SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2007-2008 Zitting 2007-2008
________________
3 avril 2008 3 april 2008
________________
Question écrite n° 4-670 Schriftelijke vraag nr. 4-670

de Martine Taelman (Open Vld)

van Martine Taelman (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen
________________
Adoption - Difficultés faites aux couples homosexuels Adoptie - Tegenwerking van homokoppels 
________________
adoption d'enfant
adoption internationale
minorité sexuelle
discrimination fondée sur l'orientation sexuelle
adoptie
internationale adoptie
seksuele minderheid
discriminatie op grond van seksuele geaardheid
________ ________
3/4/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 8/5/2008)
30/4/2008Antwoord
3/4/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 8/5/2008)
30/4/2008Antwoord
________ ________
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-173 Herindiening van : schriftelijke vraag 4-173
________ ________
Question n° 4-670 du 3 avril 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-670 d.d. 3 april 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Certains couples homosexuels rencontreraient des obstacles dans leur recherche d’un enfant (étranger) à adopter. Une fois que le juge de paix a statué sur leur aptitude à adopter, les candidats adoptants peuvent faire valoir un contact étranger qu’ils ont eux-mêmes établi. L’Autorité centrale flamande (Kind en Gezin) dispose alors de quatre mois pour terminer l’examen de ce canal. J’apprends aujourd’hui que, dans certains cas, le fonctionnaire responsable des dossiers d’adoption et l’administration mettent parfois jusqu’à dix mois pour donner une réponse et que cette administration avance parfois des « arguments éthiques » discutables et invoque « l’intérêt de l’enfant » pour refuser la demande de couples homosexuels. Autrement dit, des plaintes ont été formulées à propos de la manière incorrecte dont le fonctionnaire flamand chargé des dossiers d’adoption applique la réglementation sur l’adoption et de la manière déloyale dont il traite les couples homosexuels désireux d’adopter.

1. Les services du ministre sont-ils déjà informés de tels problèmes ?

2. Faut-il réexaminer la procédure, par exemple par l’intermédiaire de l’Autorité centrale flamande qu’est Kind en Gezin, pour assurer le respect de la loi sur l’adoption ?

3. Quelles possibilités les couples confrontés aux problèmes susmentionnés ont-ils de voir encore leur désir d’adoption se réaliser ?

 

Sommige homokoppels zouden tegengewerkt worden in hun zoektocht naar een (buitenlands) adoptiekind. Kandidaat-adoptanten kunnen, nadat de jeugdrechter besliste over de adoptiegeschiktheid, een eigen buitenlands contact aanbrengen. De Vlaamse centrale autoriteit (VCA – Kind en Gezin) heeft dan vier maanden de tijd om dit kanaalonderzoek af te ronden. Nu verneem ik van enkele gevallen, dat de adoptieambtenaar en de administratie soms tot tien maanden tijd neemt om een antwoord te geven en dat deze administratie enkele discutabele “ethische argumenten” en “het belang van het kind” naar voor schuift, om zo’n verzoek van holebikoppels af te wijzen. Er zijn met andere woorden klachten omtrent het correct toepassen van de adoptieregelgeving en het eerlijk behandelen van homokoppels met een adoptiewens door de Vlaamse adoptieambtenaar.

1. Hebben de diensten van de geachte minister reeds kennis van dergelijke problemen?

2. Dient de procedure via bij voorbeeld het VCA-Kind en Gezin te worden herbekeken opdat de adoptiewet correct wordt nageleefd?

3. Welke mogelijkheden hebben koppels die met de hogervermelde problemen worden geconfronteerd om alsnog hun adoptiewens te zien uitkomen?

 
Réponse reçue le 30 avril 2008 : Antwoord ontvangen op 30 april 2008 :

Pour répondre au deux premières questions, l'Autorité centrale fédérale compétente en matière de reconnaissance des adoptions étrangères a eu connaissance par les articles de presse des problèmes soulevés par l'honorable membre. Mais conformément à la répartition des compétences en matière d'adoption, elle n'est pas habilitée à intervenir dans des dossiers d'adoption internationale au stade de l'apparentement, compétence qui ressortit exclusivement aux communautés.

En ce qui concerne la réponse à la troisième question, les couples de même sexe ont la possibilité d'adopter dans les pays dont la législation autorise l'adoption par des couples de même sexe. Il doit cependant être tenu compte des principes figurant dans la Convention de La Haye du 29 mai 1993 sur la protection des enfants et la coopération en matière d'adoption internationale. Ces principes ont été transposés en droit belge pour toutes les adoptions internationales. Je pense notamment au principe de subsidiarité qui suppose que l'autorité compétente de l'État d'origine de l'enfant après avoir examiné les possibilités de placement de l'enfant dans son État d'origine, constate que l'adoption internationale répond à son intérêt supérieur et au respect des droits fondamentaux qui lui sont reconnus en droit international.

In reactie op de eerste twee vragen kan ik meedelen dat de Federale Centrale Autoriteit die bevoegd is om buitenlandse adopties te erkennen, in de pers kennis heeft genomen van de door het geachte lid aangehaalde problemen. Overeenkomstig de bevoegdheidsverdeling inzake adoptie is de Federale Centrale Autoriteit echter niet bevoegd om in internationale adoptiedossiers op te treden in de matchingsfase. Deze bevoegdheid behoort immers uitsluitend tot de gemeenschappen.

Voor het antwoord op de derde vraag wijs ik erop dat koppels van hetzelfde geslacht de mogelijkheid hebben tot adoptie in de landen waarvan de wetgeving voorziet in adoptie door koppels van hetzelfde geslacht. Hierbij moet men de beginselen van het Verdrag van 's-Gravenhage van 29 mei 1993 inzake de internationale samenwerking en de bescherming van kinderen op het gebied van de interlandelijke adoptie in acht nemen. Deze beginselen werden geïmplementeerd in de Belgische adoptiewetgeving voor alle internationale adopties. Ik denk daarbij aan het subsidiariteitsbeginsel, op grond waarvan de bevoegde autoriteit van de Staat van herkomst van het kind, nadat de plaatsingsmogelijkheden in de Staat van herkomst zijn onderzocht, vaststelt dat de internationale adoptie overeenkomt met het hoger belang van het kind en niet in strijd is met de in het internationale recht aan het kind toegekende fundamentele rechten.