SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
12 janvier 2009 12 januari 2009
________________
Question écrite n° 4-2610 Schriftelijke vraag nr. 4-2610

de Wouter Beke (CD&V)

van Wouter Beke (CD&V)

à la ministre de l'Intégration sociale, des Pensions et des Grandes villes

aan de minister van Maatschappelijke Integratie, Pensioenen en Grote Steden
________________
Pensions - Régularisation des années d'études - Carrières mixtes Pensioenen - Regularisatie van studiejaren - Gemengde loopbanen 
________________
régime de retraite
carrière professionnelle
condition de la retraite
profession indépendante
pensioenregeling
beroepsloopbaan
pensioenvoorwaarden
zelfstandig beroep
________ ________
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
5/2/2009Antwoord
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
5/2/2009Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 4-1634 Réintroduction de : question écrite 4-1634
________ ________
Question n° 4-2610 du 12 janvier 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-2610 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le 27 juin 2008, j'ai posé à ce sujet une question écrite n° 4-1194 à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique. La ministre me renvoyait dans sa réponse à la ministre des Pensions.

Quiconque a travaillé en tant que salarié avant ou après ses études et souhaite faire valoir ses années d’études pour le calcul de sa pension, doit introduire une demande de régularisation dans les dix années suivant la fin de ses études. Un indépendant peut également faire régulariser ses années d’études, à condition qu’il ait exercé son activité d’indépendant avant la période d’études en question ou qu’il ait acquis la qualité d’indépendant dans les 180 jours suivant la fin de ladite période.

À première vue, cela semble très clair. Pourtant, de nombreux malentendus surgissent dans la pratique. Prenons l’exemple d’un avocat qui travaille en tant que salarié pendant une courte période après ses études, mais exerce par la suite une activité d’indépendant durant le reste de sa carrière. Il se sentira indépendant toute sa vie et, souvent, ne se rendra même plus compte, après quelques années, qu’il a un jour été salarié. Il oubliera dès lors de faire régulariser ses années d’études dans les dix ans suivant la fin de ses études et devra ensuite constater que la régularisation n’est pas possible dans le statut indépendant puisqu’il aura travaillé quelque temps comme salarié après ses études. Cet exemple illustre à nouveau que notre système de pensions a été conçu à une époque où les carrières étaient homogènes et qu’il n’est plus adapté à la plus grande flexibilité des carrières.

Dans un pareil cas, il serait plus équitable de faire régulariser les années d’études dans le régime où l’intéressé a accompli sa carrière principale, au lieu de ne tenir compte que du régime auquel il était soumis juste après les études.

Dans sa réponse à ma question du 27 juin 2008, la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique déclarait que « la proposition du membre, de faire régulariser les années d'études dans le régime dans lequel l'assuré social a exercé sa carrière principale, me paraît en effet être une proposition équitable, qui est adaptée à une plus grande flexibilité de carrière. Pour pouvoir réaliser cette proposition, une solution au problème exposé pourrait être la suppression éventuelle du délai d'introduction de la demande d'assimilation des périodes d'études en régime salarié ». C'est pourquoi elle renvoie aussi à la ministre.

J'aimerais recevoir une réponse aux questions suivantes :

1) La ministre reconnaît-elle le problème ?

2) Envisage-t-elle de rendre la réglementation actuelle en matière de régularisation des années d'études plus équitable en tenant davantage compte de l'ensemble de la carrière professionnelle ?

3) Dans l'affirmative, quand proposera-t-elle cette modification ?

 

Op 27 juni 2008 stelde ik hieromtrent een schriftelijke vraag nr. 4-1194 aan de minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid. In haar antwoord verwees de minister naar de minister van Pensioenen.

Wie werknemer geweest is voor of na zijn studies en zijn studiejaren wil laten meetellen voor zijn pensioen, dient binnen de tien jaar na het einde van zijn studies een regularisatie van zijn studiejaren aan te vragen. Ook een zelfstandige kan zijn studieperiode regulariseren, op voorwaarde dat hij zelfstandige was voor de studieperiode of binnen de honderd tachtig dagen na het einde van zijn studieperiode de hoedanigheid van zelfstandige heeft verworven.

Op het eerste gezicht lijkt dat heel duidelijk. Toch zijn er in de praktijk nogal wat misverstanden. Neem bijvoorbeeld een advocaat die na zijn studies even aan de slag gaat als werknemer, maar daarna voor de rest van zijn carrière zelfstandige is. Zo iemand voelt zich helemaal zelfstandige en is er zich na enkele jaren vaak zelfs niet meer van bewust dat hij ooit even werknemer geweest is. Dan vergeet hij uiteraard binnen de tien jaar na zijn studies zijn studieperiode te regulariseren en moet hij achteraf vaststellen dat regularisatie in het stelsel van de zelfstandigen ook niet kan, vermits hij na zijn studies even werknemer was. Opnieuw een voorbeeld van hoe onze pensioenregeling geconcipieerd is in een tijd van homogene loopbanen en niet meer aangepast is aan de grotere loopbaanflexibiliteit.

In zulk geval zou het billijker zijn de studiejaren te laten regulariseren in het stelsel waarin betrokkene zijn hoofdzakelijke loopbaan heeft verricht, in plaats van alleen maar rekening te houden met de tewerkstelling vlak na de studies.

In haar antwoord op mijn vraag van 27 juni 2008 stelde de minister van KMO’s, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid dat “ het voorstel van het geachte lid, om de studiejaren te laten regulariseren in het stelsel waarin de sociaal verzekerde zijn hoofdzakelijke loopbaan heeft verricht, lijkt mij inderdaad een billijk voorstel te zijn, dat aangepast is aan een grotere loopbaanflexibiliteit ”. Om dit voorstel te kunnen realiseren, zou – aldus de minister – “ een eventuele afschaffing van de termijn voor het indienen van een aanvraag tot gelijkstelling van studieperiodes in de regeling voor werknemers een oplossing kunnen bieden ”. Daarom verwees zij ook door naar de geachte minister.

Graag kreeg ik daarom een antwoord op de volgende vragen :

1) Erkent de geachte minister eveneens het probleem ?

2) Overweegt zij de bestaande regeling inzake regularisatie van studiejaren billijker te maken door meer rekening te houden met het geheel van de beroepsloopbaan ?

3) Zo ja, voor wanneer stelt zij zulke regeling in het vooruitzicht ?

 
Réponse reçue le 5 février 2009 : Antwoord ontvangen op 5 februari 2009 :

Je renvoie à la réponse à la question n° 4-1195 que vous avez posée en date du 27 juin 2008.

J’y insistais sur le fait que la limitation dans le temps avait été instaurée notamment pour des raisons budgétaires. Si la possibilité de demande était reportée jusqu’à la date de prise de cours de la pension, cela aurait des conséquences préjudiciables sur le plan financier.

Par ailleurs, la limitation dans le temps est la conséquence logique du principe selon lequel le paiement effectif des cotisations doit se situer le plus près possible de la période à laquelle a trait le paiement de ces cotisations.

Procéder autrement donnerait lieu à une discrimination. Non seulement le régime de la sécurité sociale perdrait des revenus, mais encore les personnes concernées qui ont eu la chance de poursuivre des études obtiendraient, moyennant un paiement avantageux de cotisations, un revenu de pension supplémentaire immédiat, en plus d’un avantage fiscal plus élevé.

Je tiens à souligner que la période de régularisation a été étendue de cinq à 1dix ans après la fin des études afin de permettre aux anciens étudiants d’épargner et d'ainsi avoir la possibilité de payer effectivement les cotisations.

Cependant, je suis consciente que certains cas posent problème, parce que des cotisations de régularisation ont été indûment payées ou parce qu’on réalise trop tard qu’elles doivent être payées dans un certain délai ou encore en cas de carrière mixte. C’est pourquoi, j’ai demandé à l’Office national des Pensions d’examiner cette problématique.

Ik verwijs naar het antwoord op de vraag nr. 4-1195 die u gesteld hebt op 27 juni 2008.

Ik heb er toen al op gewezen dat de beperking in tijd vooral werd ingesteld om budgettaire redenen. Indien de mogelijkheid tot aanvraag uitgesteld zou worden tot aan de ingangsdatum van het pensioen, dan zou dit op financieel vlak nadelige gevolgen hebben.

Anderzijds is de beperking in tijd het logische gevolg van het principe dat de effectieve bijdragebetaling zo dicht mogelijk moet liggen bij de periode waarop die bijdragebetaling betrekking heeft.

Anders beslissen zou aanleiding geven tot een discriminatie. Niet alleen zou de sociale zekerheid inkomsten verliezen, maar ook zouden de personen die het geluk gehad hebben om te mogen en kunnen studeren, mits een voordelige bijdragebetaling, naast een groter fiscaal voordeel ook een onmiddellijke bijkomende pensioenopbrengst verkrijgen.

Ik wil u erop wijzen dat de regularisatieperiode van vijf jaar na het einde van de studies op tien jaar na het einde van de studies werd gebracht om de gewezen studenten toe te laten om te sparen zodat ze in de mogelijkheid zouden zijn om de bijdragen ook effectief te betalen.

Ik ben er mij echter van bewust dat er zich in een aantal gevallen problemen stellen omdat regularisatiebijdragen onrechtmatig betaald werden, omdat men te laat beseft dat ze binnen een bepaalde termijn moeten worden betaald, of bij een gemengde loopbaan. Daarom heb ik aan de Rijksdienst voor Pensioenen gevraagd om deze problematiek te onderzoeken.