SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
2 mars 2011 2 maart 2011
________________
Question écrite n° 5-1599 Schriftelijke vraag nr. 5-1599

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au ministre pour l'Entreprise et la Simplification

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
________________
Agences de mannequins - Abus - Plaintes et contrôle - Mesures Modellenbureaus - Misbruiken - Klachten en controle - Maatregelen 
________________
délit économique
profession commerciale
industrie du vêtement
abus de confiance
economisch delict
handelsberoep
kledingindustrie
misbruik van vertrouwen
________ ________
2/3/2011Verzending vraag
24/3/2011Antwoord
2/3/2011Verzending vraag
24/3/2011Antwoord
________ ________
Question n° 5-1599 du 2 mars 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-1599 d.d. 2 maart 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

On compte par dizaines les plaintes récentes pour abus et exploitation par les dirigeants de agences de mannequins. Des instructions judiciaires pour escroquerie, viol et production de matériel pornographique sont en cours contre certaines agences.

Le Service public fédéral (SPF) Économie instruit toutes ces plaintes. Au moins trois agences de mannequins sont soupçonnés d'avoir arnaqué des dizaines de garçons et de filles. On leur promet un avenir radieux, pour lequel ils sont prêts à desserrer les cordons de la bourse. La promesse d'une carrière fulgurante, avec des sessions de photos exclusives et des défilés de mode, est le prétexte à des formations onéreuses qui ne se révèleront guère utiles. On abuse de la naïveté de jeunes bourrés d'espérances, on exploite leur vulnérabilité, avec dans certains cas des abus sexuels. La Justice s'en occupe, mais la présente question se focalise sur l'aspect du droit de la consommation. Ces firmes mentent et trompent, et déshonorent le secteur tout entier. Il s'agit manifestement d'abus de confiance, de pratiques commerciales inadmissibles.

Je souhaiterais une réponse aux questions suivantes :

1) Depuis quand l'administration et le ministre sont-ils au courant de ces abus ? Comment se fait-il que l'administration n'agisse que maintenant, alors que ces abus se commettent depuis des années ?

2) Comment le SPF Économie distinguera-t-il les agences de mannequins honnêtes et malhonnêtes ? Le secteur ne demande-t-il pas une forme de régulation et d'agréments ? Va-t-on à présent contrôler tous les agences de mannequins, et selon quels critères ? Le SPF Économie dispose-t-il de suffisamment d'expertise et de personnel pour mener à bien une telle enquête ? Dans quel délai le ministre espère-t-il en avoir les résultats ? Envisage-t-il l'introduction d'un label officiel, permettant de séparer le bon grain de l'ivraie ? Trouve-t-il aussi qu'il faut réglementer les agents qui encadrent les mannequins, et les soumettre éventuellement à une épreuve d'aptitude et à des conditions d'agrément ?

3) Une fois son enquête achevée, le SPF Économie prévoit-il une collaboration avec les services judiciaires ? Quand le ministre pourra-t-il présenter au parlement les résultats de l'enquête du SPF ?

4) Projette-t-il une concertation avec les communautés quant à la formation des mannequins, afin de combattre cette forme de pratiques malhonnêtes ?

 

Recent kwamen tientallen klachten over misbruik en uitbuiting door de zaakvoerders van modellenbureaus. Sommige van deze bureaus zijn het onderwerp van gerechtelijke onderzoeken wegens oplichting, verkrachting en het maken van pornografisch materiaal.

De Federale Overheidsdienst (FOD) Economie onderzoekt al deze klachten. Minstens drie modellenbureaus worden verdacht van oplichting van tientallen jongens en meisjes. Men belooft deze jonge mensen een gouden toekomst, waarvoor ze graag in de geldbeugel tasten. De beloftes op schitterende carrières, met exclusieve fotoshoots en modeshows dienen als lokaas voor dure opleidingen, die achteraf nauwelijks iets blijken te betekenen. Men misbruikt de naïviteit van hoopvolle jonge mensen, men exploiteert hun zwakheid, in sommige gevallen gecombineerd met seksueel misbruik. Justitie houdt er zich mee bezig, maar deze vraag zoomt in op het aspect consumentenrechten. Deze bedrijven liegen en bedriegen en maken heel de sector tot schande. Het gaat hier duidelijk over misbruik van vertrouwen, het ontwikkelen van handelspraktijken die niet door de beugel kunnen.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Sinds wanneer zijn de administratie en de geachte minister op de hoogte van deze misbruiken? Hoe komt het dat de administratie pas nu in werking treedt, aangezien deze misbruiken zich al vele jaren ontwikkelen?

2) Hoe zal de FOD Economie het onderscheid maken tussen de bonafide en de malafide modellenbureaus? Vraagt deze sector niet om een vorm van regulering en erkenningen? Worden alle bestaande modellenbureaus nu gescreend en welke criteria zal men hierbij hanteren? Beschikt de FOD Economie over voldoende competentie en personeel om dit onderzoek succesvol uit te voeren? Tegen wanneer verwacht de geachte minister resultaten van deze onderzoeken? Overweegt hij de introductie van een overheidslabel, waarmee het kaf van het koren kan gescheiden worden? Vindt hij het ook nodig om de agenten die zich bezighouden met het begeleiden van modellen te reglementeren, eventueel te onderwerpen aan een bekwaamheidsproef en aan erkenningsvoorwaarden?

3) Plant de FOD Economie een samenwerking met de gerechtelijke diensten nadat het eigen onderzoek is afgerond? Wanneer kan de minister de resultaten van het onderzoek van de FOD meedelen aan het Parlement?

4) Plant hij overleg met de gemeenschappen over de opleidingen voor modellen, teneinde de malafide praktijken ook voor dit aspect te counteren?

 
Réponse reçue le 24 mars 2011 : Antwoord ontvangen op 24 maart 2011 :

1. La Direction générale du Contrôle et de la Médiation du Service public fédéral (SPF) Économie a reçu les premières plaintes à ce sujet en janvier 2010. Entre janvier 2010 et mars 2011, la Direction générale du Contrôle et de la Médiation a reçu au total 46 plaintes contre trois agences de mannequins.

2. La Direction générale du Contrôle et de la Médiation n’a soumis à une enquête que les trois agences de mannequins ayant fait l’objet de plaintes. En effet, dans ce type de secteur, seules les plaintes peuvent dans la pratique conduire à une enquête concernant d’éventuelles pratiques commerciales trompeuses ou déloyales. Un procès-verbal a été rédigé à charge de deux des trois agences de mannequins, avant d’être transmis au parquet du procureur du Roi. Une enquête est encore en cours.

Il ne s’agit ici finalement que d’un petit segment du secteur, si bien que l’opportunité d’une quelconque régulation doit certainement être remise en question. Je souhaite également signaler que l’élaboration d’un système d’autorisation ou d’agrément concernant une activité de service sur le marché interne est soumise à des conditions strictes depuis la transposition de la Directive 2006/123/CE du Parlement européen et du Conseil relative aux services dans le marché intérieur. Le système d’autorisation ou d’agrément ne peut ainsi avoir aucun effet discriminatoire et son existence doit être justifiée de manière objective par une raison urgente d’intérêt général (sécurité ou santé publique, protection du consommateur…) et le but visé ne doit pas pouvoir être atteint par une mesure moins restrictive. En l’espèce, cette dernière condition peut constituer un écueil puisqu’un simple signalement de l’exercice d’activités de ce type peut suffire à améliorer la connaissance et le contrôle du secteur.

3. Lorsqu’un procès-verbal est transmis au parquet du procureur du Roi, c’est au procureur de décider souverainement de la suite qui sera accordée au dossier. L’initiative d’une collaboration avec les services judiciaires doit dès lors venir du parquet et non du Service public fédéral Économie.

4. Cette matière ne relève pas du Service public fédéral Économie. Je souhaite toutefois à nouveau signaler qu’un ou deux incidents dans ce secteur n’indiquent pas la nécessité d’élaborer une réglementation dans ce domaine.

1. De Algemene Directie Controle en Bemiddeling van de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie ontving de eerste klachten hieromtrent in januari 2010. Tussen januari 2010 en maart 2011 ontving de Algemene Directie Controle en Bemiddeling in totaal 46 klachten tegen drie modellenbureaus.

2. De Algemene Directie Controle en Bemiddeling stelde enkel een onderzoek in bij de drie modellenbureaus waarover zij klachten ontving. In de praktijk kunnen in dergelijke sector immers enkel klachten de aanzet zijn voor een onderzoek naar eventuele misleidende of oneerlijke handelspraktijken. Tegen twee van de drie modellenbureaus werd een proces-verbaal opgesteld dat werd overgemaakt aan het bevoegde parket van de procureur des Konings. Eén onderzoek is nog lopende.

Uiteindelijk betreft het hier wel slechts een klein segment van de sector, zodat de opportuniteit van enige regulering zeker in vraag moet gesteld worden. Tevens wens ik op te merken dat het uitwerken van een vergunnings– of erkenningsstelsel betreffende een dienstenactiviteit op de interne markt sinds de omzetting van de richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt aan strikte voorwaarden onderworpen is. Zo mag het vergunnings– of erkenningsstelsel geen discriminerende werking hebben, het stelsel moet objectief gerechtvaardigd zijn door een dwingende reden van algemeen belang (openbare veiligheid, volksgezondheid, bescherming van de consument,…) en het nagestreefde doel kan niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt. In casu kan deze laatste voorwaarde een struikelblok vormen, aangezien een eenvoudige melding van het uitoefenen van dergelijke activiteiten voldoende kan zijn om de sector beter te kennen en te controleren.

3. Wanneer een proces-verbaal overmaakt wordt aan het parket van de procureur des Konings, is het de procureur die soeverein beslist over het verdere gevolg dat aan het dossier zal gegeven worden. Het initiatief voor een samenwerking met de gerechtelijke diensten ligt bijgevolg bij het parket en niet bij de Federale Overheidsdienst Economie.

4. Deze materie valt buiten de bevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Economie. Ik wens echter nogmaals op te merken dat een of twee incidenten in deze sector niet wijzen op de noodzaak om in dit verband een reglementering uit te werken.