SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2007-2008 Zitting 2007-2008
________________
20 février 2008 20 februari 2008
________________
Question écrite n° 4-360 Schriftelijke vraag nr. 4-360

de Dirk Claes (CD&V N-VA)

van Dirk Claes (CD&V N-VA)

à la ministre de la Fonction publique et des Entreprises publiques

aan de minister van Ambtenarenzaken en Overheidsbedrijven
________________
SNCB - Ponctualité NMBS - Stiptheid 
________________
Société nationale des chemins de fer belges
transport public
transport de voyageurs
Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
openbaar vervoer
reizigersvervoer
________ ________
20/2/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 20/3/2008)
19/3/2008Dossier gesloten
20/2/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 20/3/2008)
19/3/2008Dossier gesloten
________ ________
Requalification de : demande d'explications 4-76
Réintroduite comme : question écrite 4-711
Requalification de : demande d'explications 4-76
Réintroduite comme : question écrite 4-711
________ ________
Question n° 4-360 du 20 février 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-360 d.d. 20 februari 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Infrabel vient de communiquer les chiffres relatifs à la ponctualité du trafic ferroviaire en Belgique pour l’année 2007. Ces chiffres, extrêmement mauvais, sont au plus bas pour le trafic de passagers.

Selon les chiffres, seulement 89,2% des trains sont arrivés à destination avec un retard de moins de cinq minutes. Bon nombre de voyageurs, soutenus par plusieurs organisations de consommateurs et par le Bond van Trein-, Tram- en Busgebruikers, estiment que ces chiffres ne reflètent pas la réalité et ont une perception encore plus négative de la situation.

Une bonne politique de mobilité commence par des transports publics confortables et fiables et un réseau bien développé. Si les transports publics veulent offrir une réelle alternative à la voiture, tant pour les déplacements entre le domicile et le lieu de travail que pour un usage moins régulier, il y a lieu d’organiser rapidement un service correct sur lequel les gens peuvent compter.

Dans ce cadre, j’ai également appris que le ministre avait l’intention de lier les tarifs des transports publics à leur ponctualité.

Pour ce faire, une évaluation correcte de la ponctualité est d’une importance capitale. Pour mener une bonne politique qui tienne compte de la réalité et permettre de réaliser les adaptations qui s’imposent, il faut disposer de chiffres globaux corrects.

Le règlement actuel relatif à la ponctualité ne respecte pas cet objectif. Seule l’heure d’arrivée est enregistrée et on ne comptabilise que les retards qui dépassent cinq minutes. On ne prend en compte ni les retards en cours de trajet et dans les gares intermédiaires ni les correspondances ratées par les voyageurs. De plus, on ne tient absolument pas compte des trains supprimés. En outre, le système actuel n’est pas basé sur des critères clairs et précis, et les sociétés de transport elles-mêmes peuvent l’interpréter de manière trop souple.

- La ministre a-t-elle l’intention de s’atteler effectivement à la ponctualité des transports publics ?

- Quels sont ses objectifs à court et à moyen terme et quels moyens mettra-t-elle en œuvre à cet effet ?

- Entend-elle optimaliser l’évaluation de la ponctualité des transports publics dans notre pays ?

- Quelles mesures prendra-t-elle si aucune amélioration n’est constatée au cours du prochain semestre ?

 

Recentelijk werden door Infrabel de cijfers vrijgegeven betreffende de stiptheid van het treinverkeer in België, voor het jaar 2007. Deze cijfers zijn uitermate negatief en betekenen een echt dieptepunt voor het personenverkeer per trein.

Volgens de cijfers bereikte slechts 89,2% van de treinen binnen een marge van vijf minuten zijn eindbestemming. Toch voelen vele reizigers aan, gesteund door diverse consumentenorganisaties en de Bond van Trein-, Tram- en Busgebruikers, dat dit de werkelijke toestand niet correct weergeeft. In de realiteit wordt de situatie nog negatiever gepercipieerd.

Een goed mobiliteitsbeleid start met een betrouwbaar en een comfortabel openbaar vervoer en een goed uitgebouwd netwerk. Wanneer het openbaar vervoer een werkelijk alternatief wil bieden voor de auto, zowel voor het woon-werkverkeer als voor het minder reguliere gebruik, moet er dringend werk worden gemaakt van een degelijke dienstverlening waarop de mensen kunnen vertrouwen.

Ik heb in dat kader ook vernomen dat de geachte minister de prijzen van het openbaar vervoer wil laten afhangen van de stiptheid.

Voor dit alles is een goede meting van de stiptheid natuurlijk van primordiaal belang. Alleen op basis van correcte en allesomvattende cijfers kan er een goed beleid worden gevoerd dat rekening houdt met de realiteit en dat het mogelijk maakt om bij te sturen waar nodig.

De huidige stiptheidsregeling komt deze doelstelling niet na. Er wordt alleen gekeken naar het moment van aankomst en de teller begint pas te lopen vanaf meer dan vijf minuten vertraging. De vertraging onderweg en in de tussenstations wordt niet opgenomen, evenals de gemiste verbindingen van reizigers. Daarnaast wordt er helemaal geen rekening gehouden met de afgeschafte treinen. Het huidige systeem staat bovendien los van duidelijke en vaste criteria en kan door de vervoersmaatschappijen zelf te flexibel worden opgevat.

- Is de geachte minister van plan om werkelijk werk te maken van een stipter openbaar vervoer?

- Wat zijn haar doelstellingen op korte en op middellange termijn en welke middelen zal zij hiertoe inzetten?

- Is zij van plan om te streven naar een optimalisering van de stiptheidsmeting van het openbaar vervoer in ons land?

- Wat zal zij ondernemen wanneer er geen verbetering is vast te stellen in het volgende semester?