SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
7 décembre 2009 7 december 2009
________________
Question écrite n° 4-5938 Schriftelijke vraag nr. 4-5938

de Dirk Claes (CD&V)

van Dirk Claes (CD&V)

à la ministre de l'Intérieur

aan de minister van Binnenlandse Zaken
________________
Plans d'urgence et d'intervention - Élaboration - Circulaires Nood- en interventieplannen - Opmaak - Omzendbrieven 
________________
protection civile
province
commune
burgerbescherming
provincie
gemeente
________ ________
7/12/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
17/2/2010Antwoord
7/12/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2010)
17/2/2010Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 4-3061 Réintroduction de : question écrite 4-3061
________ ________
Question n° 4-5938 du 7 décembre 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-5938 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En vertu de l'arrêté royal du 16 février 2006, chaque commune et chaque province sont obligées d'établir un plan d'urgence et d'intervention. Les communes qui avaient déjà un tel plan avant la publication de l'arrêté royal en question doivent seulement le mettre à jour ou l'adapter à la nouvelle réglementation. Les autres communes doivent élaborer un plan en collaboration avec les gouverneurs de provinces.

À la fin de l'année dernière, le ministre a signalé que différentes formes d'aide étaient accordées par l'État fédéral. Ainsi, après la publication de l'arrêté royal, des réunions d'information ont été organisées pour les bourgmestres, les gouverneurs et les différents fonctionnaires concernés. En outre, une série de guides thématiques ont été publiés et les autorités locales pourront disposer prochainement d'une méthode d'identification des risques.

Un problème annexe est la charge supplémentaire de travail pour les administrations communales et le manque de personnel pour remplir cette tâche complémentaire. Il est à mon sens possible de collaborer, par zone de police, avec les services de la Défense.

En outre, deux circulaires ministérielles devraient également arriver. L'une a pour but d'offrir aux gouverneurs une structure pour leur plan général d'urgence et d'intervention, l'autre concerne la coordination des disciplines. Le ministre a indiqué à la fin de l'année dernière que l'on mettait la dernière main à ces deux projets de circulaires.

Je souhaiterais poser à ce sujet les questions suivantes :

1) Quel est l'état actuel de ce dossier ? L'élaboration des plans d'urgence et d'intervention avance-t-elle bien dans les provinces et les communes ?

2) Le ministre a-t-il connaissance du nombre de communes ayant déjà établi un plan d'urgence et d'intervention ?

3) Les autorités locales peuvent-elles déjà disposer d'une méthode d'identification des risques ?

4) Où en est la rédaction des deux circulaires ministérielles ? Sont-elles déjà prêtes ? Dans la négative, quand le ministre pense-t-il qu'elles pourront être publiées ?

5) Pense-t-il pouvoir répondre à la demande des administrations communale de remédier au manque de personnel, éventuellement par le biais d'une collaboration avec la Défense ou la Fonction publique ?

 

Volgens het koninklijk besluit van 16 februari 2006 moet elke gemeente en elke provincie verplicht een nood- en interventieplan opstellen. De gemeenten die al een dergelijk plan hadden voor het verschijnen van het koninklijk besluit in kwestie, dienen dit alleen te updaten of aan te passen aan de nieuwe regelgeving. De andere gemeenten moeten een plan uitwerken in samenwerking met de provinciegouverneurs.

Eind vorig jaar gaf de geachte minister aan dat er door de federale Staat verschillende vormen van bijstand werden verleend. Zo werden er na het verschijnen van het koninklijk besluit informatievergaderingen georganiseerd voor de burgemeesters, de gouverneurs en de verschillende betrokken ambtenaren. Verder werden er een aantal thematische gidsen uitgegeven en binnenkort zullen de lokale autoriteiten over een methode voor de identificatie van de risico's kunnen beschikken.

Een bijkomend probleem is de extra belasting van de gemeentebesturen en het personeelstekort om deze bijkomende taak aan te kunnen. Er bestaat mijn inziens een mogelijkheid om per politiezone samen te werken met de diensten van Defensie.

Daarnaast zouden er ook twee ministeriële omzendbrieven komen. Een ervan wil de gouverneurs een structuur bieden voor hun algemeen nood- en interventieplan, de andere betreft de coördinatie van de disciplines. Hij gaf eind vorig jaar aan dat aan de ontwerpen van deze twee omzendbrieven de laatste hand werd gelegd.

Graag had ik hieromtrent de volgende vragen gesteld :

1) Wat is de stand van zaken in dit dossier ? Vordert het opstellen van de nood- en interventieplannen bij de provincies en de gemeenten goed ?

2) Heeft de geachte minister zicht op het aantal gemeenten dat reeds een nood- en interventieplan heeft opgesteld ?

3) Kunnen de lokale autoriteiten reeds over een methode voor de identificatie van de risico's beschikken ?

4) Hoe ver staat het met de opmaak van de twee ministeriële omzendbrieven ? Zijn deze al klaar ? Zo niet, wanneer verwacht hij dat zij kunnen worden gepubliceerd ?

5) Denkt hij tegemoet te kunnen komen aan de vraag van de gemeentebesturen om de noden qua personeel mee te kunnen invullen - eventueel via samenwerking met Defensie of Ambtenarenzaken ?

 
Réponse reçue le 17 février 2010 : Antwoord ontvangen op 17 februari 2010 :

L’honorable membre trouvera ci-après la réponse à ses questions.

1. Toutes les provinces disposent d’un plan d’urgence et d’intervention. Toutes les communes se sont mobilisées et s’impliquent activement dans la mise en place progressive de la planification d’urgence, accompagnées par leurs gouverneurs de province.

2. Mes services dressent régulièrement l’état des lieux de la planification d’urgence au niveau des gouverneurs et des bourgmestres. Globalement, la majorité des communes dispose d’un plan d’urgence et d’intervention, ou est occupée à l’adapter à la réglementation ou est en train d’élaborer le plan.

3. Oui, les autorités locales bénéficient d’une méthode pour identifier les risques sur leur territoire. En effet, mes services ont élaboré un guide proposant une méthode qui a été exposée aux provinces et aux communes.

4. Les deux circulaires ministérielles ont été adoptées le 30 mars 2009 et publiées au Moniteur belge le 9 septembre dernier.

5. Il est vrai que le bon accomplissement des missions en la matière demande un investissement important, parfois difficile à gérer, surtout dans des petites communes qui ont peu d’expérience en la matière. De même, l’approbation par le gouverneur des plans communaux et par mes services des plans provinciaux constitue une charge de travail importante.

Nous avons étudié la possibilité de détacher du personnel militaire pour l’exercice de la fonction de fonctionnaire chargé de la planification d’urgence. Toutefois, sur la base des informations dont je dispose, cette option ne résout pas les problèmes financiers. En effet, après une année de stage financée par la Défense, la rémunération est à charge de la commune qui l’emploie. De plus, compte tenu de l’ancienneté, cette rémunération sera élevée et sensiblement supérieure au traitement d’un fonctionnaire communal.

Je pense cependant que le soutien apporté par mes services et par les gouverneurs de province permet de soutenir le manque de moyens. De plus, certains gouverneurs mettent à la disposition des communes des membres de leur personnel pour un accompagnement plus rapproché.

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

1. Alle provincies hebben een nood- en interventieplan. Alle gemeenten zijn gemobiliseerd en zijn ze actief betrokken bij de progressieve installatie van de noodplanning. De provinciegouverneurs begeleiden hen daarbij.

2. Mijn diensten maken regelmatig een stand van zaken op van de noodplanning op het niveau van de gouverneurs en burgemeesters. Globaal gesteld hebben het merendeel van de gemeenten een nood- en interventieplan, of zijn ze bezig het plan aan te passen aan de van kracht zijnde reglementering of zijn ze het plan aan het uitwerken.

3. Ja, de lokale overheden beschikken over een methode om de risico’s op hun grondgebied te identificeren. Mijn diensten hebben immers een gids opgesteld, die een methode aanbiedt en die aan de provincies en gemeenten is uiteengezet.

4. Beide ministeriële omzendbrieven zijn op 30 maart 2009 aangenomen en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 9 september laatstleden.

5. Het klopt dat voor een goede verwezenlijking van de opdrachten ter zake een grote investering nodig is. Soms valt dit moeilijk te beheren, vooral in kleinere gemeenten die ter zake weinig ervaring hebben. De werklast die de goedkeuring door de gouverneur van de gemeentelijke plannen en de goedkeuring door mijn diensten van de provinciale plannen met zich meebrengt, valt eveneens niet te miskennen.

We hebben de mogelijkheid bestudeerd om militair personeel te detacheren om de functie van noodplanningsambtenaar uit te oefenen. Op basis van de informatie waarover ik beschik, lost deze optie evenwel de financiële problemen niet op. Na een stagejaar dat door Defensie wordt gefinancierd, valt hun bezoldiging immers ten laste van de gemeente die ze tewerkstelt. Gezien hun anciënniteit zal die bezoldiging ook hoog liggen en gevoelig hoger dan die van een gemeenteambtenaar.

Toch denk ik dat de steun die mijn diensten en de gouverneurs bieden, het mogelijk maakt aan het gebrek aan middelen tegemoet te komen. Bovendien stellen sommige gouverneurs voor nauwere begeleiding leden van het provinciepersoneel ter beschikking van de gemeente.