SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2013-2014 Zitting 2013-2014
________________
20 février 2014 20 februari 2014
________________
Question écrite n° 5-11161 Schriftelijke vraag nr. 5-11161

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au vice-premier ministre et ministre de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee
________________
Produits pour enfants - Labels « Spécialement conçu pour les enfants » - Indicateurs - Ligue flamande des familles Producten voor kinderen - Labels voor kindvriendelijkheid - Indicatoren - Gezinsbond 
________________
label de qualité
étiquetage
industrie du jouet
information du consommateur
sécurité du produit
protection de l'enfance
kwaliteitsmerk
etiketteren
speelgoedindustrie
consumentenvoorlichting
veiligheid van het product
kinderbescherming
________ ________
20/2/2014Verzending vraag
21/3/2014Antwoord
20/2/2014Verzending vraag
21/3/2014Antwoord
________ ________
Question n° 5-11161 du 20 février 2014 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-11161 d.d. 20 februari 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le memorandum de la Ligue flamande des familles, intitulé « Projet politique 2014 », contient une recommandation relative au label « Spécialement conçu pour les enfants » destiné aux produits pour enfants, qu'il convient de rendre mieux opérationnel. La Ligue propose de développer et d'appliquer un ensemble d'indicateurs.

Mes questions sont les suivantes.

1) À quels règles, usages, conventions, etc. les produits pour enfants sont-ils soumis actuellement en ce qui concerne leur accessibilité et leur sécurité pour les enfants ?

2) Comment le ministre évalue-t-il l'application et l'efficacité de ces règles ? Quels sont les défis et les besoins ?

3) Comment le ministre interprète-t-il l'avis de la Ligue flamande des familles en faveur du développement d'un ensemble de critères à ce sujet ? Peut-il suivre cet avis et des initiatives en ce sens ont-elles déjà été prises ou sont-elles prises ? Dans l'affirmative, lesquelles, comment et quand ? Dans la négative, prendra-t-il encore des mesures à cet égard ?

4) Est-il prêt à communiquer une réponse sur cet avis à la Ligue flamande des familles ?

 

Het memorandum van de Gezinsbond, met als titel "Beleidsproject 2014", bevat een aanbeveling om de labeling "kindvriendelijk", voor producten voor kinderen, beter te operationaliseren. De Gezinsbond stelt voor een set van indicatoren te ontwikkelen en toe te passen.

Hierover de volgende vragen.

1) Welke regels, gebruiken, afspraken enzovoort gelden er momenteel voor producten voor kinderen, in het kader van kindvriendelijkheid of veiligheid voor kinderen?

2) Hoe evalueert de minister de toepassing en effectiviteit daarvan? Waar liggen de uitdagingen en noden?

3) Hoe interpreteert de minister het advies van de Gezinsbond om hieromtrent een set van indicatoren te ontwikkelen? Kan hij dit advies volgen, worden of werden er hieromtrent al stappen gezet? Zo ja, welke, hoe en wanneer? Zo niet, zal hij hier nog maatregelen treffen?

4) Is hij bereid de Gezinsbond omtrent dit advies een antwoord te bezorgen?

 
Réponse reçue le 21 mars 2014 : Antwoord ontvangen op 21 maart 2014 :

J’ai l’honneur de répondre ce qui suit à l’honorable membre.

Dans son « Projet de politique 2014 », le Gezinsbond se concentre pour l’instant davantage sur les risques de santé des perturbateurs endocriniens pour les enfants. Ce projet ne relève pas seulement de ma compétence, mais principalement de celle de ma collègue la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique.

1) La sécurité des articles de puériculture relève de la règlementation générale pour la sécurité des produits et des services. Les exigences et obligations en la matière sont reprises dans le livre IX du Code de droit économique.

Pour les jouets, une règlementation spécifique est d’application, je renvoie à cet égard l’honorable membre à la réponse à sa question 5-11162.

Le perturbateur endocrinien bisphénol A (BPA) fait l’objet d’une règlementation spécifique. C’est ainsi qu’il y a par exemple une interdiction de commercialisation et de fabrication d’emballages destinés aux denrées alimentaires pour enfants de 0 à 3 ans qui contiennent du bisphénol A. Le bisphénol A ne peut pas être employé pour la production de biberons en polycarbonate pour les nourrissons. Ceci s’inscrit dans le cadre de la législation sur les matériaux de contact avec les denrées alimentaires dont le suivi est assuré par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire (AFSCA).

Pour d’autres substances (chimiques) présentes dans les articles de puériculture, je le renvoie aux restrictions prises du Règlement relatif à l’Enregistrement, l'Évaluation et la Restriction des Substances chimiques (REACH).

2) Les compétences concernant les perturbateurs endocriniens présents dans les articles de puériculture autres que les jouets incombent plutôt à l’AFSCA et/ou au Service public fédéral (SPF) Santé publique. Pour une évaluation de l’efficacité des mesures actuelles, je le renvoie dès lors à ma collègue la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique.

3) Bien que les compétences de mes services soient limitées dans ce dossier, le SPF Économie est bien entendu prêt à collaborer à toute initiative que l’AFSCA et/ou le SPF Santé publique entreprennent dans ce cadre.

L’élaboration d’un ensemble d’indicateurs ou des conseils pour les consommateurs afin de les sensibiliser davantage sur les dangers des perturbateurs endocriniens de sorte qu’ils puissent réaliser des choix conscients sur l’utilisation des produits, constitue une bonne idée.

Mais je ne suis pas partisan de la création d’un nouveau label en la matière, parce que ceci ne dépasse pas l’obligation légale déjà à charge des fabricants et selon lesquelles chaque produit qu’ils mettent sur le marché doit être sûr.

4) Mes services répondront à chaque question spécifique de la Gezinsbond, dans les limites de leurs compétences.

Une réponse générale sur le contenu du « Projet de politique 2014 » de la Gezinsbond et les perturbateurs endocriniens relève des services du SPF Santé publique.

Ik heb de eer het geachte lid het volgende mee te delen.

In zijn “Beleidsproject 2014” concentreert de Gezinsbond zich momenteel meer op gezondheidsrisico’s van hormoonverstorende stoffen voor kinderen.

Dit onderwerp valt niet enkel onder mijn bevoegdheid, maar voornamelijk onder de bevoegdheid van mijn collega de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.

1) Veiligheid van kinderartikelen valt onder de algemene reglementering voor de veiligheid van producten en diensten. De eisen en verplichtingen hieromtrent zijn opgenomen in het boek IX van het Wetboek van economisch recht.

Voor speelgoed is er een specifieke reglementering van toepassing, hiervoor verwijs ik het geachte lid naar het antwoord op zijn parallelle vraag PV 5-11162.

De hormoonverstorende stof bisfenol A (BPA) is specifiek gereglementeerd. Zo is er bijvoorbeeld een verbod voor het in de handel brengen en de fabricage van voor voedingsmiddelen voor kinderen van 0 tot 3 jaar bestemde verpakkingen die bisfenol A bevatten. Bisfenol A mag niet gebruikt worden voor de vervaardiging van zuigflessen van polycarbonaat voor zuigelingen. Dit kadert in de wetgeving over contactmaterialen met voedingsmiddelen, dewelke door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) opgevolgd wordt.

Voor andere (chemische) stoffen in kinderartikelen verwijs ik naar de restricties via de Verordening omtrent Registratie, Evaluatie, Autorisatie en Restrictie van Chemische stoffen (REACH).

2) De bevoegdheden aangaande hormoonverstorende stoffen in kinderartikelen andere dan speelgoed liggen veeleer bij het FAVV en/of de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid. Voor een beoordeling over de effectiviteit van de bestaande maatregelen verwijs ik daarom door naar mijn collega de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.

3) Hoewel de bevoegdheden van mijn diensten in dit dossier beperkt zijn, is de FOD Economie uiteraard bereid om mee te werken aan elk initiatief dat het FAVV en/of de FOD Volksgezondheid in dit kader ondernemen.

Het uitwerken van een set indicatoren of tips voor de consumenten om deze meer bewust te maken over de gevaren van hormoonverstorende stoffen zodat hij bewuste keuzes kan maken over het gebruiken van producten, is een goed idee.

Ik ben echter geen voorstander voor het creëren van een nieuw label hieromtrent, omdat dit niet verder gaat dan de wettelijke verplichting ten laste fabrikanten en dat elk product dat zij op de markt brengen veilig moet zijn.

4) Mijn diensten zullen op elke specifieke vraag van de Gezinsbond antwoorden, binnen de lijnen van hun bevoegdheden.

Een algemeen antwoord over de inhoud van het “Beleidsproject 2014” van de Gezinsbond en de hormoonverstorende stoffen behoort tot de diensten van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid.