SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
26 aôut 2009 26 augustus 2009
________________
Question écrite n° 4-4181 Schriftelijke vraag nr. 4-4181

de Yves Buysse (Vlaams Belang)

van Yves Buysse (Vlaams Belang)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l'Intégration sociale

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie
________________
Maisons de repos et de soins - Personnes âgées des pays voisins Rust- en verzorgingstehuizen - Bejaarden uit buurlanden 
________________
équipement social
personne âgée
France
ressortissant de l'UE
ressortissant étranger
sociale voorzieningen
bejaarde
Frankrijk
EU-onderdaan
buitenlandse staatsburger
________ ________
26/8/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 24/9/2009)
25/11/2009Dossier gesloten
26/8/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 24/9/2009)
25/11/2009Dossier gesloten
________ ________
Réintroduite comme : question écrite 4-5268 Réintroduite comme : question écrite 4-5268
________ ________
Question n° 4-4181 du 26 aôut 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-4181 d.d. 26 augustus 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le 24 octobre 2003, j’avais posé à votre prédécesseur plusieurs questions relatives à la présence de personnes âgées originaires des pays voisins dans les maisons de repos et de soins belges (question n° 3-388).

La réponse du ministre mentionnait qu’il existait/existe effectivement un problème concernant l’hébergement de patients étrangers dans les maisons de repos et de soins belges et ce dans le cadre de la planification des institutions d’hébergement à long terme pour personnes âgées.

Le problème en question était examiné par le groupe de travail intercabinets « personnes âgées ». La réponse mentionnait aussi qu’un groupe de travail spécifique étudiait le problème de la coopération frontalière entre la Belgique et l’Interrégionale Nord-Pas-de-Calais et qu’une enquête spécifique serait réalisée pour quantifier et préciser ce phénomène.

À l’époque, le ministre s’était engagé à me communiquer les résultats et les conclusions dès la fin de l’examen du dossier par le groupe de travail intercabinets . Nous voilà six ans plus tard et à ce jour, je n’ai toujours pas reçu la moindre information complémentaire.

Je souhaite une réponse aux questions suivantes.

Quels furent les constats chiffrés du groupe de travail intercabinets au sujet du nombre de patients étrangers dans les MRS belges ?

Quelles furent les conclusions en matière de politique à mener ?

Parmi ces conclusions/propositions, lesquelles ont-elles été reprises par la ministre ?

 

Op 24 oktober 2003 stelde ik aan uw voorganger enkele vragen over de aanwezigheid van bejaarden afkomstig uit onze buurlanden in de Belgische rust- en verzorgingstehuizen (vraag nr. 3-388).

In het antwoord van de minister werd toen gesteld dat er inderdaad een probleem was/is in verband met de opvang van buitenlandse patiënten in Belgische rust- en verzorgingstehuizen en dit in het kader van de planning van de instellingen voor lange termijnhuisvesting van ouderen.

Het probleem in kwestie bleek het voorwerp van onderzoek te zijn in de interkabinettenwerkgroep “Ouderenzorg”. Tevens werd in het antwoord gemeld dat er een specifieke werkgroep bezig was met een onderzoek naar de grensoverschrijdende samenwerking tussen België en de interregionale Nord-Pas de Calais en dat er een specifieke enquête zou worden georganiseerd om dat fenomeen te kwantificeren en nader te omschrijven.

De minister beloofde mij toen dat van zodra de interkabinettenwerkgroep het dossier zou hebben behandeld hij de resultaten en de conclusies aan mij zou meedelen. We zijn nu bijna 6 jaar verder en tot op dit ogenblik heb ik nog steeds geen bijkomende informatie gekregen.

Graag antwoord op volgende vragen:

Wat waren de cijfermatige vaststellingen van de interkabinettenwerkgroep in verband met het aantal buitenlandse patiënten in Belgische RVT’s?

Welke beleidsconclusies werden voorgesteld?

Welke van die conclusies/voorstellen werden door de minister overgenomen?