer sont prononcées par les juridictions pénales. Je ne dispose pas d'informations qui pourraient expliquer les différences régionales entre les montants de condamnations qui doivent être recouvrés.

1)4)5)6) Als antwoord op vragen 1, 4, 5 en 6 verwijs ik mevrouw de senator naar het antwoord dat werd verstrekt op de parlementaire vraag nr. 4-2469 gericht aan mijn collega de minister van Financiën over hetzelfde onderwerp.

2) De niet-uitvoering van de vervangende gevangenisstraffen vindt haar grondslag in een omzendbrief van 22 december 1999, uitgevaardigd door de toenmalige minister van Justitie, de heer Marc Verwilghen.

Die omzendbrief omvat (destijds nieuwe) onderrichtingen betreffende de niet-uitvoering van de vervangende gevangenisstraf.

Letterlijk lezen wij: “In afwijking van de ministeriële omzendbrief van 4 november 1993 met betrekking tot de niet-uitvoering van korte straffen, deel ik U mee dat vanaf heden geen vervangende gevangenisstraffen meer worden uitgevoerd, welke ook de aard van de feiten is die aan de veroordeling ten grondslag ligt.”

Deze onderrichting wordt vanzelfsprekend nageleefd.

3) Als antwoord op vraag 3 kan ik u mededelen dat de te innen boeten worden uitgesproken door de strafrechtbanken. Ik beschik niet over inlichtingen die regionale verschillen tussen de te innen bedragen van veroordelingen zouden kunnen verklaren.