SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
1 février 2011 1 februari 2011
________________
Question écrite n° 5-1111 Schriftelijke vraag nr. 5-1111

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________________
Investissements étrangers - Accord de coopération - État fédéral et régions Buitenlandse investeringen - Samenwerkingsakkoord - Federale overheid en gewesten 
________________
investissement à l'étranger
accord de coopération (Cadre institutionnel belge)
investering in het buitenland
samenwerkingsakkoord (Belgisch institutioneel kader)
________ ________
1/2/2011Verzending vraag
14/3/2011Antwoord
1/2/2011Verzending vraag
14/3/2011Antwoord
________ ________
Aussi posée à : question écrite 5-1112 Aussi posée à : question écrite 5-1112
________ ________
Question n° 5-1111 du 1 février 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-1111 d.d. 1 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le 7 février 1995, l'État fédéral et les régions ont conclu un accord de coopération relatif aux investissements étrangers.

Le ministre peut-il me faire un point de la situation sur l'exécution de cet accord de coopération, en fournissant, entre autres, les informations suivantes :

1) Comment cet accord est-il exécuté ? Qui le coordonne ? Comment le ministre évalue-t-il la qualité de la synergie ? Cet accord reste-t-il suffisamment pertinent ?

2) Quels coûts cet accord de coopération engendre-t-il : frais de personnel, frais de fonctionnement administratif et technique, investissements, subsides éventuels... ? Comment ces coûts ont-ils annuellement évolué depuis 2006 ? Comment évalue-t-il et explique-t-il ces évolutions ?

3) À quels systèmes, mesures et projets concrets cet accord a-t-il aboutis ? Peut-il les détailler et les évaluer ?

4) Les partenaires de cet accord remplissent-ils leur mission de manière équilibrée ou le ministre constate-t-il des différences ? Dans l'affirmative, lesquelles et quelles en sont les raisons ?

5) Comment la délimitation des compétences est-elle respectée dans cette collaboration ? L'État fédéral ne s'ingère-t-il pas improprement dans le champ d'action des régions ?

 

Op 7 februari 1995 sloten de federale overheid en de gewesten een samenwerkingsverband met betrekking op de buitenlandse investeringen.

Kan de geachte minister mij een stand van zaken over de uitvoering van dit samenwerkingsakkoord verstrekken, met hierbij onder andere de volgende gegevens:

1) Hoe wordt dit samenwerkingsakkoord aangestuurd, wie zorgt voor de regie? Hoe evalueert de geachte minister de kwaliteit van de synergie? Behoudt dit akkoord de noodzakelijke relevantie?

2) Welke kosten zijn er aan dit samenwerkingsverband verbonden op gebied van personeel, administratieve en technische werkingskosten, investeringen, eventuele subsidies, …? Hoe evolueerden deze kosten jaarlijks sinds 2006? Hoe evalueert en duidt hij deze ontwikkelingen?

3) Tot welke concrete maatregelen, plannen en systemen leidde dit samenwerkingsakkoord? Kan hij deze detailleren en evalueren?

4) Vervullen de betrokken partners op een gelijkwaardige wijze hun opdrachten binnen dit samenwerkingsverband, of stelt hij verschillen vast? Zo ja, welke en met welke redenen?

5) Hoe wordt de afbakening van bevoegdheden gerespecteerd in deze samenwerking? Beweegt de federale overheid zich niet oneigenlijk binnen de actieradius van de gewesten?

 
Réponse reçue le 14 mars 2011 : Antwoord ontvangen op 14 maart 2011 :

Les Régions et l'État fédéral ont conclu le 7 février 1995 un accord de coopération « Investissements étrangers » (Moniteur belge du 29 juin 1995). Cet accord a été signé pour l'État fédéral par le ministre du Commerce extérieur et le ministre des Affaires européennes, adjoint au ministre des Affaires étrangères, et par le ministre ayant les Affaires économiques dans ses compétences. La réponse à la question que vous avez posée au sujet de l’exécution de cet accord de coopération relève donc de leur compétence.

Je peux vous communiquer le complément d’information suivant. La fiscalité jouant un rôle non négligeable lorsqu’un candidat investisseur étranger prend la décision d’investir, il a été décidé dans le cadre de cet accord de coopération de créer au sein de mon département une cellule « fiscalité des investissements étrangers » chargée d’informer et de soutenir les candidats investisseurs étrangers en matière de législation fiscale belge.

A la demande de la cellule de liaison créée dans la foulée de l’accord de coopération du 7 février 1955, ou d’un de ses membres, la cellule « fiscalité des investissements étrangers » apporte sa collaboration non seulement en matière d’information mais sert également d’intermédiaire fiscal entre l’investisseur et l’administration.

Le secrétariat de la cellule de liaison est assuré par le Service public fédéral (SPF) Économie, PME, Classes moyennes et Énergie et la présidence est assurée en tournante par les représentants des régions, se traduisant donc par une participation gratuite de mon département à cet organe de concertation.

Lorsque des (candidats) investisseurs étrangers et/ou leurs représentants ont des questions à poser en matière de fiscalité, ils s’adressent directement à cette cellule également. La cellule « fiscalité des investissements étrangers » ne sort donc pas de ses compétences, à savoir la législation fiscale fédérale. Pour les questions non fiscales et dans un esprit de loyauté, la cellule met les candidats investisseurs en contact avec les agences d’investissement régionales.

De même, la cellule travaille de plus en plus avec les bureaux de fiscalité parce que ceux-ci ont souvent un rôle considérable à jouer pour convaincre un groupe étranger important de constituer une société belge ou une filiale belge.

La cellule « fiscalité des investissements étrangers » comprend quatre fonctionnaires-experts en fiscalité internationale désignés au terme d’une procédure de sélection. Ils sont aidés par un secrétariat restreint.

Le rôle d’appui de cette cellule est fort apprécié (notamment par les agences régionales d’investissement). C’est la raison pour laquelle cette cellule a été nominée par le jury du Taxman-award 2010 pour « les efforts que ce service consent pour attirer des investisseurs étrangers en Belgique en les informant sur les incitants fiscaux dont ils peuvent bénéficier ».

Pour le surplus, je vous renvoie à la réponse que donneront mes collègues.

Op 7 februari 1995 (Belgisch Staatsblad van 29 juni 1995) werd een samenwerkingsakkoord “Buitenlandse investeringen” gesloten tussen de Gewesten en de federale Staat. Voor de federale Staat werd dit akkoord ondertekend door de minister van Buitenlandse Handel en minister van Europese Zaken, toegevoegd aan de minister van Buitenlandse Zaken en door de minister bevoegd voor Economische Zaken. Het antwoord op de door u gestelde vraag met betrekking tot de uitvoering van dit samenwerkingsakkoord behoort dan ook tot hun bevoegdheid.

Aanvullend kan ik u evenwel het volgende meedelen. Omdat fiscaliteit een niet onbelangrijke rol speelt wanneer een investeringsbeslissing wordt genomen door een buitenlandse kandidaat investeerder, werd, naar aanleiding van voormeld samenwerkingsakkoord, beslist om binnen mijn departement een cel “fiscaliteit van de buitenlandse investeringen” op te richten, belast met voorlichting en ondersteuning van kandidaat buitenlandse investeerders met betrekking tot Belgische fiscale wetgeving.

Op verzoek van de Verbindingscel, die werd opgericht ingevolge het samenwerkingsakkoord van 7 februari 1995, of één van haar leden, verleent voormelde cel “fiscaliteit van de buitenlandse investeringen” haar medewerking, en dit niet alleen qua informatieverstrekking maar tevens in een rol van fiscale bemiddeling tussen de investeerder en de administratie.

Het secretariaat van de verbindingscel wordt verzorgd door de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie, KMO, Middenstand en Energie Zaken en het voorzitterschap wordt om beurt waargenomen door de vertegenwoordigers van de Gewesten waardoor voor mijn departement aan de deelname aan dit overlegorgaan geen specifieke kosten verbonden zijn.

De cel wordt tevens ook op regelmatige basis rechtstreeks aangesproken door (kandidaat) buitenlandse investeerders en/of hun vertegenwoordigers wanneer deze fiscale vragen hebben. De cel “fiscaliteit van de buitenlandse investeringen” blijft dan ook binnen haar bevoegdheid, zijnde de federale fiscale wetgeving. Voor niet-fiscale vragen en in een geest van federale loyauteit brengt de cel de kandidaat investeerders in contact met de Gewestelijke investeringsagentschappen.

De cel werkt ook steeds meer samen met de fiscale kantoren omdat ook zij dikwijls een belangrijke rol spelen om een buitenlandse groep te overtuigen om een Belgische vennootschap of een Belgisch filiaal op te richten.

De cel “fiscaliteit van de buitenlandse investeringen” bestaat uit vier ambtenaren-experten in de internationale fiscaliteit, aangeduid na een selectieprocedure, aangevuld met een beperkt secretariaat.

De ondersteunende rol van deze cel wordt in ruime kring (waaronder de Gewestelijke investeringsagentschappen) gewaardeerd waardoor deze cel door de jury van Taxman-award 2010 werd genomineerd wegens “ de inspanningen die deze dienst levert om door een doelgerichte voorlichting over de fiscale stimuli in België buitenlandse investeerders aan te trekken “.

Voor het overige verwijs ik u naar het antwoord dat door mijn collega’s zal worden verstrekt.