SÉNAT DE BELGIQUE | BELGISCHE SENAAT | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
Session 2009-2010 | Zitting 2009-2010 | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
7 décembre 2009 | 7 december 2009 | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
Question écrite n° 4-5650 | Schriftelijke vraag nr. 4-5650 | ||||||||
de Christine Defraigne (MR) |
van Christine Defraigne (MR) |
||||||||
au ministre de la Justice |
aan de minister van Justitie |
||||||||
________ | ________ | ||||||||
Viol - Chiffres - Répression - Inefficacité - Peines peu sévères | Verkrachting - Cijfers - Beteugeling Ondoeltreffendheid - Lichte straffen | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
violence sexuelle poursuite judiciaire preuve sanction pénale |
seksueel geweld gerechtelijke vervolging bewijs strafsanctie |
||||||||
________ | ________ | ||||||||
|
|
||||||||
________ | ________ | ||||||||
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-3857 | Herindiening van : schriftelijke vraag 4-3857 | ||||||||
________ | ________ | ||||||||
Question n° 4-5650 du 7 décembre 2009 : (Question posée en français) | Vraag nr. 4-5650 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Frans) | ||||||||
La presse a publié, dans le courant du mois de juin 2009, des chiffres relatifs au nombre de viols ayant fait l'objet d'une enquête en Belgique et ayant abouti à un jugement. Sur cent dossiers de viol ouverts entre 2001 et 2007, seuls quatre ont donné lieu à une condamnation à un emprisonnement allant de dix-huit mois à trois ans. Dans un seul cas, l'auteur a purgé de façon effective sa peine des prisons. Les trois autres ont bénéficié d'un sursis. Dans la moitié des cas, l'affaire a été clôturée faute d'avoir pu identifier l'auteur. Dans les autres cas, un suspect a pu être identifié mais les preuves se sont avérées insuffisantes. Il s'agit de résultats inquiétants surtout quand on sait que le viol ne constitue pas un phénomène isolé. Une femme sur cinq serait, en effet, victime un jour d'un viol ou d'une tentative de viol. Les Nations unies ont d'ailleurs mené campagne par l'intermédiaire de leur secrétaire général, Ban Ki-moon, pour mobiliser l'opinion publique afin de donner aux grands décideurs politiques la volonté d'en finir avec une violence aussi séculaire qu'intolérable. 1. J'aimerais, dès lors, savoir si ces chiffres sont exacts. Si oui, quelles sont les raisons d'une telle inefficacité dans la répression de ce type d'infractions ? 2. Enfin, pouvez-vous m'expliquer pourquoi, lorsque l'affaire donne lieu à un jugement, les peines infligées sont si peu sévères ? |
In de loop van de maand juni 2009 verschenen in de pers cijfers over het aantal verkrachtingen in België dat het voorwerp is geweest van een gerechtelijk onderzoek en waarover een vonnis is geveld. In slechts vier van de honderd dossiers die tussen 2001 en 2007 werden geopend, werd een gevangenisstraf uitgesproken van achttien maanden tot drie jaar. In één enkel geval heeft de dader zijn celstraf effectief uitgezeten. De andere drie werden voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De helft van de dossiers werd geseponeerd omdat de dader niet kon worden geïdentificeerd. In de andere helft kon een verdachte worden geïdentificeerd, maar konden onvoldoende bewijzen worden voorgelegd. Dat zijn onrustwekkende resultaten, vooral als men weet dat verkrachtingen veel voorkomen. Een vrouw op vijf zou ooit het slachtoffer worden van een verkrachting of een poging tot verkrachting. De Verenigde Naties hebben door bemiddeling van hun secretaris-generaal Ban Ki-moon trouwens campagne gevoerd om de publieke opinie te mobiliseren teneinde de grote politieke beleidsmakers ertoe aan te zetten een einde te stellen aan deze eeuwenoude, maar ontoelaatbare vorm van geweld. 1. Zijn die cijfers correct? Zo ja, welke zijn de redenen voor de inefficiënte beteugeling van een dergelijk misdrijf? 2. Kunt u mij, tot slot, uitleggen waarom er, als het dan al tot een veroordeling komt, zo'n lichte straffen worden uitgesproken? |
||||||||
Réponse reçue le 24 mars 2010 : | Antwoord ontvangen op 24 maart 2010 : | ||||||||
Réponse aux questions 1 et 2 : Les informations dont il est fait mention dans votre question proviennent d’un exposé tenu par Mme Danièle Zucker le 16 juin 2009 au Sénat. Elles sont issues d’une recherche européenne (programme Daphné) menée par le professeur Liz Kelly de la London Metropolitan University. La recherche comprend deux volets : un volet général portant sur trente-trois pays européens réalisé à Londres. Un second portant plus spécifiquement sur onze pays européens. Les données en matière de viols (« cent dossiers viol ») ont été récoltées dans onze pays européens. Danièle Zucker et sa collaboratrice ont pris en charge la partie belge de ce second volet. Les remarques qui suivent sont données à titre préalable sur base des éléments d’informations dont je dispose actuellement. Sur les données statistiques de la recherche : Il y a deux volets à la recherche. Un premier volet de 2001 à 2007 qui tend à faire des constatations d’ordre général ; le nombre de dépôts de plainte et le nombre de condamnations. L’autre volet est la recherche belge avec la sélection des cent dossiers de 2001 à 2007. Une sélection de cent dossiers viol a été faite sur base d’une liste de cinq critères restrictifs déterminés par Londres (une décision prise par un tribunal, un fait « viol » au sens strict, un auteur majeur, une victime majeure, une seule victime). Les indications et précautions méthodologiques détaillées n’ont pas été communiquées lors de l’exposé. Il ne m’est donc pas encore possible de déterminer si les conclusions déduites sur base de l’échantillon retenu peuvent être généralisées à l’ensemble des dossiers viols en Belgique. Quoi qu’il en soit, la période 2001 à 2007 est une période au cours de laquelle on a assisté à une forte augmentation du nombre de plaintes en matière de viol. Selon le procureur général de Liège, cette période s’inscrit notamment dans le contexte de l’après « affaire Dutroux » ; les chiffres avancés par Mme Zucker sont donc à prendre avec la plus grande précaution. Cette forte augmentation n’a en effet pas été suivie d’une forte augmentation du nombre de condamnations. Sur la publication du rapport final de la recherche : Comme indiqué dans ma réponse aux précédentes questions orales posées sur le même sujet (de Hilde Vautmans, Stefaan Van Hecke, Els De Rammelaere, Sonia Becq, (voir Compte rendu de la séance plénière du 18 juin 2009), n° 4-3699 de Sabine de Bethune et n° 4-993 de Lieve Van Ermen), je ne dispose pas encore du rapport de cette étude, laquelle paraît toujours être en cours de finalisation. Initialement, le document final avait été annoncé pour la fin du mois de juin. Depuis lors, sa publication a été postposée. Cependant celle-ci avait été annoncée dans le courant du mois d’août 2009. Il apparaît donc dans ce contexte être prématuré de tirer quelque conclusion que ce soit sans avoir pu prendre connaissance de façon approfondie de la méthodologie ainsi que de la validité et la fiabilité scientifiques des données retenues. Les recommandations dont Mme Zucker a fait état lors de son exposé seront analysées avec la plus grande attention, les prenant le cas échéant en considération dans la suite qu’il m’appartient de délivrer au rapport de la récente évaluation des lois dites de 1995 et de 2000 en matière de mœurs, disponible sur le site : http://www.politiquecriminelle.be. |
Antwoord op vragen 1 en 2: De informatie uit uw vraag komt uit een uiteenzetting die door mevrouw Danièle Zucker op 16 juni 009 in de Senaat werd gegeven. De informatie is afkomstig uit een Europees onderzoek (Daphné-programma) dat door professor Liz Kelly van de London Metropolitan University werd gevoerd. Het onderzoek omvat twee luiken: een algemeen luik over drieëndertig Europese landen, waarvoor het onderzoek in Londen werd gevoerd; een tweede luik dat meer specifiek op elf Europese landen was gericht. De gegevens inzake verkrachting (“honderd verkrachtingsdossiers”) werden in elf Europese landen verzameld. Danièle Zucker en haar medewerkster hebben het Belgische deel van dit tweede luik uitgevoerd. Volgende opmerkingen worden voorafgaandelijk meegegeven op basis van informatie-elementen waarover ik op dit moment beschik. Betreft de statistische onderzoeksgegevens: Het onderzoek telt twee luiken. Een eerste luik van 2001 tot 2007 waarin algemene feiten, het aantal ingediende klachten en het aantal veroordelingen worden gegeven. Het andere luik omvat het Belgische onderzoek met de selectie van de honderd dossiers van 2001 tot 2007. Er werd een selectie gemaakt van honderd verkrachtingsdossiers op basis van een lijst van vijf beperkende criteria die door Londen werden bepaald (een beslissing van de rechtbank, een feit van “verkrachting” in strikte zin, een meerderjarige dader, een meerderjarig slachtoffer, een enkel slachtoffer). De gedetailleerde methodologische aanwijzingen en voorzorgsmaatregelen werden tijdens de uiteenzetting niet aangehaald. Ik kan dus nog niet uitmaken of de op basis van het weerhouden proefstuk geformuleerde besluiten tot alle verkrachtingsdossiers in België kunnen worden veralgemeend. Tussen 2001 en 2007 werd een sterke toename van het aantal klachten inzake verkrachting vastgesteld. De procureur-generaal van Luik meent dat deze periode meer bepaald binnen de context past van hetgeen na de Dutrouxzaak plaatsvond. De cijfers van mevrouw Zucker moeten dus met enige omzichtigheid worden opgevat. Deze sterke toename had immers geen grote stijging van het aantal veroordelingen tot gevolg. Betreft de publicatie van het eindverslag van het onderzoek: Zoals vermeld in mijn antwoord op vorige mondelinge vragen over hetzelfde onderwerp (van Hilde Vautmans, Stefaan Van Hecke, Els De Rammelaere, Sonia Becq (zie Verslag van de Plenumvergadering van 18 juni 2009), nr. 4-3699 van Sabine de Bethune en nr. 4-993 van Lieve Van Ermen), beschik ik nog niet over het verslag van deze studie. Deze wordt nog steeds gefinaliseerd. Oorspronkelijk was het einddocument aangekondigd voor eind juni. De publicatie werd sindsdien uitgesteld. Deze werd nochtans in de loop van augustus 2009 verwacht. In deze context lijkt het dus voorbarig om eender welk besluit te trekken, zonder uitgebreide kennis te hebben genomen van de methodologie en de wetenschappelijke geldigheid en betrouwbaarheid van de weerhouden gegevens. De aanbevelingen die mevrouw Zucker heeft uiteengezet zullen met de grootste toewijding worden onderzocht en zullen, zo nodig, in aanmerking worden genomen voor het gevolg dat ik zal moeten geven aan het verslag van de recente evaluatie van de wetten van 1995 en 2005 inzake zeden dat beschikbaar is op: http://www.strafrechtelijkbeleid.be. |