SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
28 février 2011 28 februari 2011
________________
Question écrite n° 5-1573 Schriftelijke vraag nr. 5-1573

de Cécile Thibaut (Ecolo)

van Cécile Thibaut (Ecolo)

à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile

aan de vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid
________________
La loi limitant le temps de travail des médecins en formation Wet tot beperking van de arbeidsduur van de geneesheren in opleiding 
________________
médecin
enseignement médical
stage de formation
durée légale du travail
horaire de travail
dokter
medisch onderwijs
opleidingsstage
wettige arbeidsduur
werktijden
________ ________
28/2/2011Verzending vraag
26/4/2011Antwoord
28/2/2011Verzending vraag
26/4/2011Antwoord
________ ________
Requalification de : demande d'explications 5-552 Requalification de : demande d'explications 5-552
________ ________
Question n° 5-1573 du 28 février 2011 : (Question posée en français) Vraag nr. 5-1573 d.d. 28 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

La loi sur le travail du 16 mars 1971 excluait de son champ d'application les médecins, dentistes, vétérinaires, médecins spécialistes en formation et les étudiants stagiaires se préparant à l'exercice de ces professions. Depuis, la directive européenne 2003/88/CE du 4 novembre 2003 a été transposée dans la loi du 12 décembre 2010 et publiée le 22 décembre au Moniteur belge. Elle précise certains aspects de l'aménagement du temps de travail pour ces différents prestataires et les étudiants stagiaires se préparant à ces professions.

Cette nouvelle législation, d'application depuis le 1er février 2011, limite le temps de travail hebdomadaire à quarante-huit heures en moyenne par semaine (gardes comprises), sur une période de référence de treize semaines, avec un pic maximum de soixante heures par semaine.

Afin d'assurer les services de garde dans les hôpitaux, un temps de travail additionnel de maximum douze heures par semaine peut être presté moyennant l'accord du travailleur et faisant l'objet d'un document distinct du contrat de base sur lequel est stipulé la rémunération complémentaire.

Je ne peux que me réjouir de ces mesures qui vont soulager de nombreux médecins en formation dont la charge de travail pouvait jusqu'ici avoisiner voir dépasser les cent heures semaine et qui a conduit à plusieurs drames que nous ne souhaitons plus connaître.

Je souhaite cependant attirer votre attention sur certains aspects de cette législation.

Tout d'abord, certains hôpitaux, étant donné le délai très court entre la publication et l'application de cette loi, ont du mal à intégrer la nouvelle loi dans leur organisation générale, surtout du fait que la loi s'organise en trimestre et est d'application un 1er février 2011, en plein milieu d'un trimestre

Par ailleurs, dans un article publié dans le journal du médecin du 8 février 2011, un médecin en formation fait part que « certains services, tant à l'ULB, à l'UCL qu'à l'ULg, font pression pour que l'assistant signe l'opting out pour les 12 heures supplémentaires en brandissant que le maître de stage ne signera pas le carnet de stage ». Si ces faits étaient effectivement avérés, cet argument d'autorité par des maîtres de stages est, à mes yeux, inacceptable.

Je souhaite vous poser les questions suivantes :

- Quels échos avez-vous du terrain quant à l'application de cette loi ?

- Confirmez-vous que certains maîtres de stage hospitaliers usent de moyen de pression sur les médecins en formation ?

- Si oui, envisagez-vous d'intervenir ? Comment et à partir de quand ?

 

De arbeidswet van 16 maart 1971 was niet van toepassing op de geneesheren, tandartsen, dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van hun beroep. Sindsdien is de richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 omgezet in de wet van 12 december 2010 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 22 december. Ze definieert een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidsduur voor die verschillende zorgverstrekkers en de studenten-stagiairs die zich voorbereiden op hun beroep.

De nieuwe wetgeving, die op 1 februari 2011 in werking is getreden, beperkt de wekelijkse arbeidsduur tot achtenveertig uur gemiddeld per week (wachten inbegrepen) over een referteperiode van dertien weken. De arbeidsduur mag de absolute grens van 60 uren per arbeidsweek niet overschrijden.

Om de wachtdiensten in de ziekenhuizen te verzekeren, kan een bijkomende arbeidstijd van maximum 12 uren per week worden toegestaan, op basis van het individuele akkoord van de werknemer. Dat akkoord moet worden vastgesteld in een document dat onderscheiden is van het geschrift dat de arbeids- of de opleidingsrelatie vaststelt en dat het aan deze bijkomende uren verbonden aanvullende loon vermeldt.

Ik verheug me over die maatregelen, die een verlichting betekenen voor de talrijke geneesheren in opleiding wier werklast tot op heden de honderd uur per week benaderde of zelfs overschreed, wat heel wat drama's tot gevolg heeft gehad. Dat willen we niet langer.

Toch wil ik uw aandacht vestigen op sommige aspecten van deze wetgeving.

Eerst en vooral hebben sommige ziekenhuizen, gelet op de korte periode tussen de publicatie en de inwerkingtreding van deze wet, het moeilijk gehad om hun algemene organisatie aan te passen aan de nieuwe wetgeving, vooral omdat de wet per trimester werkt en vanaf 1 februari 2011, in het midden van een trimester, van toepassing is.

Daarnaast meldt een geneesheer in opleiding in een artikel gepubliceerd in Le Journal du Médecin van 8 februari 2011 dat sommige diensten, zowel in de ULB, de UCL als de Ulg druk uitoefenen opdat de assistent de opting-out voor de twaalf bijkomende uren zou ondertekenen onder de bedreiging dat de stagemeester het stageboekje niet zou ondertekenen. Als dat effectief het geval zou zijn, is dat argument van de stagemeesters volgens mij zonder meer onaanvaardbaar.

Ik heb volgende vragen :

- Wat hebt u vernomen over de toepassing van deze wet?

- Bevestigt u dat sommige stagemeesters in de ziekenhuizen druk uitoefenen op de geneesheren in opleiding?

- Zo ja, zult u optreden? Hoe en vanaf wanneer?

 
Réponse reçue le 26 avril 2011 : Antwoord ontvangen op 26 april 2011 :

La loi du 12 décembre 2010 qui fixe la durée du temps de travail des médecins, dentistes, vétérinaires, candidats médecins en formation, candidats dentistes en formation et étudiants stagiaires se préparant à ces professions, est effectivement entrée en vigueur le 1er février 2011.

Les négociations précédant l’adoption de la loi ont été très longues et ont été menées avec l’ensemble des interlocuteurs concernés par cette problématique , à savoir les organisations représentatives des médecins en formation, les syndicats médicaux concernés, les fédérations hospitalières ainsi que plusieurs responsables hospitaliers.

Il convient de noter également, que pour ce qui est plus particulièrement des médecins en formation, l’arrêté ministériel du 30 avril 1999 fixant les critères généraux d’agréation des médecins spécialistes, des maîtres de stage et des services de stage, appelé couramment « arrêté Colla » imposait déjà une durée du travail de 48 heures par semaine en moyenne sur une période de référence fixée à huit semaines.

Pour ces médecins en formation les limitations imposées par la loi ne peuvent, par conséquent, être considérées comme nouvelles. La période de référence de trois mois imposée par la nouvelle loi ne doit pas nécessairement correspondre au trimestre civil.

Par ailleurs, je n’ai pas d’information sur les pressions éventuelles qui seraient exercées par les maîtres de stage sur les médecins en formation et si tel était le cas je ne pourrai que le déplorer. J’attire votre attention sur le fait que la loi du 12 décembre 2010 ne comporte des obligations que pour l’employeur, c’est-à-dire la personne qui exerce sur ces travailleurs l’autorité de fait du point de vue de l’organisation du travail. Les obligations qui incombent aux maîtres de stage et leurs conditions d’agréation relèvent de la compétence de ma collègue la Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique.

Enfin, il me paraît prématuré, alors que la loi est entrée en vigueur le 1er février 2011, de me prononcer déjà sur l’application qui en est faite sur le terrain.

De wet van 12 december 2010 tot vaststelling van de arbeidsduur van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen, is inderdaad in werking getreden op 1 februari 2011.

De onderhandelingen die voorafgingen aan de aanneming van de wet duurden lang en werden gevoerd met alle bij deze problematiek betrokken gesprekspartners, namelijk de representatieve organisaties van geneesheren in opleiding, de betrokken medische syndicaten, de federaties van ziekenhuizen evenals meerdere ziekenhuisverantwoordelijken.

Betreffende de geneesheren in opleiding in het bijzonder kan opgemerkt worden dat het ministerieel besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten, gewoonlijk “besluit Colla” genoemd, reeds een arbeidsduur voorschreef van 48 uren per week gemiddeld over een referteperiode vastgesteld op acht weken.

Voor deze geneesheren in opleiding kunnen de door de wet voorgeschreven beperkingen bijgevolg niet als nieuw beschouwd worden. De door de nieuwe wet opgelegde referteperiode van drie maanden moet niet noodzakelijk overeenstemmen met een kalenderkwartaal.

Ik beschik overigens niet over informatie inzake eventuele druk die zou uitgeoefend zijn door de stagemeesters op de geneesheren in opleiding en indien dit het geval was zou ik dit enkel kunnen betreuren. Ik maak u opmerkzaam op het feit dat de wet van 12 december 2010 enkel verplichtingen inhoudt voor de werkgever, namelijk de persoon die vanuit het standpunt van de arbeidsorganisatie het gezag over deze werknemers uitoefent. De verplichtingen die rusten op de stagemeesters en hun erkenningsvoorwaarden behoren tot de bevoegdheid van mijn collega de minister van Sociale zaken en Volksgezondheid.

Aangezien de wet in werking is getreden op 1 februari 2011, lijkt het me tenslotte voorbarig om me reeds uit te spreken over de toepassing ervan op het terrein.