SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2013-2014 Zitting 2013-2014
________________
4 février 2014 4 februari 2014
________________
Question écrite n° 5-11009 Schriftelijke vraag nr. 5-11009

de Yoeri Vastersavendts (Open Vld)

van Yoeri Vastersavendts (Open Vld)

au secrétaire d'État à la Fonction publique et à la Modernisation des Services publics, adjoint au ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique

aan de staatssecretaris voor Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Diensten, toegevoegd aan de minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken
________________
La valorisation de l'expérience professionnelle des doctorants De valorisatie van de werkervaring van doctorandi 
________________
université
enseignement postuniversitaire
ancienneté
profession scientifique
allocation d'étude
personnel de la recherche
fonctionnaire
égalité de rémunération
universiteit
postuniversitair onderwijs
anciënniteit
wetenschappelijk beroep
studietoelage
onderzoeker
ambtenaar
gelijkheid van beloning
________ ________
4/2/2014Verzending vraag
24/2/2014Antwoord
4/2/2014Verzending vraag
24/2/2014Antwoord
________ ________
Requalification de : demande d'explications 5-3851 Requalification de : demande d'explications 5-3851
________ ________
Question n° 5-11009 du 4 février 2014 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-11009 d.d. 4 februari 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

On peut faire valoir auprès de l'État fédéral l'ancienneté acquise lors d'une expérience professionnelle utile (pour une fonction déterminée) dans le secteur privé. Cette possibilité est toutefois exclue pour les doctorants boursiers, qui ont un statut d'étudiant, en vertu duquel il n'y a ni contrat de travail ni salaire. Si la même expérience est acquise en tant que doctorant avec statut d'employé (par exemple PAA), elle peut être prise en compte pour le calcul de l'ancienneté.

Prenons le cas d'une personne travaillant cinq ans comme médecin généraliste/médecin généraliste en formation, puis deux ans en tant que doctorant boursier. Un emploi requérant six années d'expérience se libère à l'État. Son expérience en tant que doctorant boursier (si elle est pertinente pour cet emploi) lui permet de présenter sa candidature, mais ne peut être prise en compte pour le calcul de l'ancienneté.

Imaginons la situation suivante : une personne de 32 ans est nommée à un poste de catégorie A31, l'âge d'admission à la retraite étant de 65 ans. Une expérience de deux ans en tant que doctorant boursier n'est pas prise en compte, contrairement à l'expérience professionnelle en tant que médecin, qui lui vaut 5 ans d'ancienneté. Par contre, on accorde une ancienneté de 7 ans à un doctorant boursier ayant un statut d'employé. Cela signifie que dans le premier cas, compte tenu d'un âge d'admission à la pension de 65 ans, l'intéressé perd 30 000 euros sur toute sa carrière en raison de son statut de boursier. La perte est encore plus élevée s'il travaille 4 ans en tant que doctorant boursier.

En résumé, quand une université nomme des doctorants chercheurs à temps plein, elle bénéficie d'une forte réduction de ses cotisations sociales. Cependant, ce « geste » destiné à stimuler la recherche scientifique est en quelque sorte « annulé » si l'intéressé travaille dans un service public puisque l'ancienneté n'y est pas rémunérée. Cela vaut également pour les chercheurs du Fonds de recherche scientifique. C'est donc le chercheur doctorant engagé par l'État qui fait les frais de la réduction des cotisations accordées à l'université. Cette situation n'est certainement pas de nature à inciter les chercheurs à travailler pour l'État fédéral.

Je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1) Le secrétaire d'État est-il au courant de cette discrimination ?

2) Que compte-t-il faire pour y remédier ?

 

Bij de federale overheid kan nuttige werkervaring (met betrekking tot een bepaalde functie) in de privésector in aanmerking komen voor het verwerven van anciënniteit. Dit geldt echter niet voor de jaren die doorlopen werden als doctoraatsstudent in het statuut van doctoraatsbursaal. In dat statuut wordt er geen arbeidsovereenkomst gesloten, noch een loon uitgekeerd. Indien diezelfde ervaring verworven werd als doctoraatsstudent in een bediendenstatuut (bijvoorbeeld AAP), dan kan deze werkervaring wel in aanmerking genomen worden voor de berekening van anciënniteit.

Een voorbeeld. Iemand werkt 5 jaar als huisarts / huisarts in opleiding en nadien 2 jaar als doctoraatsbursaal. Er komt een job vrij bij de overheid waarvoor 6 jaar ervaring vereist is. De ervaring als doctoraatsbursaal (indien relevant voor deze job) komt in aanmerking om te kunnen solliciteren voor deze functie, maar kan niet gevaloriseerd worden onder vorm van anciënniteit.

Veronderstel de volgende situatie: op de leeftijd van 32 jaar is er een jobaanstelling in categorie A31, de pensioenleeftijd ligt op 65 jaar. Voor iemand in bovenstaande situatie die gedurende 2 jaar in een bursaalstatuut werkte, wordt deze anciënniteit niet meegenomen. De werkervaring als arts wel, waardoor er 5 jaar anciënniteit wordt toegekend. Voor iemand die in een bediendenstatuut werkte als doctoraatsstudent, wordt 7 jaar anciënniteit toegekend. Dit betekent dat in de eerste situatie, rekening houdend met een pensioenleeftijd van 65 jaar, meer dan 30 000 euro wordt mislopen aan loon gedurende de loopbaan omwille van het bursaalstatuut. Indien het gaat om 4 jaar bursaalstatuut, ligt dit uiteraard nog een stuk hoger.

Samengevat: Als een universiteit doctoraatsonderzoekers full time aanstelt dan krijgt ze een forse korting op de sociale zekerheidsbijdragen. Deze “geste” om wetenschappelijk onderzoek te stimuleren wordt echter als het ware 'teruggepakt' als men in overheidsdienst terecht komt: de anciënniteit wordt daar niet vergoed. Dat geldt ook voor FWO- onderzoekers. Het is bijgevolg de doctoraatsonderzoeker die later bij de overheid gaat werken, die moet opdraaien voor de korting die de universiteit in bijdragen heeft genoten. Deze situatie is zeker niet bevorderlijk om onderzoekers te overtuigen voor de federale overheid te komen werken.

Graag had ik van de staatssecretaris een antwoord gekregen op volgende vragen:

1) Is hij op de hoogte van deze loondiscriminatie?

2) Wat is hij van plan om hier aan te wijzigen?

 
Réponse reçue le 24 février 2014 : Antwoord ontvangen op 24 februari 2014 :

En réponse à sa question, j’ai l’honneur de communiquer à l’honorable membre ce qui suit :

1) Il s’avère qu’en ce moment un cas concret concernant votre question est pendant devant le Conseil d'État. Je n’ai pas l’habitude d’intervenir dans les litiges en cours ou de les commenter.

2) J’adapterai la réglementation en question si le Conseil d'État la juge discriminatoire.

In antwoord op zijn vraag heb ik de eer het geachte lid het volgende mee te delen:

1) Het is zo dat er op dit moment een concreet geval hangende is bij de Raad van State met betrekking tot uw vraag. Ik heb niet de gewoonte om tussen te komen in hangende geschillen of om deze te becommentariëren.

2) Ik zal de desbetreffende reglementering aanpassen als de Raad van State ze discriminerend zou vinden.