SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
2 février 2010 2 februari 2010
________________
Question écrite n° 4-6774 Schriftelijke vraag nr. 4-6774

de Martine Taelman (Open Vld)

van Martine Taelman (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________________
Fonctionnaires contractuels - Pension complémentaire - Loi-cadre Contractuele ambtenaren - Aanvullend pensioen - Kaderwet 
________________
répartition géographique
assurance vie
fonction publique
personnel contractuel
régime de retraite
retraite complémentaire
geografische spreiding
levensverzekering
overheidsapparaat
personeel op contractbasis
pensioenregeling
aanvullend pensioen
________ ________
2/2/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 4/3/2010)
19/3/2010Rappel
6/5/2010Einde zittingsperiode
2/2/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 4/3/2010)
19/3/2010Rappel
6/5/2010Einde zittingsperiode
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-6775 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-6775
________ ________
Question n° 4-6774 du 2 février 2010 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-6774 d.d. 2 februari 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Depuis le 1er janvier 2010, les fonctionnaires contractuels flamands qui travaillent dans les administration subordonnées bénéficient d'une pension complémentaire par le biais d'une assurance-groupe facultative. De cette manière, on a mis un terme à une discrimination entre fonctionnaires contractuels et statutaires. L'Association des villes et communes flamandes (VVSG) et les communes n'ont pas attendu une loi-cadre fédérale pour les pensions complémentaires en faveur des fonctionnaires contractuels.

C'est pourquoi je souhaiterais recevoir du ministre une réponse aux questions suivantes :

1. Où en est-on avec cette loi-cadre ?

2. En ce qui concerne la loi du 28 avril 2003 relative aux pensions complémentaires et au régime fiscal de celles-ci et de certains avantages en matière de sécurité sociale : le ministre a-t-il, pour les années 2000 à 2009, des données réparties entre hommes et femmes et ventilées par année, sur le nombre de déclarations par catégorie d'âge, ventilées par décennie et par région, concernant l'inscription à une assurance-groupe pour l'obtention d'une pension complémentaire ?

3. Quelles conclusions le ministre en tire-t-il ? A-t-on constaté un effet depuis l'entrée en vigueur de la loi du 28 avril 2003 ? Y a-t-il des différences entre la Flandre et la Wallonie, entre les hommes et les femmes, entre les catégories d'âge ?

4. Des efforts supplémentaires sont-ils nécessaires pour attirer quand même des groupes cibles qui s'affilient moins rapidement ?

 

Sinds 1 januari 2010 kunnen contractuele Vlaamse ambtenaren die werkzaam zijn bij de ondergeschikte besturen, genieten van een aanvullend pensioen via een vrijblijvende groepsverzekering. Op die manier werd een discriminatie tussen contractuele en statutaire ambtenaren weggewerkt. De Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de gemeenten wachtten niet op een federale kaderwet voor de aanvullende pensioenen voor contractuele ambtenaren.

Graag kreeg ik dan ook van de geachte minister een antwoord op de volgende vragen:

1. Hoever staat het met deze kaderwet?

2. Wat de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid betreft: Heeft u voor de jaren 2000 tot en met 2009, onderverdeeld tussen mannen en vrouwen, opgesplitst per jaar, gegevens over het aantal aangiften per leeftijdcategorie, opgedeeld in telkens tien jaar en per regio wat de inschrijving in een groepsverzekering voor het bekomen van een aanvullend pensioen betreft?

3. Welke conclusies trekt de geachte minister? Is er een effect vast te stellen sinds de wet van 28 april 2003 van kracht werd? Zijn er verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië, tussen vrouwen en mannen, tussen de leeftijdscategorieën?

4. Zijn er bijkomende inspanningen nodig om doelgroepen die zich minder snel aansluiten, toch over de streep te trekken?