SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
31 mai 2011 31 mei 2011
________________
Question écrite n° 5-2426 Schriftelijke vraag nr. 5-2426

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid
________________
L'extension du congé de paternité De uitbreiding van het vaderschapsverlof 
________________
congé de paternité
Institut pour l'égalité des femmes et des hommes
vaderschapsverlof
Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen
________ ________
31/5/2011Verzending vraag
11/7/2011Antwoord
31/5/2011Verzending vraag
11/7/2011Antwoord
________ ________
Requalification de : demande d'explications 5-999 Requalification de : demande d'explications 5-999
________ ________
Question n° 5-2426 du 31 mai 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-2426 d.d. 31 mei 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Récemment, l'Institut pour l'égalité des femmes et des hommes (IEFH) a fait réaliser une étude sur le « Congé de paternité en Belgique : l’expérience des travailleurs ». Il en est très clairement ressorti que les mesures relatives au congé de paternité pouvaient encore être considérablement améliorées.

L'IEFH conclut notamment, du rapport de cette étude, que les hommes accordent de plus en plus d'importance à une participation active à la vie de famille. Le nombre d'hommes qui a choisi un congé de paternité a augmenté, entre 2006 et 2009, de près de 67 %. Les hommes concernés plaident toutefois pour de meilleures mesures, entre autres une plus large information et sensibilisation, une protection renforcée contre le licenciement, un allongement du congé octroyé, avec une plus grande flexibilité, le tout sans impact négatif sur la situation financière.

La ministre connaît-elle les résultats de cette étude de l'Institut pour l'égalité des Femmes et des hommes ? Juge-t-elle les propositions qui en découlent suffisamment pertinentes pour les transposer en mesures législatives ? Est-elle disposée à étendre la protection contre le licenciement, déjà applicable pour le congé parental et le congé d'adoption, au congé de paternité ? Compte-t-elle plaider pour un allongement à quatre semaines du congé de paternité actuel et rendre son application plus flexible ? S'engage-t-elle à mettre ces améliorations en œuvre de telle sorte que leur application n'ait pas le moindre impact sur le plan financier et que les travailleurs ne soient pas pénalisés par le fait d'avoir choisi de prendre un congé de paternité ?

 

Recent gaf het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (IGVM) de opdracht voor een studie naar "de ervaringen van werknemers met vaderschapsverlof in België". Uit dit onderzoek bleek overduidelijk dat er qua modaliteiten bij het vaderschapsverlof nog heel wat verbeteringen kunnen worden aangebracht.

Uit het rapport van dit onderzoek besluit het IGVM o.a. dat mannen steeds meer aandacht hechten aan een actieve deelname aan het gezinsleven. Het aantal mannen dat koos voor een vaderschapsverlof groeide tussen 2006 en 2009 met bijna 67%. De betrokken mannen pleiten echter voor betere modaliteiten, o.a. meer informatie en sensibilisering, betere bescherming tegen ontslag, een verlenging van de periode met meer flexibiliteit en dit alles zonder negatieve nadelen voor de financiële omstandigheden.

Kent de Minister de resultaten van dit onderzoek van Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen over het vaderschapsverlof? Vindt de Minister de voorstellen die hieruit voortvloeien voldoende relevant om ze in concrete wettelijke maatregelen om te zetten? Is de Minister bereid om de bescherming tegen ontslag, momenteel al van kracht voor het ouderschap- en adoptieverlof, uit te breiden naar het vaderschapsverlof? Wil de Minister concreet ijveren om het bestaande vaderschapsverlof uit te breiden tot vier weken en dit met meer flexibiliteit toepasbaar te maken? Engageert de Minister zich om deze verbeteringen op zulke wijze te organiseren dat ze helemaal financieel neutraal worden toegepast, zodat ze werknemers geen enkel negatief gevolg lijden onder hun keuze voor een vaderschapsverlof?

 
Réponse reçue le 11 juillet 2011 : Antwoord ontvangen op 11 juli 2011 :

Je vous prie de trouver ci-joint la réponse à la question susmentionnée.

Actuellement, chaque travailleur occupé sous contrat de travail sur base de la loi du 3 juillet 1978 a droit à dix jours d’absence en raison de la naissance d’un enfant (article 30, § 2, de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail). Depuis le 1er avril 2009, ces dix jours peuvent être pris dans le courant des quatre mois qui suivent l’accouchement alors que cette période était limitée auparavant à trente jours.

En tant que ministre de l’Emploi et de l’Égalité des chances, je suis, en effet, au courant de l’étude conduite par l’Institut pour l’Égalité des Femmes et des Hommes au sujet de « les expériences des travailleurs en ce qui concerne le congé de paternité en Belgique ».

Cette étude fait apparaître, en première instance, que ce congé de naissance connaît un succès grandissant. Selon cette étude, 93,8 % des répondants ont pris congé après la naissance de leur enfant. La majorité (56,8 %) a pris dix jours mais, en moyenne, douze jours de congés sont pris après la naissance d’un enfant. Dans le rapport n° 76 du Conseil national du travail relatif à l’évaluation générale des systèmes de congés existants, on peut, en outre, lire qu’entre 2006 et 2008, le nombre de bénéficiaires dans le cadre de congés de naissance a crû de 5 747 unités, ce qui représente une hausse de 10 %. En 2008, il y a eu 61 246 bénéficiaires.

Cette étude indique en effet cependant que la conciliation entre la vie de famille et la vie professionnelle reste difficile. Concrètement, un travailleur sur dix déclare avoir rencontré des problèmes ou des difficultés lorsqu’il a demandé ou pris ces jours de congé.

Je suis ouverte à une discussion au sujet des suggestions faites par cet Institut : une prolongation du congé de naissance, une plus grande flexibilité en ce qui concerne le moment de la prise de cours (possibilité de prendre une partie avant le congé), etc … Étant donné que nous sommes en affaires courantes, je ne peux actuellement pas prendre d’initiative en la matière. Je suis bien d’avis que des améliorations doivent faire partie des propositions au sujet des systèmes de congés qui entreront en ligne de compte lors de la formation d’un prochain gouvernement et ce dans un cadre budgétaire réaliste. À ce sujet, le débat continue ; je renvoie aux propositions de loi qui ont été déposées au parlement à ce sujet et qui, entre autres, prévoient la prolongation du congé de naissance et sa flexibilité ainsi qu’une meilleure protection à l’égard du père contre le licenciement.

Gelieve hierna het antwoord op de betrokken vraag te vinden.

Momenteel heeft elke werknemer tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst op basis van de wet van 3 juli 1978, recht op tien dagen afwezigheid ter gelegenheid van de geboorte van een kind (artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten). Sinds 1 april 2009 kunnen deze tien dagen vrij worden opgenomen in de loop van de vier maanden die op de bevalling volgen, terwijl die periode vroeger tot dertig dagen beperkt was.

Uiteraard ben ik, als minister van Werk en van Gelijke Kansen, op de hoogte van de studie gevoerd door het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen naar « de ervaringen van werknemers met vaderschapsverlof in België ».

Deze studie geeft in eerste instantie aan dat dit geboorteverlof een stijgend succes kent. Volgens deze studie hebben 93,8 % van de bevraagden verlof opgenomen na de geboorte van hun kind. De meerderheid (56,8 %) nam tien dagen, maar, gemiddeld werden t<aalf dagen verlof genomen na de geboorte van een kind. In het rapport nr. 76 inzake een algemene evaluatie van de bestaande verlofstelsels van de Nationale Arbeidsraad, valt bovendien te lezen dat tussen 2006 en 2008, het aantal begunstigden in het kader van geboorteverlof gestegen is met 5 747 eenheden, wat neerkomt op een stijging van 10 %. In 2008 waren er in totaal 61 246 begunstigden.

De betrokken studie geeft evenwel inderdaad ook aan dat de verzoening van het gezinsleven met het beroepsleven moeilijk blijft. Concreet verklaart één werknemer op de tien problemen te hebben gehad of moeilijkheden op het werk te hebben ondervonden bij het vragen of opnemen van deze verlofdagen.

Ik sta open voor een discussie over de suggesties die het Instituut ter zake heeft gedaan : verlenging van het geboorteverlof, een grotere flexibiliteit qua moment van opname (mogelijkheid om een gedeelte voor het verlof op te nemen), enz. ... Gelet op de lopende zaken kan ik op dit moment ter zake evenwel geen initiatieven nemen. Wel ben ik van mening dat verbeteringen van dit verlof deel moeten uitmaken van de voorstellen inzake verlofstelsels die aan bod zullen komen bij de vorming van een volgende regering, en dit binnen een budgettair haalbaar kader. Het debat hieromtrent gaat voort ; ik verwijs naar de wetsvoorstellen die ter zake in het parlement zijn neergelegd en die onder meer de verlenging van het geboorteverlof en de flexibilisering ervan beogen, alsook een betere bescherming van de vader tegen ontslag.