SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
30 mars 2011 30 maart 2011
________________
Question écrite n° 5-1906 Schriftelijke vraag nr. 5-1906

de Dirk Claes (CD&V)

van Dirk Claes (CD&V)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________________
Impôts des personnes physiques - Montants perçus Personenbelasting - Geïnde bedragen 
________________
impôt des personnes physiques
statistique officielle
répartition géographique
collecte de l'impôt
belasting van natuurlijke personen
officiële statistiek
geografische spreiding
inning der belastingen
________ ________
30/3/2011Verzending vraag
21/10/2011Antwoord
30/3/2011Verzending vraag
21/10/2011Antwoord
________ ________
Question n° 5-1906 du 30 mars 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-1906 d.d. 30 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Dans le cadre de mes travaux au Sénat, je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes.

A combien se montent les recettes provenant de l'impôt des personnes physiques perçues par l'État en 2010 ?

Je souhaiterais obtenir une ventilation par région et une comparaison avec les années antérieures.

 

In het kader van mijn werkzaamheden in de Senaat ontving ik graag antwoord op de volgende vragen:

Hoeveel inkomsten afkomstig van de personenbelasting werden in 2010 door de overheid geïnd?

Graag kreeg ik een opdeling per gewest en een vergelijking met voorgaande jaren.

 
Réponse reçue le 21 octobre 2011 : Antwoord ontvangen op 21 oktober 2011 :

Ainsi que vous le savez, l’impôt des personnes physiques est principalement perçu au moyen de précomptes et de versements anticipés. Ainsi, les recettes perçues en matière de précompte professionnel, de précompte mobilier et des versements anticipés durant l’année budgétaire 2010 ont trait pour la plupart à des revenus obtenus en 2010.

  • Toutefois, les types d’impôt précités ne donnent pas une vue complète du produit de l’impôt des personnes physiques. En outre, les déclarations relatives à ces précomptes ne permettent pas de répartir les montants déclarés selon le domicile fiscal du bénéficiaire des revenus.

  • Par contre, les statistiques d’enrôlement relatives à l’impôt des personnes physiques offrent bien la possibilité d’obtenir une idée de la ventilation régionale de cet impôt. Ceci est possible étant donné que l’enrôlement est personnalisé. C’est d’ailleurs la raison pour laquelle la loi spéciale relative au financement des Communautés et des Régions se base également sur la notion de l'impôt global des personnes physiques pour un exercice d’imposition déterminé afin de fixer les attributions aux Communautés et aux Régions, prévues dans cette loi.

  • Avec la notion d’impôt global des personnes physiques, on vise l’impôt avant l’application des réductions d’impôt accordées par les Régions et avant l’application de la taxe additionnelle communale à l’impôt des personnes physiques et de la taxe additionnelle d’agglomération à l’impôt des personnes physiques.

  • À cet égard, les remarques suivantes s’imposent :

  • L’impôt global enrôlé précité ne comprend pas l’impôt relatif aux revenus mobiliers qui n’ont pas été déclarés dans le cadre de la dispense de l’obligation de déclaration pour certains revenus mobiliers (précompte mobilier libératoire).

  • Le produit du précompte immobilier a été attribué aux Régions. Toutefois, le précompte immobilier afférent à l'habitation propre peut toujours être partiellement imputé sur l’impôt des personnes physiques, dans le cadre de l’ancien régime de la fiscalité immobilière. Il est à signaler que le nouveau régime de la fiscalité immobilière prévoit une exonération (et donc un précompte immobilier libératoire) pour l’habitation propre.

  • En outre, l’impôt global enrôlé ne subit pas l’impact négatif des dispenses de versement du précompte professionnel, vu que ce précompte professionnel non-versé peut toujours être imputé sur l’impôt des personnes physiques.

Afin de présenter un aperçu de l’importance de l’impôt global des personnes physiques ainsi que de sa ventilation régionale, le tableau ci-dessous a été dressé.

Les données des deux exercices d’imposition les plus récents ont été retenues dans le tableau. A cet égard, il convient de signaler qu’il s’agit encore des chiffres provisoires étant donné que le délai d’imposition de trois ans, prévu à l’article 354, 1er alinéa du Code des impôts sur les revenus 1992, est toujours en cours pour les deux exercices d’imposition.

Impôt global pour les exercices d'imposition 2009 et 2010 (chiffres provisoires) -

Globale belasting voor het aanslagjaren 2009 en 2010 (voorlopige cijfers)

Régions/ Gewesten

Exercice d'imposition 2009 –

Aanslagjaar 2009

Exercice d'imposition 2010 –

Aanslagjaar 2010

Région flamande - Vlaams Gewest

22 519 609 160,33 €

22 420 419 589,81 €

Région de Bruxelles-Capitale - Brussels Hoofdstedelijk Gewest

3 027 935 405,27 €

3 004 146 707,35 €

Région wallonne - Waals Gewest

10 110 369 606,67 €

10 144 271 987,99 €

Total - Totaal

35 657 914 172,27 €

35 568 838 285,15 €

En Euro - In Euro.





Zoals u weet, wordt de personenbelasting hoofdzakelijk geïnd bij wijze van voorheffingen en voorafbetalingen. Zo hebben de ontvangsten geïnd op vlak van de bedrijfsvoorheffing, de roerende voorheffing en de voorafbetalingen gedurende het begrotingsjaar 2010 voor het overgrote deel betrekking op inkomsten verworven in 2010.

  • De bovenvermelde belastingsoorten bieden echter geen volledig beeld van de opbrengst van de personenbelasting voor een bepaald aanslagjaar. Bovendien laten de aangiften met betrekking tot deze voorheffingen niet toe de aangegeven bedragen op te splitsen volgens het fiscaal domicilie van de genieter van de inkomsten.

  • Daarentegen bieden de inkohieringsstatistieken met betrekking tot de personenbelasting wel de mogelijkheid om een inzicht te verwerven in de regionale opdeling van deze belasting. Dit is mogelijk vermits de inkohiering nu eenmaal gepersonaliseerd is. Dit is trouwens ook de reden waarom de bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten zich ook baseert op de notie van de globale personenbelasting van een bepaald aanslagjaar om de toewijzingen aan gewesten en gemeenschappen, voorzien in deze wet, te bepalen.

  • Met de notie “globale personenbelasting” bedoelt men de belasting vóór toepassing van de belastingverminderingen toegestaan door de Gewesten en vóór toepassing van de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting en van de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting.

  • Hierbij dringen zich de volgende kanttekeningen op :

  • De bovenvermelde ingekohierde globale belasting bevat niet de belasting met betrekking tot de roerende inkomsten die niet werden aangegeven in het kader van de vrijstelling van aangifteplicht voor bepaalde roerende inkomsten (bevrijdende roerende voorheffing).

  • De opbrengst van de onroerende voorheffing werd toegewezen aan de Gewesten. De onroerende voorheffing met betrekking tot het eigen woonhuis kan echter nog steeds gedeeltelijk worden verrekend met de personenbelasting, in het kader van het oud stelsel van de onroerende fiscaliteit. Er dient opgemerkt dat het nieuw stelsel van de onroerende fiscaliteit voorziet in een vrijstelling (en dus een bevrijdende onroerende voorheffing) voor het eigen woonhuis.

  • Daarnaast ondergaat de ingekohierde globale belasting niet de negatieve impact van de vrijstellingen van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing, aangezien deze niet-gestorte bedrijfsvoorheffing nog steeds kan worden verrekend met de personenbelasting.

Teneinde een inzicht te bieden in de omvang van de globale personenbelasting evenals van de regionale spreiding ervan is de onderstaande tabel opgemaakt.

De gegevens voor de twee recentste aanslagjaren (2009 en 2010) zijn weerhouden in de tabel. Er dient in dit verband wel opgemerkt dat het nog over voorlopige cijfers gaat gezien voor beide aanslagjaren de aanslagtermijn van drie jaar, voorzien in artikel 354, 1ste lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, nog steeds loopt.

Impôt global pour les exercices d'imposition 2009 et 2010 (chiffres provisoires) -

Globale belasting voor het aanslagjaren 2009 en 2010 (voorlopige cijfers)

Régions/ Gewesten

Exercice d'imposition 2009 –

Aanslagjaar 2009

Exercice d'imposition 2010 –

Aanslagjaar 2010

Région flamande - Vlaams Gewest

22 519 609 160,33 €

22 420 419 589,81 €

Région de Bruxelles-Capitale - Brussels Hoofdstedelijk Gewest

3 027 935 405,27 €

3 004 146 707,35 €

Région wallonne - Waals Gewest

10 110 369 606,67 €

10 144 271 987,99 €

Total - Totaal

35 657 914 172,27 €

35 568 838 285,15 €

En Euro - In Euro.